Home Jean-Luc Marion: ‘Wij zijn ondergedompeld in liefde’

Jean-Luc Marion: ‘Wij zijn ondergedompeld in liefde’

Door Maarten Meester op 18 april 2005

04-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Het bestaan begint met de vraag: “houdt iemand van mij?”‘ Jean-Luc Marion staat bekend als een van de grootste Descartes-kenners ter wereld. Maar in zijn zoektocht naar de betekenis van liefde verlaat de Franse filosoof Descartes’ individualistische ‘ik denk, dus ik ben’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Jean-Luc Marion schrijft een boek over de liefde, maar draagt het aan niemand op. De Franse filosoof gelooft in God, noemt hem zelfs ‘de beste minnaar’, maar durft niet te zeggen of Hij bestaat. Marion stelt dat erotiek altijd begint met een sprong in het ongewisse, waarbij degene die de eerste stap durft te zetten moet gokken of zijn initiatief welkom is, maar beargumenteert dat Ruud Lubbers de VN-medewerkster die hem van ongewenste intimiteiten beschuldigde mogelijk heeft verkracht.

Wat verstaat u onder liefde? Kun je van auto’s houden? Kun je zeggen‘ik houd van mijn BMW?’
‘Onmogelijk. ’

De liefde bij Fransen voor het eten is spreekwoordelijk. Kun je van eten houden?
‘Nee, je houdt niet van het eten zelf, je houdt van de effecten die het produceert. Voor mij heeft liefde alles te maken met wederkerigheid, geliefd worden door, en je kunt niet zeggen dat het eten van jou houdt, iets teruggeeft.’

Kun je van boeken houden? Je kunt toch zeggen dat een boek iets voor je doet, je leven verrijkt?
Marion pakt zijn Phénomène érotique van tafel. ‘Dit is geen boek, dit ben ik. Mijn boek is een manier voor mij om aanwezig te zijn bij mensen die ik niet ken. Als je zegt “ik houd van een boek” dan bedoel je “ik houd” van de ervaring die het boek me geeft”. Die ervaring dank je aan de schrijver.’

Kunnen dieren van mensen houden, en vice versa?
‘Dat weten we niet. Mensen zeggen van hun hond “hij likt mijn hand en wil daarmee zeggen dat hij van mij houdt”. Wij weten niet wat de intentie van een dier is, daar kunnen we alleen maar naar raden.’

Vriendschappelijk gebaar
Speelt bij liefde, of specifieker, bij erotiek, niet altijd het probleem dat we alleen maar kunnen raden naar de intentie van de ander? Ruud Lubbers zou zich als hoge secretaris van de VN seksuele vrijpostigheden hebben veroorloofd. Zelf zegt hij dat hij alleen zijn hand op haar rug heeft gelegd. Volgens hem een vriendschappelijk gebaar, volgens haar een ongewenste intimiteit. Maar je weet toch nooit zeker of er sprake is van liefde, zelfs als de ander beweert van wel? Misschien begrijp je elkaar verkeerd. Misschien liegt een van de partners. ‘Inderdaad weet je dat nooit. Dat is het issue van Le Phénomène érotique, liefde is nooit af, is altijd iets wat moet komen. Het beste wat je kunt verwachten, is dat je aan het einde weet of iemand van je gehouden heeft. Toch moet ik bij de vraag of Lubbers juist handelde wel een onderscheid maken. Er is namelijk iets vreemds aan het menselijk lichaam. Aan de ene kant is het un corps, een lichaam als elk ander fysiek lichaam, zoals een pen of een recorder. Een lichaam dat je kunt aanraken. Aan de andere kant is het menselijk lichaam ook une chair, een lichaam dat zelf kan voelen of aanraken. Meestal ondervindt la chair weerstand als het andere lichamen aanraakt, het voelt zich afgewezen. Nu kan het voorkomen – en die situatie is behoorlijk zeldzaam – dat la chair in contact komt met een ander chair en dat het te horen krijgt: ga door. Dat is de vraag bij de affaire-Lubbers: als hij haar inderdaad op intieme wijze betastte, kreeg zijn chair toen de boodschap “ga door”? Zo nee, dat was het strikt gesproken verkrachting.’

Dus als verschillende chairs ‘ga door’ zeggen, zoals bij groepsseks, is er sprake van liefde?
‘Zoals gezegd is liefde volgens mij in de eerste plaats: willen dat iemand míj liefheeft. Het moet om mij gaan en niet om een ander, om non-substitutie, onvervangbaarheid. Als ik met twaalf mensen tegelijk seks heb, wordt die claim niet vervuld. Niemand ontfermt zich over mij, niemand zegt: ik houd onvoorwaardelijk van je. Stel je voor dat je zegt “ik houd van je, precies op dezelfde manier als ik van mijn andere minnaar houd”. Als je zegt “ik houd van je”, dan kun je daar geen beperkingen aan hangen. Je kunt niet zeggen “ik houd van je voor twee maanden”. Je moet doen alsof het voor eeuwig is. En de ander moet doen alsof hij daarvan overtuigd is. Als beiden dat niet van het begin af aan als een a priori voorwaarde aannemen, is er geen liefde.’

U had de pas overleden filosoof Jacques Derrida als leraar. Heeft u van hem gehouden?
‘Dat kan ik niet zeggen. Jacques en ik debatteerden, we verschilden van mening. Ik mis hem als een intellectuele vriend en als een persoon. Voor mij is er sprake van liefde als een vriend mede jouw identiteit bepaalt. Je hebt vrienden die op een bepaald moment meer jouw zelf waren dan jij zelf, die je in staat stelden bepaalde doelen te verwerkelijken. Uiteindelijk draait het hier om: ik heb geen zelf-identiteit tenzij ik erkend word door de ander. Ik kan niet van mezelf houden door de hele dag maar in de spiegel te kijken, ik kan alleen van mezelf houden via de omweg van de ander. Descartes heeft aangetoond dat ik besta: ik denk dus ik ben. De techniek, de wetenschap de logica en de kenfilosofie maken het aannemelijk dat er om mij heen objecten bestaan. En wat dan nog? Wat is dat voor bestaan? Ik noem dat de vanité, de leegte. To be or not to be, dat is niet de vraag. Nee, het begint met de vraag: m’aime-t-on?, houdt men van mij? Hier begint wat ik la réduction érotique noem, de erotische reductie. Stap een: je stelt jezelf de vraag: houdt iemand van me? Stap twee: je zet de claim tussen haakjes dat de ander jouw liefde moet beantwoorden. Liefhebben is altijd een sprong in het ongewisse. Als elke minnaar pas in actie zou komen als hij of zij zeker wist dat de liefde wederzijds was, zou er nooit iets amoureus voorvallen. Nee, je zegt: ik houd hoe dan ook van de ander, of hij/zij nu van mij houdt of niet. Dit is het echte begin van het proces van liefhebben, als je het erop waagt niet lief te worden gehad terwijl je zelf wel liefhebt.’

U schrijft een boek over de liefde maar draagt dat aan niemand op. Een opdracht is toch een uitgelezen kans om een geliefde de liefde te betuigen, zeker als die een plaats krijgt in een boek als Le Phénomène érotique?
‘Vanwege het onderwerp was het niet mogelijk het boek aan iemand op te dragen. Dat is zo centraal en universeel. In de introductie moet ik toegeven dat ik het geschreven heb en dat het tot op zekere hoogte een persoonlijk verhaal is, maar daarna heb ik gedaan wat ik kon om de analyse te ontdoen van welke individuele situatie dan ook, inclusief mijn persoonlijke ervaring. Ik probeer het concept van de liefde opnieuw te overdenken vanuit de fenomenologische ervaring van een ego dat zich richt op een ander. Alles wat over de liefde is gezegd en geschreven, probeer ik weg te wissen. Waarom? Omdat het woord “liefde” zijn betekenis heeft verloren. Het kan zelfs prostitutie betekenen. Niets voor niets zeggen we in Frankrijk faire l’amour, net als faire la guerre of faire des affaires. De vraag is alleen nog maar met hoeveel partners je de liefde bedrijft, tegen welke prijs, met welk doel, in welk ritme en hoe vaak. Emmanuel Levinas sprak over liefde als dit “betekenisloze en te nobele woord”. Hij zag er vanaf dat woord nog te gebruiken. Ik heb geprobeerd dat wel te doen en ik moet zeggen: dat was zwaar. Het heeft me 25 jaar gekost.’

Die 25 jaar besteedt Marion (1946) niet alleen aan Le Phénomène érotique. In die tijd doceert hij behalve aan de Sorbonne ook in Chicago. Hij is adviseur van de aartsbisschop van Parijs. Hij publiceert. Enerzijds over de geschiedenis van de filosofie, met name over Descartes. Anderzijds over de fenomenologie, waarin steeds drie begrippen terugkomen: de gift, de liefde en verafgoding.

‘De gift is zo buitengewoon intrigerend’, zegt Marion, ‘doordat die zich niets aantrekt van het principe van identiteit. In de ruileconomie is er altijd gelijkwaardigheid. Je geeft iets in ruil voor iets anders. Maar de gift kun je niet verklaren – als je dat wel zou kunnen is het een ruil, handel, een zaak. Toch kan het resultaat van de gift groter zijn dan de gift zelf. De gift overkomt je, gebeurt je en in zekere zin word je aan jezelf gegeven in de gift. Vandaar dat ik spreek van de adonné: het ego wordt gegeven aan zichzelf op hetzelfde moment dat het iets krijgt. De adonné dankt zijn ontstaan ook aan de gift.’

Wat is het verband tussen de gift en liefde? Kan hij dat uitleggen aan de hand van archetypische minnaars, zoals Don Juan? Schenkt hij de vrouwen die hij verleidt iets? ‘Ik ben positiever over hem dan veel anderen. Don Juan verleidt vrouwen die denken dat niemand van hen kan houden. Hij vertelt ze: jij bent mooi, mannen kunnen naar je verlangen, ik verlang naar je. Don Juan geeft die vrouwen de erkenning waar ze op wachtten, zonder het te weten. Ze worden wat ze kunnen zijn, voor de eerste keer. Zijn minpunt is dat de liefde nooit lang duurt. Hij geeft niet te veel liefde, maar te weinig.’

En Maria?
‘Zij begint met ontvangen en daarin is ze, realiseer ik me nu, een van de beste voorbeelden van de adonné. Zij ontvangt zichzelf met de eerste gift, de annunciatie. Door ja te zeggen, claimt ze haar nieuwe identiteit. Zo wordt ze zichzelf, de moeder van Jezus, vol gratie.’

Nu het derde kernbegrip: verafgoding. ‘Ik geloof in God. Maar ik denk ook dat “bestaan” geen goede categorie is om God in te vangen. In mijn eerste boek, L’idol et la distance uit 1977 ga ik in op Nietzsches proclamatie van de dood van God. Ik stel dat alleen de God van de filosofen dood is, de God zoals filosofen Hem wilden denken, door Hem te benoemen en te categoriseren, zoals ze dat ook gewend zijn te doen met objecten in de wereld. De filosofen hebben aan verafgoding gedaan door God te creëren naar het beeld van de mens en Hem te zien als het hoogste zijnde.’

Marion verschuift de aandacht van ontvanger naar zender. Als er een God is, dan is dat niet omdat ik zoveel van hem weet, nee, dan is dat omdat Hij tot mij spreekt. Het gaat er dus om je open te stellen voor God, niet als idool maar als icoon. Dat is God zelf, zoals hij zich toont, ontdaan van alle menselijke verlangens. Maar hoe stel je je open voor het verschijnen van God? Marion kan daar niets concreets over zeggen, dan zou hij zichzelf schuldig maken aan verafgoding. Daarom zoekt hij naar ervaringen waarin ons kennen en onze aanschouwing iets ontvangen wat niet uit onszelf voortkomt, om op die manier het verschijnen van God te benaderen. En zo komen we bij de liefde en de gift terecht. Die bieden Marion een alternatief voor de manier waarop filosofen gewend zijn te denken, vanuit mensen die de wereld om zich heen objectiveren. De gift begrijp je niet maar ontvang je, en voor liefde gaat hetzelfde op. Bij Marion is het niet zo dat je eerst bestaat en dan liefde ontvangt. Nee, je ontstaat pas door de liefde die je ontvangt. De gift, de liefde en God zijn in Marions fenomenologie zo met elkaar verknoopt dat een scepticus al snel zal opmerken dat hij de gift en de liefde nodig heeft om God te redden. Hij noemt God zelfs ‘de beste minnaar’. Als er geen liefde was, kon de rooms-katholiek Marion dan nog in God geloven?

Marion: ‘Je kunt de vraag zo herformuleren: als er liefde is, hoe kun je er dan van uitgaan dat er geen minnaar is? Nu, alles wijst erop dat er liefde is dus dat houdt de mogelijkheid open dat God bestaat. Sterker nog: wij zijn ondergedompeld in liefde, de basislogica van het leven is die van liefde. In de politiek, de economie – alles draait om liefde. Waarom willen mensen een baan? Om geld te verdienen. Maar waarom willen we steeds meer en meer geld verdienen? Het gaat niet om het gebruik van dat geld. Het gaat om erkenning, dus uiteindelijk om liefde. Vreemd genoeg hebben we het daar nauwelijks over. We praten over gelijkheid, vrijheid, broederschap – allemaal substituten voor liefde. We ervaren allemaal liefde, we ervaren dat we zoeken naar liefde, maar we begrijpen die niet altijd even goed, nous ne voyons pas le bal zoals we in het Frans zeggen. We staan op de dansvloer tussen de dansers, dansen zelf mee, maar zien het bal niet.’

Jean-Luc Marion is hoogleraar aan de Université de Paris IV-Sorbonne en gasthoogleraar aan de University of Chicago. Hij is met name bekend als Descartes-deskundige. In zijn boeken weet hij onderwerpen als de cartesiaanse metafysica inzichtelijk en actueel te maken. Ook in de fenomenologische filosofie speelt Marion een grote rol. Hij schrijft onder meer over kunst, religie en erotiek, waarbij de directe, fenomenologische beleving centraal staat.