Home ‘Je moet luisteren naar wat je niet verstaat’
Taal

‘Je moet luisteren naar wat je niet verstaat’

Met het internationaler worden van de wereld wordt er veel van ons taalvermogen gevraagd. Twee gelauwerde vertalers reflecteren op de vraag wat er met de betekenis van een tekst gebeurt in de vele vertalingen die een cultuur rijk is. ‘Je moet er vertrouwen in hebben dat je de ander kunt leren kennen.’

Door Florentijn van Rootselaar op 24 september 2021

‘Je moet luisteren naar wat je niet verstaat’ beeld Pauline Cremer

Met het internationaler worden van de wereld wordt er veel van ons taalvermogen gevraagd. Twee gelauwerde vertalers reflecteren op de vraag wat er met de betekenis van een tekst gebeurt in de vele vertalingen die een cultuur rijk is. ‘Je moet er vertrouwen in hebben dat je de ander kunt leren kennen.’

Cover van 10-2021
10-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

De ophef rond de Nederlandse vertaling van Amanda Gormans ‘The Hill We Climb’ ging natuurlijk in de eerste plaats over kleur en niet over taal. Toen de Nederlandse schrijver Marieke Lucas Rijneveld de opdracht kreeg om het gedicht te vertalen dat Gorman voordroeg bij de inauguratie van de Amerikaanse president Joe Biden, ging het debat over de vraag of een witte vertaler wel het werk kon vertalen van een spoken word artist van kleur.

Toch zien we dat in veel hedendaagse debatten onze taalgevoeligheid wordt aangesproken, niet alleen in diversiteitskwesties waar zogenoemd woke taalgebruik wordt verwacht of juist veracht, maar ook omdat het juiste woord in het alledaagse digitale leven een prominente rol speelt. En met de toenemende internationalisering van onderwijs en economie lijkt het een goed moment om eens professionele vertalers aan het woord te laten over de vraag wat er met betekenis kan gebeuren tijdens het proces van vertalen. Aan het woord komen twee gelauwerde vertalers: Bas Belleman, de kersverse winnaar van de Filter-vertaalprijs voor zijn vertaling van Shakespeares sonnetten, en Jabik Veenbaas, die onder meer de drie kritieken van Immanuel Kant vertaalde, samen met Willem Visser (met wie hij in 2010 eveneens de Filter-vertaalprijs won).

Over de kwestie-Gorman denken ze eensgezind. In de woorden van Belleman: ‘Als je een vierhonderd jaar oude dichter als Shakespeare kunt vertalen, dan kun je dat ook met Gorman doen. Maar de vraag is vervolgens wel: aan wie geef je deze opdracht, aan wie geef je daarmee een podium? Dan is het in dit geval niet vanzelfsprekend om die kans aan een witte vertaler te geven.’

Bas Belleman

Is vertalen meer dan een ambachtelijke kwestie? Leert het werken aan een klassieke tekst je ook iets over mens en cultuur?
‘Mensen hebben soms de neiging om deterministisch over onze cultuur te praten, alsof we volledig zijn bepaald door de cultuur en taal waarin we zijn opgevoed. Iedereen heeft zijn eigen cultuur, maar niemand valt er helemaal mee samen. En sommige mensen overstijgen hun cultuur. Dat geldt zeker voor iemand als Shakespeare, voor een genie – zo iemand kun je niet reduceren tot zijn cultuur, want anders was iedereen in die cultuur wel geniaal. Je kunt dus moeilijk zeggen: zo dachten de mensen destijds, dus hij ook.’

Hoe overstijgt Shakespeare zijn tijd?
‘Hij was bijvoorbeeld een experimentele dichter, hij gebruikt technieken die wij alleen maar associëren met de avant-garde van de twintigste eeuw. Dat is bij het vertalen belangrijk om in het oog te houden. Bij Shakespeare is het net als met Rembrandt en met Hiëronymus Bosch: als je naar Rembrandt kijkt, zie je het impressionisme al; als je naar Bosch kijkt, zie je het surrealisme al. In het tweede sonnet speelt Shakespeare met de directe en indirecte rede: je weet steeds niet precies wie er aan het woord is, tot het laatste woord van de regel. Daar zetten andere redacteuren naar beste inzicht aanhalingstekens omheen, maar dat moet je juist niet doen; hij speelt met de verwarring.

Ook in Shakespeares laatste 28 sonnetten, over de donkere dame, moet je oppassen met historische en culturele duidingen. Vaak wordt daarover gezegd: zwart werd in die tijd als lelijk gezien, dus dat doet hij ook. Dat wordt dan als een gegeven beschouwd. Maar dan misken je dat die gedichten vooral ook gaan over seksuele aantrekkingskracht – je kunt niet zeggen: ook Shakespeare vond zwart lelijk.’

Hoe moeten we die donkere dame volgens jou dan zien?
‘Het gekke is dat we daar in onze tijd misschien wel meer oog voor hebben dan vroeger. De laatste tijd lezen we veel verhalen over transgenders, over mensen die niet samenvallen met hun biologische geslacht, of die zich misschien wel in geen enkel hokje comfortabel voelen. En daarover schrijft Shakespeare ook. Die donkere dame heeft allerlei mannelijke eigenschappen, maar daar is nooit veel aandacht voor geweest. De dame werd toch altijd vrij rücksichtslos tot vrouw gereduceerd, waarschijnlijk ook om ervoor te zorgen dat we Shakespeare als hetero konden blijven zien. Terwijl wij nu, beter dan lezers in pakweg de negentiende eeuw, de afstand kunnen overbruggen die ons scheidt van Shakespeare. Wij kunnen hem ook als queer schrijver zien.’

We delen iets met Shakespeare, vervolgt Belleman: onze menselijkheid. ‘Die menselijkheid zit ook in poëzie van vierhonderd jaar geleden. Het is als met een drum die je hoort, en die je in je lichaam voelt, uit welke richting het geluid ook komt: Afrika, Australië of Azië – je voelt wat ze spelen. Soms merkte ik bij het vertalen dat die drum in mijn Nederlandse versie nog niet goed klonk. Maar het probleem is dan niet, zoals vaak wordt gesuggereerd, dat die andere cultuur te ver van ons afstaat. Te vaak hoor je als vertaler, maar ook als mens: natuurlijk klinkt die andere cultuur stoffig en belegen, maar wat wil je ook, die tekst is vier­honderd jaar oud. Maar bij Shakespeare kun je dat maar beter omdraaien. Als zijn poëzie verouderd lijkt, heeft de vertaler zijn werk niet goed gedaan.’

Heb je het gevoel dat je Shakespeare beter hebt leren kennen, als mens?
‘Je moet er vertrouwen in hebben dat je de ander kunt leren kennen, ook al bevindt die zich in een andere tijd of andere cultuur. Zonder dat vertrouwen kun je niet vertalen.

En Shakespeare nodigt je ook uit om steeds dichter bij hem te komen – niet meteen, maar stapje voor stapje dring je verder door in zijn poëzie. Ik besef ook wel dat het gevoel van herkenning juist bij Shakespeare een valkuil kan zijn. Veel mensen projecteren zichzelf op hem, wie geïnteresseerd is in politiek herkent zijn politieke voorkeur in hem. En ik, als liefhebber van Lucebert, zie graag een avant-gardistisch dichter in hem.’

Tegelijkertijd heb je eerder geschetst hoe zorgvuldig je te werk gaat als je Shakespeare vertaalt: je zit met allerlei naslagwerken aan je bureau, die je regelmatig raadpleegt; je maakt meerdere vertalingen van een sonnet, om uit te zoeken welke vorm het best is. Voorkom je door die zorgvuldigheid ook niet dat je in die valkuil valt?
‘Dat is wel de bedoeling, ja. En je moet ook goed blijven luisteren naar wat hij allemaal zegt dat je niet meteen verstaat. Je moet erop letten dat je zijn poëzie vertaalt, en niet alleen maar jouw interpretatie van zijn poëzie. Je moet je bewust zijn van je eigen hang-ups, maar ook van de hang-ups in de naslagwerken. Uiteindelijk kun je de afstand natuurlijk nooit helemaal overbruggen, maar dat besef biedt juist de mogelijkheid om toch weer iets dichterbij te komen. Aarzelingen bieden ruimte voor nuance, en daarmee ook voor een groter begrip voor iemand uit een heel andere tijd en cultuur. Het genie van Shakespeare is trouwens ook dat hij dat begrip mogelijk maakt en niet ten onder gaat in verouderde denkbeelden en veranderende taal.’

Tekst loopt door onder afbeelding. 


Bas belleman
(1978) is dichter, essayist, criticus en Shakespearevertaler. Zijn eerste poëziebundel Nu nog volop ventilatoren (2003) werd genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Na de bundel Hout (2006) en De drift van Sneeuwwitje (2014) stortte Belleman zich op Shakespeare. Foto door Sabina van Gils.

Jabik Veenbaas

Vertalen draagt bij aan een verrijking van je eigen cultuur, zo betoog je in je artikel ‘Waarom zou je klassieke filosofische teksten vertalen?’.
‘Dat is een gedachte die onder meer in de Renaissance verwoord werd: je had de drieslag translatio-imitatio-aemulatio. Je vertaalde eerst werken, je probeerde te imiteren, om er vervolgens mee te wedijveren – je wilde het net zo goed doen als degene die je had vertaald.

Door zo te werk te gaan, breng je je eigen cultuur op een hoger plan, door te vertalen breng je nieuwe begrippen en nieuwe beelden in je eigen taal. En zorg je ervoor dat talen meer kans hebben om te overleven – dat is iets waar ik me heel bewust van ben als tweetalig schrijver en vertaler. Het Fries, mijn eerste taal – Nederlands leerde ik pas op vierjarige leeftijd van tantes – dreigt toch telkens onder de voet gelopen te worden door het Nederlands. En vergis je niet: ook het Nederlands kan zomaar een bedreigde status krijgen. Denk maar aan die universitaire faculteiten waar Engels als voertaal wordt gebruikt. Door te vertalen vergroot je de rijkdom van de taal en daarmee de vitaliteit.’

Het idee dat je je laat inspireren door te vertalen lees je ook weleens bij moderne dichters en schrijvers. Maar het idee dat je ook met de teksten gaat wedijveren lijkt minder hedendaags.
‘Dat wedijveren hoef je niet altijd letterlijk te nemen. Het gaat er vooral om dat je eerst de beste voorbeelden tot je neemt en verwerkt, en die voorbeelden vervolgens achter je laat om zelf belangrijk werk te gaan scheppen. De Verlichting is wat dat betreft een interessante periode. De Renaissance wilde nadrukkelijk ook de klassieke Oudheid weer tot leven wekken, maar in de Verlichting willen de schrijvers en de filosofen het zelf doen en het beter doen.

Het bijzondere is dat in die periode ons geestelijk speelveld is ontstaan; dat beschrijf ik in mijn boek De Verlichting als kraamkamer. De mensen worstelden met dezelfde problemen als wij, hun antwoorden ontstonden in hetzelfde troebele water waar wij ons nog steeds in bevinden.’

En wat is dat voor troebel water?
‘Neem nu de figuur van Hume. Hij verkeerde in grote geestelijke verwarring omdat hij geen houvast meer vond in het geloof der vaderen en in de traditie. De vraag voor de verlichtingsdenkers was hoe ze in een wereld zonder God, een wereld waar het nihilisme dreigde toe te slaan, toch een goed leven konden leiden. En daar gaven ze allemaal eigen antwoorden op.’

Wat is jouw bijzondere rol als vertaler in het toegankelijk maken van deze gedachten?
‘Allereerst beheersen we het Duits, maar ook het Engels veel slechter dan onze eigen taal – dat merk ik zelfs, terwijl ik ook Engels heb gestudeerd. Door het werk in een vertaling te lezen zie je pas de rijkdom van dit soort gedachten. Je brengt als vertaler begrippen, gedachtegangen en beelden over in een andere taal, die weer door anderen gebruikt kunnen worden.

Neem het beeld waarmee Kant de Kritiek van de praktische rede besluit. “Twee dingen vervullen de geest met steeds nieuwe en toenemende bewondering en eerbied, hoe vaker en langduriger het denken zich ermee bezighoudt: de sterrenhemel boven mij en de morele wet in mij.” Dat betekent bij Kant dat je deel uitmaakt van twee werelden – de fysieke, empirische wereld, maar je bent ook een ethisch wezen, dat zich weet te onttrekken aan de wereld van louter materie. Dat beeld is zo rijk, het kan ons tot op heden inspireren en nieuwe perspectieven bieden, zelfs perspectieven die boven Kant uitgaan.

Als je dit vertaalt, en leest in vertaling, zorg je ervoor dat een stukje van een andere cultuur in jouw cultuur wordt opgenomen. Misschien ga je het beeld zelf gebruiken om je eigen visie op het leven vorm te geven. Zo wordt langzamerhand iets wat vreemd was iets vertrouwder – of misschien moet je het zo zeggen: het vreemde gaat deel uitmaken van je eigen cultuur.’


Jabik Veenbaas
(1959) is dichter, schrijver, vertaler en filosoof. Hij publiceerde zeven dichtbundels, zowel in het Nederlands als in het Fries. In 2015 verscheen Mijn vader bad (Nieuw Amsterdam), een bundel over zijn jeugd. Zijn essaybundel De Verlichting als kraamkamer (2013) werd genomineerd voor de Socratesbeker. Met Willem Visser vertaalde hij de drie kritische hoofdwerken van Immanuel Kant. Foto door Tjerk de Reus.

Shakespeares Sonnetten
William Shakespeare
Vertaald en toegelicht door Bas Belleman
Athenaeum
464 blz. | € 25,-

De Verlichting als kraamkamer
Over het tijdperk en zijn betekenis voor het heden
Jabik Veenbaas
Nieuw Amsterdam
256 blz. | € 22,99

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.