Raskolnikov vermoordt een oude woekeraarster en haar dochter. In Schuld en boete beschrijft Dostojevski, zonder moreel oordeel, de daden en het geweten van deze jonge rechtenstudent.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Het principe dat Dostojevski’s wereldbeeld beheerst, is dat hij het “ik” van iemand anders bevestigt – niet als een object maar als een ander subject,’ schrijft Bachtin over de door hem zo bewonderde auteur. In romans als Schuld en Boete en De Gebroeders Karamazov ziet hij de hoogste literaire afspiegeling van zijn ‘dialogische’ filosofie.
Je kunt Michail M. Bachtin (1895-1975) bijna het prototype van de excentrieke Russische wijsgeer noemen. Zo dronk hij tijdens het werken constant thee en stak de ene na de andere sigaret op. Hij schreef zijn boeken intuïtief en veilde nooit lang aan een tekst. Soms vergat Bachtin simpelweg wat hij geschreven had, waardoor een deel van zijn oeuvre in vochtige kelders wegrotte. Een ander gedeelte, waaronder een complete verhandeling over de Bildungsroman, rookte hij letterlijk op. Als er geen vloeitjes in de winkel verkrijgbaar waren, gebruikte hij daarvoor het papier van zijn boeken.
Vanwege de veelzijdigheid van zijn werk is Bachtin een moeilijk te plaatsen figuur. Verschillende wetenschappen eisen hem voor zich op, zoals de literatuurwetenschap en de linguïstiek. Zelf zag hij zich in de eerste plaats als een filosofisch antropoloog. De omvang en diversiteit van zijn oeuvre zijn des te indrukwekkender als je de moeilijke omstandigheden waaronder het ontstond in je achterhoofd houdt. Het Stalinistische regime was bepaald niet gecharmeerd van Bachtins ideeën en dwarsboomde al zijn publicatiepogingen. In 1929 werd hij plotseling gearresteerd en verbannen. Aanvankelijk leek het erop dat de filosoof een wisse dood op de Solovetski-eilanden tegemoet ging, maar dankzij zijn zwakke gezondheid kreeg hij een lichtere ballingsschap in Kazachstan.
Bachtin groeide op in de steden Vilnius – de tegenwoordige hoofdstad van Litouwen – en Odessa, die bekend stonden om hun buitengewoon rijke, heterogene mengeling van verschillende talen en culturen. Wellicht vormde deze multiculturele jeugd de kiem tot zijn levenslange fascinatie voor de veelheid aan verschillen en variëteit in de wereld. Deze nadruk op de diversiteit keert terug in zijn denken over dialoog, mens en maatschappij.
Middelpuntvliedende kracht
Volgens Bachtin is het bestaan één grote dialoog tussen twee krachten. Hij noemt deze de middelpuntzoekende en de middelpuntvliedende kracht. Deze krachten zijn niet alleen in de kosmos en het menselijke lichaam aan het werk, maar ook in de wereld van sociale relaties, tussen individuen, economische klassen en hele culturen. Het streven van beide krachten is tegengesteld. De middelpuntzoekende kracht heeft als doel dingen bij elkaar te houden, zorgt voor consensus en manifesteert zich als de officiële omgangstaal. De middelpuntvliedende kracht daarentegen zorgt voor variëteit en verschil. Zij uit zich in dialecten, vaktalen en talen van de verschillende sociale klassen.
De interactie tussen de middelpuntzoekende en de middelpuntvliedende kracht in de maatschappij noemt Bachtin de ‘grote dialoog’. Hij beschouwt de spanning tussen de krachten namelijk niet als een dialectische tegenstelling die in een synthese moet worden opgelost. In plaats daarvan benadrukt hij dat ze naast elkaar bestaan en constant met elkaar in gesprek zijn verwikkeld. Beide krachten zijn complementair. De grote dialoog is dan ook niet op één of andere eindconclusie gericht. Zij is per definitie eindeloos, meerstemmig en open: ‘Er is geen eerste, noch een laatste woord. De contexten van de dialoog zijn grenzeloos. Zij strekken zich uit tot het diepste verleden en de verste toekomst.’
Woekeraarster
Bachtin heeft zijn hele leven nagedacht over hoe de grote dialoog zich manifesteert in andere, kleinere dialogen. Daarbij richtte hij zijn aandacht vooral op de literatuur. In het romangenre zag hij de meest adequate afspiegeling van de eindeloze dialoog in de maatschappij, tussen mensen onderling én in de mens zelf. Dit alles zag hij vooral in de romans van Dostojevski.
In zijn boek Problemen van Dostojevski’s poëtica bestempelt Bachtin diens beroemde landgenoot als de uitvinder van de polyfone oftewel meerstemmige roman. Een mooi voorbeeld van dit genre is het lijvige werk Schuld en Boete, over de jonge rechtenstudent Raskolnikov die een oude woekeraarster en haar dochter vermoord. Bachtin contrasteert de polyfone roman met de monologische. In de monologische roman houdt de schrijver de touwtjes strak in handen en spreekt hij het laatste woord over zijn hoofdpersonen. Hierdoor is de middelpuntzoekende kracht te sterk aanwezig. Er is geen ruimte voor een diversiteit aan stemmen, waardoor de dialoog dreigt te stagneren. In de polyfone roman doet de schrijver een stapje terug, waardoor dit gesprek zich wel kan ontvouwen. Daarom is de constante dialoog in de polyfone roman een goede afbeelding van het dialogische proces dat het menselijk bestaan constitueert.
Schuld en Boete is polyfoon omdat Dostojevski er vanaf ziet om het laatste woord over Raskolnikov te spreken. Hij oordeelt nooit over diens karakter of daden. Aan de stemmen van de belangrijkste personages geeft hij evenveel autoriteit als aan die van de verteller. De stem van de verteller gaat dan ook dialogen aan met de personages. Volgens Bachtin weigert Dostojevski opzettelijk om een artistieke visie uit te dragen die het geheel aan personages en gebeurtenissen structureert en verklaart. Hierdoor is de dialoog tussen de verteller en de romanfiguren oneindig, net zoals de ‘grote dialoog’ in de maatschappij.
Dostojevski’s romanhelden zoeken naar een visie op de wereld en op zichzelf. Zo probeert Raskolnikov wanhopig zijn eigen stem te vinden, het op andere stemmen te richten, het ermee te combineren of juist te separeren. Dit zoekproces vindt plaats in dialoog met andere personen of met zichzelf. Ook als Raskolnikov met zichzelf in gesprek is, zijn de stemmen van de anderen aanwezig. Zij vertegenwoordigen de verschillende keuzemogelijkheden waaruit hij kan kiezen als oplossing voor zijn existentiële problemen.
Bachtin ziet Raskolnikovs zoektocht uitdrukkelijk niet als een ontwikkeling. Vanaf het begin van de roman zijn al zijn keuzemogelijkheden al aanwezig in de dialogen. Hij kiest op verschillende momenten in de roman steeds andere stemmen waarmee hij zich identificeert. Zijn besluit om de woekeraarster te vermoorden hoort bij zo’n identificatiepoging. Op dat moment zag hij zichzelf als een superieur mens die het recht heeft om een ander leven zomaar te beëindigen. Als hij echter de devote Sonja ontmoet, beschouwt hij zichzelf juist als door de duivel bezeten. Ook deze mogelijkheid was al present:
‘Zwijg, Sonja, ik lach helemaal niet; ik weet zelf ook wel dat de duivel me meesleepte. Ik weet alles. Ik heb dat allemaal al overdacht en mijzelf toegefluisterd toen ik daar in het donker lag… Ik heb over dit alles met mezelf gedebatteerd, tot aan de kleinste kleinigheid toe, en ik weet alles, alles!’
Zo positioneert Raskolnikov zich steeds opnieuw in zijn dialoog met zichzelf en de andere personages. Wie hij nu precies is, kom je volgens Bachtin niet te weten. In zijn weigering om het laatste woord over zijn hoofdpersoon te spreken, toont zich Dostojevski’s genialiteit. Deed de schrijver dit wél, dan was Raskolnikov geen echt ‘ik’ maar niet meer dan een levenloos object.
Ernst Jünger (1895-1998), Über die Linie (1950) – ‘Dostojevski ziet het nihilisme niet als de laatste, dodelijke fase. Hij vindt eerder dat het te genezen is, en wel door het lijden. Het lot van Raskolnikow geeft als model de vooruitblik op de grote verandering waar miljoenen aan deelnemen.’
Walter Benjamin (1892-1940) – ‘Dostojevski levert mijn bewustzijn gegijzeld af in het afschuwelijke laboratorium van zijn fantasie, stelt het bloot aan gebeurtenissen, visies en stemmen, mijn bewustzijn wordt me vreemd en valt uiteen.’
Friedrich Nietzsche (1844-1900), in een brief aan Peter Gast (1887) – ‘Kent u Dostojevski? Behalve Stendhal heeft niemand me zoveel plezier gedaan en verrast; een psycholoog waarmee ik overweg kan.’
Michail M. Bachtin (1895-1975), Forms of time and chronotype in the novel (in The Dialogic Imagination) – ‘Het is alsof Dostojevski’s lanschap geanimeerd en verlicht wordt door de oude geest van het openbare plein, van carnaval en mysterie.’