Home Aandacht Je eigen vragen bevragen
Aandacht

Je eigen vragen bevragen

Schrijver Max Frisch verstond de ontregelende kracht van het vragen, schrijft filosoof Désanne van Brederode.

Door Désanne van Brederode op 29 mei 2024

vragen beeld Edwin Andrade/Unsplash

Schrijver Max Frisch verstond de ontregelende kracht van het vragen, schrijft filosoof Désanne van Brederode.

FM 6 2024 Filosofie Magazine kun je vragen zonder te vragen?
06-2024 Filosofie magazine Lees het magazine

Je zou ze eigenlijk op je nachtkastje moeten leggen, de beroemde vragenlijsten van Max Frisch . Zomaar een bladzijde opslaan en verwijlen bij de vraag die je op dat moment het meeste treft. Bijvoorbeeld: ‘Vind je je zelfkritiek overtuigend?’, ‘Kun je denken zonder hoop?’, ‘Heb je vrienden onder de doden?’ of ‘Wat zou je niet uitgevonden willen hebben?’

Luchthartiger vragen zijn er ook. En impertinente. Vragen die je je beste vrienden niet eens durft te stellen, tenzij je bereid bent de vriendschap te verspelen of bestand meent te zijn tegen antwoorden die je beeld van de ander drastisch wijzigen. Als deze vragen zo indringend kunnen zijn, waarom dan dat nachtkastje? Horen daar niet juist de boeken te liggen waarin je troost, inspiratie of bemoediging vindt?

Désanne van Brederode (1970) is filosoof en schrijver. Ze studeerde filosofie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Ze publiceerde meerdere romans, filosofische essaybundels en een dichtbundel. Enkele titels van haar hand zijn Als stilte steekt (2017), Zielland (2022) en Hoe het vuur te redden (2024).

Toch geloof ik dat ze op het nachtkastje thuishoren. Zeker op dat van woelende worstelaars en van degenen die bijna bezwijken onder hun inzichten en (morele) ambities en niet kunnen wachten tot de wekker gaat. Want wat de sombere tobber en de popelende aartsoptimist gemeen hebben is het vergeefse ronddraaien in hun vertrouwde groef.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De vragen van Frisch doorbreken dit. Ook als je niet meteen een antwoord kunt geven luchten de vragen op. Je beseft dat er nog zo veel is waarover je je nog nooit iets hebt afgevraagd. Eenmaal bezig met zo’n onverwachte vraag ontvouwt zich rondom je bed een kosmos met minstens zoveel vragen als er sterren zijn. Om over alle mogelijke antwoorden nog maar te zwijgen.

Biechthokje

Max Frisch (1911-1991), een Zwitserse architect en schrijver van romans met existentiële thema’s, verstond de kunst van het vragen stellen. De vragenlijsten die hij formuleerde, van elk 25 vragen, nam hij op in zijn dagboeken en bundelde hij later in Fragebogen (1987). Hij wist zijn vragen zo te formuleren dat de lezer zich niet in een benauwend biechthokje waant, waar hij wordt aangespoord tot een welhaast pervers gewetensonderzoek. Of op de sofa bij een psychoanalyticus. Of, moderner maar minstens zo verraderlijk, tegenover een interviewer op zoek naar onthullingen, onversneden emoties en ongenuanceerde oneliners.

Over vrienden onder de doden gesproken: Frisch wordt moeiteloos zo’n vriend, verrassend veelkleurig, nieuwsgierig en zo gul dat hij je antwoorden niet eens hoeft te weten. Al schijnen eertijdse lezers ze hem geregeld te hebben toegestuurd en maakte hij nog mee dat zijn vragen werden gebruikt in of als vervanging van interviews, waarbij gevatheid wenselijker was dan eerlijkheid. Ook gebeurde het dat de vragen retorisch tegen Frisch zelf werden gebruikt: ‘Wie denkt u wel dat u bent?’

Vast staat dat de auteur een witte, hoogopgeleide, progressieve, heteroseksuele man was, slordig met huwelijkstrouw en vermoedelijk met drank. (De vragenlijst over alcohol die in de onlangs verschenen Nederlandse vertaling is opgenomen was aanvankelijk niet voor deze bundeling bestemd.) Behalve zijn speelse, soms schokkende vrijmoedigheid springt ook Frisch’ geborneerdheid in het oog, bijvoorbeeld wanneer de vragen getuigen van een verwrongen vrouwbeeld. Is dat erg? Al werd het toentertijd niet zo genoemd, zijn out of the box-vragen laten zien wat die box zo ongeveer bevatte. Door deze vragen nu te lezen, wordt je bovendien gewezen op de ‘boxen’, comfortzones en no-go areas van onze tijd.

Gaandeweg vergeet je de rare, verbeelding prikkelende vragen

Dat alleen al is verfrissend. Had Frisch vandaag nog geleefd, dan was hij bovendien waarschijnlijk de eerste geweest om kanttekeningen bij sommige vragen te plaatsen. Het lijkt erop dat Frisch zich door zijn vragen trainde in het vermogen om het vragen stellen niet voor lief te nemen. Hij formuleerde geen vragen om tevreden te kunnen vaststellen hoe filosofisch, origineel, geestig, moedig, onderzoekend en vrij hij was, al dan niet ten opzichte van anderen. De kunst moest kunst blijven en geen kunde worden, laat staan een kunstje. En al zeker geen middel tot een doel. Dat laatste ligt trouwens ook bij antwoorden op de loer. Willen we onszelf echt laten kennen? Of verzinnen we toch vooral antwoorden om belangstellend, oprecht, ruimdenkend of zelfs moedig over te komen?

Uitleggen

Mijn eerste geliefde, een half-Spaanse Brit die anglicaans priester zou worden, verleidde me in het Franse klooster Taizé met: ‘A penny for your thoughts.’ Ik was te zeer onder de indruk van de nu eens als napoleontische generaal dan weer als flamencogitarist uitgedoste expliciete Prince-fan om te antwoorden dat ik een penny nogal schamel vond. De vraag of gedachten überhaupt te koop zijn en zo ja, of je de prijs dan niet pas kunt bepalen nadat je hun inhoud kent, kwam evenmin bij me op. Ik voelde me vereerd en heerlijk geïntimideerd.

Pas toen we samen op vakantie gingen, bleek het vraaggesprek voor hem inderdaad een transactiemodel. Hij ‘bestelde’ mijn gedachten, op zijn tempo, over de onderwerpen die hem interesseerden en waarover hij zelf al een mening had gevormd. Zodat hij mij vervolgens, zowel bij mijn wedervragen als bij mijn tastende antwoorden, kon uitleggen ‘hoe het eigenlijk zat’.

Hij wist me bijvoorbeeld – terwijl de ijzeren letters op zijn riem ironisch genoeg LOVESEXY spelden – uit te leggen dat beminnen voor mannen hard werken was en dat ze daardoor erna nu eenmaal doodmoe in slaap vielen. Waarom ik me er het nodige over had afgevraagd als hij dus al sliep? Graag had ik het toegelicht, maar dat hoefde niet.

Ik had me geen betere opmaat tot de studie filosofie kunnen wensen. Want ook daar liepen ze rond: mensen die deden alsof ze van doorvragen hielden mits de antwoorden hen bevestigden in hun eigen overtuigingen. Nu dan eindelijk geruggesteund door beroemde namen en titels. Bezondigde ik mezelf daar niet ook aan? Was het te voorkomen, en zo ja, hoe?

Raadselachtig

Wat me tijdens de lezing van Frisch’ vragen trof is de verontrustende gedachte dat we tegenwoordig bijna te goed weten hoe we een vraaggesprek moeten voeren, van welke aard dan ook. ­Trainingen en cursussen helpen ons daarbij. Zo leer je dat je sommige vragen behoort te herhalen (‘Ja, ik begrijp dat je boos bent en eindelijk wel eens wilt weten…’). En dat een goede vraag per definitie open is en emoties niet zomaar mogen worden verondersteld.

Er bestaan gezelschapsspellen met kaartjes met erotische getinte of minstens zo spannende filosofische vragen, met morele dilemma’s en wat al niet. Er zijn regels en oefeningen voor een socratisch gesprek en voor vragende groepsgesprekken waarbij je in gezamenlijkheid tot een nieuw inzicht, een andere koers of een toekomstvisie kunt komen, zoals in het boek Theory  U (2007) van Otto Scharmer. Er zijn vragen aan talkshowtafels, in datingprogramma’s, in enquêtes, in testjes en zelfhulpboeken, bij coaching-sessies of de therapeut. Gaandeweg vergeet je de rare, lastige, de verbeelding prikkelende vragen. Ze komen niet eens meer bij je op.

Juist als gesprekken te soepel verlopen, heeft het zin om je eigen vragen te bevragen. Wil ik dit echt weten? Waartoe? Hoe ga ik om met een antwoord dat me niet bevalt? Wie heeft het meeste baat bij de vraag of bij het antwoord? Welke vragen stel ik niet, welke ga ik uit de weg, en met welke reden? Hoe zou ik zelf reageren?

Het gaat erom de vraag terug te veroveren op het verlangen naar een antwoord

De bevrijding begint met het fantasievol opstellen van vragen à la Frisch. Het gaat erom de onbevangenheid terug te veroveren op technieken, de vraag terug te veroveren op het verlangen naar een antwoord.

Onlangs zei iemand het weer, na een onverwachts innig samenzijn: ‘A penny for your thoughts.’ Ditmaal liet ik het zo. Het was namelijk geen opening tot een gesprek. Veeleer het tijdelijke, gefluisterde slotakkoord. Een uitdrukking van iets anders. Van wat? Ik zou het hebben kunnen vragen. En daarmee de gelaagde, raadselachtige schoonheid van het ogenblik genadeloos hebben verjaagd.

De vragen van Frisch, Max Frisch - Gebonden - 9789464778212

De vragen van Frisch
Max Frisch
vert. Els Snick
Borgerhoff & Lamberigts
152 blz.
€ 22,99