Home Je moet je leven veranderen

Je moet je leven veranderen

Door Je moet je leven veranderen en Lodewijk Verduin op 26 februari 2021

Je moet je leven veranderen
Cover van 03-2021
03-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Jan Oegema zoekt spirituele wijsheden in het werk van de dichter Rilke. Zijn verteltrant is chaotisch.

Op 28 augustus 1902 kwam Rainer Maria Rilke (1875-1926) aan in Parijs. Het was een belangrijk keerpunt: Rilkes minnares, de filosoof en latere psychoanalytica Lou Salomé (1861-1937), had kort daarvoor het contact met hem verbroken, en hij stond op het punt om de assistent van Auguste Rodin (1840-1917) te worden. Onder invloed van deze virtuoze beeldhouwer schreef hij zijn Dinggedichte, die later werden opgenomen in de Neue Gedichte (1907-1908) en Rilkes internationale reputatie als modern dichter zouden vestigen. In een van de bekendste verzen uit die periode, ‘Archaïscher Torso Apollos’, ontpopte Rilke zich als een profetisch auteur. De beroemde laatste regel: ‘Du mußt dein Leben ändern’ (je moet je leven veranderen).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Vele lezers voelden zich de afgelopen honderd jaar aangesproken door dit gebod. Onder hen is ook Jan Oegema (1963), die de regel ‘van tijd tot tijd’ op zichzelf betrekt, schrijft hij in de monografie Rilke en de wijsheid. De kunstenaar als leraar. ‘Die zin kan me aangrijpen, precies zoals hij er staat, niet anders. Vanwege zijn kalmte, zijn onnadrukkelijkheid.’ Onder invloed van zijn ‘zenmeester’ leerde hij het werk van Rilke opnieuw lezen, vertelt hij.

Zoals de ondertitel aangeeft, staat die herontdekking in het teken van kennisoverdracht. Oegema beschouwt grote kunstenaars namelijk – klaarblijkelijk zonder reserves of ironie – als potentiële spiritueel begeleiders: ‘De origineelste opvolgers van de sjamanen, yogi, woestijnvaders, mystici, asceten, kabbalisten, heksen en alchemisten van weleer vind je onder de kunstenaars en andere creatievelingen van nu – wat meteen ook betekent dat je onder hen zeer originele leraren treft.’ Kunst kan voor Oegema namelijk ‘een voertuig zijn van transmissie’. Dat laatste, tamelijk zweverige begrip is afkomstig van Nico Tydeman (1942) en verwijst hier naar de ‘overdracht van wijsheid’.

Oegema maakt dus geen hard onderscheid tussen literatuur en filosofie. Dat stelt hem in staat om Rilke niet primair als begenadigd vakman of als verheven zanger te lezen, maar als docent: ‘Rilke behoort tot een groep wijsheidsleraren die levensinzicht combineert met groot agogisch talent, hij heeft weinig woorden nodig [om] je wakker te schudden en je te verleiden tot grondig zelfonderzoek.’ Het gaat daarbij steeds om de vraag ‘hoe te leven’, die in Rilke en de wijsheid uiteenvalt in de verschillende thema’s en onderwerpen waar de hoofdstukken aan zijn gewijd. Volgens Oegema kunnen de gedichten en brieven van Rilke je onder meer inzichten over liefde, dood en rouw bieden, en je aandachtiger naar de wereld laten kijken.

Oegema’s interpretaties van Rilkes werk zijn intrigerend

Interessant aan de opzet van dit boek is dat Rilke niet alleen als leermeester, maar ook als leerling wordt beschreven. In enkele zowel biografische als essayistische passages wordt fraai uiteengezet hoezeer Rilke gevormd werd door zijn omgang met Salomé en Rodin. Twee door Rilke bewonderde vrouwelijke kunstenaars, Clara Westhoff (met wie de dichter overigens getrouwd was) en Paula Modersohn-Becker, worden eveneens bij zijn ontwikkeling betrokken.

Oegema promoveerde in 1999 op de mystiek in de poëzie van Lucebert, en publiceerde daarna ook boeken over het werk van dichters als Hans Faverey en Paul van Ostaijen. Zijn manier van lezen wordt duidelijk gedreven en gekleurd door een levensbeschouwelijke belangstelling, in Rilke en de wijsheid misschien meer dan ooit. De poëzie zelf wordt gelukkig niet veronachtzaamd. Oegema’s interpre­taties van Rilkes werk zijn intrigerend, maar de gekozen vorm maakt het de lezer onnodig lastig. Het boek blijft bijvoorbeeld erg lang steken in de opstartfase, waarin de schrijver herhaaldelijk probeert uit te leggen wat zijn project allemaal wel en niet is (‘Dit boek is evenzeer essay als studie’) en hij zijn wijsgerige opvattingen op tafel legt – al met al neemt dat bijna een kwart van de hele tekst in beslag.

Daarna komt het geheel aardig op gang, maar Oegema’s schrijftrant blijft ook de rest van het boek ongestructureerd en soms zelfs buitengewoon chaotisch. Hij springt van de hak op de tak, bezigt hinderlijke populaire taal (‘Ik ben een fan van hun liefdesexperiment en sowieso van Salomé’s filosofie’) en blijft zijn inzichten uitentreuren herhalen. Hier wordt koortsachtig nagedacht door een idolate lezer, maar vreselijk ongeconcentreerde schrijver. Een traditioneel letterkundige zal niet veel aan Rilke en de wijsheid hebben, maar wie bestand is tegen moderne spiritualiteit (of er – wie weet – zelfs affiniteit mee heeft) en geënthousiasmeerd wordt door begeesterde vertellers, zal in Jan Oegema wellicht een uitstekende nieuwe leermeester vinden.

Rilke en de wijsheid. De kunstenaar als leraar.
Jan Oegema
Prometheus
272 blz. | € 21,99