Aan het einde van een lange werkdag vroeg een vriendin me mee naar een lezing. Dan moet ik weer zo lang stilzitten, appte ik terug. Dat verraste haar, want ik zag er volgens haar niet uit als iemand die niet kan stilzitten. Vragen schoten door mijn hoofd. Is het mijn eigen verbeelding dat ik niet stilzit, of ziet zij het niet aan mij? En als zij het niet ziet, is dat dan omdat ze zelf te onrustig is om het aan mij te zien? Of ben ik zelf zo onrustig dat ik niet doorheb dat ik helemaal niet onrustig overkom?
Kun je ooit aan de buitenkant zien wat er in iemand omgaat? Bestaat er eigenlijk wel zoiets als een innerlijk? Dat lijkt misschien een rare vraag, maar zouden deze gedachten er zijn geweest zonder woorden? En wat is taal anders dan buitenkant?
Tijdens Denkkracht (een fantastisch filosofiefestival) in Haarlem hekelde bioloog Midas Dekkers de pogingen van mensen om via artificiële intelligentie in gesprek te komen met niet-menselijke dieren. Om dieren te begrijpen hebben we geen woorden nodig, maar moeten we gewoon heel goed kijken. Dat doen we doorgaans ook – ook bij mensen. Taal gebruiken we vooral om te liegen, volgens Dekkers: ‘Dieren praten niet omdat ze niets te zeggen hebben en mensen praten zo veel om dat te verbergen.’
Goed gezien. En dat allemaal vanaf de buitenkant. Volgens Ludwig Wittgenstein (1889-1951) is het lichaam het beste beeld van de ziel. Ook goed gezien.
Zouden we meer innerlijke rust hebben als we meer aandacht hebben voor de buitenkant?