Het is eigenlijk wonderbaarlijk dat je een deuk in een pakje boter kunt slaan. Een zaadje plant zich in je hoofd, maanden later zet je een stap hierheen of daarheen, je spreekt iemand aarzelend aan en dan heb je een nieuwe baan of een hond, schrijft een boek, viert feest. (Ik probeer de stemming erin te houden.)
‘Ik steek mijn vinger in het bestaan – het ruikt nergens naar,’ schreef Kierkegaard. Maar opeens duw of krab je, en verrek, daar herschikt de werkelijkheid zich een beetje. Met een beetje geluk duwt ze terug, want zonder weerstand kom je niet vooruit. Soms gaat ze er razendsnel met je idee vandoor, alsof ze er al die tijd op zat te wachten.
Het gaat me niet om verwondering, schrijft Lieke Marsman in Op een andere planeet kunnen ze me redden, maar om iets radicalers: het openhouden van de mogelijkheid dat iets anders het geval is. Ze schrijft over de intellectuele omwenteling die ze doormaakte sinds ze ongeneeslijk ziek werd. Over die bekeringen mag u zelf lezen, het gaat erom dat zich in die staat toch iets volkomen onverwachts kan voordoen. Je steekt je vinger in het bestaan en het blijkt ergens naar te ruiken. Er valt misschien iets te redden.