Home ‘Ik kom en ga, en weet niet waar ik zal stoppen’

‘Ik kom en ga, en weet niet waar ik zal stoppen’

Door Michel Dijkstra op 30 november 2012

09-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

Waar is de tao? vraagt de man aan Zhuang Zi. Die is in poep en pis, antwoordt de taoïstische wijze. Een nieuwe inleiding op het werk van Zhuang Zi verheldert zijn provocaties en paradoxen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Kom mee! Laten we gaan zwerven in het land van niemendal, en laten we alle discussies op een hoop gooien, want die zijn immers nutteloos. Dan gaan we samen proberen niets te doen, in rust en stilte, in vrede en zuiverheid, in harmonie en vrijheid. Reeds heb ik geen bepaalde bedoeling meer en geen reisdoel; ik weet niet waarheen dit pad voert en ik weet niet wat ik ga bereiken, ik kom en ga, en weet niet waar ik zal stoppen.’ Deze uitnodiging tot een vrije en zwervende levenshouding komt uit de Zhuangzi, een van de belangrijkste geschriften uit het taoïsme. Onlangs verscheen deze tekst voor het eerst integraal in het Nederlands dankzij het vertaalwerk van sinoloog Kristofer Schipper. Door de grote omvang, de stortvloed aan thema’s en het ingewikkelde filosofisch jargon is het helaas niet gemakkelijk om je weg in het boek te vinden.

Gelukkig beschikt de Nederlandstalige Zhuangzi-lezer vanaf nu over een kernachtige reisgids. In Zwervend met Zhuang Zi schetst taoïsmekenner René Ransdorp een overzichtelijk beeld van de centrale thema’s uit het boek. Zo kan de lezer snel zicht krijgen op het brede spectrum van Zhuang Zi’s denken. Bovendien geeft Ransdorp de eerste filosofische duiding van het gehele werk in het Nederlands. Bij deze uitleg baseerde hij zich voornamelijk op klassieke, Chinese commentaren.

Vrijgevochten

Ransdorp begint zijn betoog met een beschrijving van Zhuang Zi’s leven, waarover zeer weinig bekend is. In een bekende anekdote komt de taoïstische wijsgeer naar voren als een vrijgevochten man, die zich door niemand de wet laat voorschrijven. Hij leefde vermoedelijk tussen 370 en 280 voor Christus in de zogenoemde ‘Periode der Strijdende Staten’. Dit duistere gedeelte van de Chinese geschiedenis werd gekenmerkt door constante burgeroorlogen en een algemene crisis op sociaal en moreel gebied. Talloze filosofische scholen, waaronder het taoïsme, probeerden een antwoord op de maatschappelijke chaos te geven. Zhuang Zi maakte in zijn antwoord misschien gebruik van het filosofische gedicht Tao Te Ching, dat toegeschreven wordt aan de hoogstwaarschijnlijk fictieve wijze Lao Zi (‘Oude Meester’).

Lao Zi’s Tao Te Ching, ‘Het Boek van de Weg en de Deugd’, draait om het kernbegrip tao, een groot mysterie dat het menselijk verstand te boven gaat. Uit tao, dat zoveel als ‘weg’ betekent, komt het hele universum voort. Het begrip is principieel onkenbaar en onbenoembaar. Tegelijkertijd is tao dynamisch van aard: het verleent alle dingen hun unieke karakter en leidt ze op onbaatzuchtige wijze tot hun vervolmaking. Op die manier is tao een alomtegenwoordig, stuwend principe. Volgens Ransdorp werkt Zhuang Zi deze gedachte uit in de naar hem genoemde verhalenbundel Zhuangzi, die overigens maar voor een klein deel door de meester zelf is geschreven. Ransdorp citeert een prachtig verhaal waarin de alomtegenwoordigheid van tao ter sprake komt: ‘Dong Guo Zi vroeg aan Zhuang Zi: “Waar is hetgeen ‘tao’ genoemd wordt?” Zhuang Zi antwoordde: “Er is geen plaats waar het niet is.” “Ik heb liever dat u het preciseert”, zei Dong Guo Zi. “Het is in krekels en mieren.” “Wat? Zo laag?” “Het is in tegels en stenen.” “Wat? Zoveel lager nog?” “Het is in poep en pis.”’

Dit verhaal is een goed voorbeeld van de krachtige methode waarmee Zhuang Zi de bekrompen visie van zijn gespreksgenoten probeert te verruimen. In zijn geschriften werkt hij de consequenties van de onbenoembaarheid en onkenbaarheid van tao uit voor het bestaan van de individuele mens. Op overtuigende wijze maakt Ransdorp duidelijk dat Zhuang Zi hierbij niet tot een gemakkelijk agnosticisme vervalt: ‘De agnost houdt zich liever bezig met kwesties waar we in principe wél een oplossing voor kunnen vinden. Alleen daarover kan op zinnige wijze gesproken worden. Volgens Lao Zi (en Zhuang Zi) is het echter bijzonder zinvol om telkens weer de onbespreekbaarheid van de oorsprong ter sprake te brengen.’ Deze taoïstische drang om over het onuitsprekelijke te praten verduidelijkt Ransdorp met een variatie op Wittgenstein: ‘Waarover men niet spreken kan, daarover kan men niet zwijgen.’ Treffend duidt hij deze overtuiging aan als de ‘taoïstische hoofdparadox’, die vergaande consequenties heeft voor de invulling van het menselijk bestaan.
 
De Zhuangzi bevat dan ook in de eerste plaats een levensfilosofie. Met zijn verhalen maakt de schrijver duidelijk dat de huidige mens alleen op nut en eigenbelang is gericht. Hij heeft zichzelf verstrikt in hebzuchtige obsessies waarbij hij zijn oorspronkelijke, zuivere natuur is vergeten. Gelukkig is er een uitweg uit deze misère. Door zich opnieuw af te stemmen op tao kan de mens een authentiek en gelukkig leven verwerven. Daarvoor moet hij afstand doen van iedere vorm van egoïsme. Het afstemmen op tao kan op veel niveaus plaatsvinden, bijvoorbeeld op dat van de kennistheorie. Juist omdat tao per definitie onkenbaar is, moet de mens beseffen dat zijn kennis beperkt is. Uitgebreide filosofische discussies over het wezen van de werkelijkheid zijn dan ook nutteloos. Op het gebied van het handelen doet de mens er goed aan om ieder vooropgezet plan te laten varen. Zo wint hij eindeloos veel spontaniteit en creativiteit. Dit wordt door Zhuang Zi paradoxaal genoeg ‘niet-handelen’ genoemd, omdat het volstrekt intentieloos is.

De taoïstische wijze oefent zich levenslang in het afstemmen op tao. Nergens wordt dit proces beter uitgedrukt dan in het vrije en blije zwerven. Dit zwerven, een van de sleutelbegrippen uit de Zhuangzi, moet niet letterlijk worden opgevat. Het betekent niet dat je de wijde wereld in moet trekken, maar dat je je leegmaakt en alle innerlijke beperktheid loslaat. De wijze die hierin slaagt, volgt tao. Hij leeft vanuit een totale openheid en spontaniteit, waardoor hij alles wat hem overkomt kan accepteren. Tegelijkertijd voelt hij zich verbonden met dingen om hem heen, die immers net als hij uit tao voortkomen. Zo zwerft de wijze voorbij het menselijke onderscheid tussen goed en kwaad, nuttig en nutteloos, waar en onwaar, en zelfs voorbij het verschil tussen zichzelf en de ander.

Een grote verdienste van Ransdorps boek is dat hij de actualiteit – of liever gezegd: de tijdloosheid – van Zhuang Zi’s boodschap duidelijk maakt. Door de aangename stijl en heldere uitleg is Zwervend met Zhuang Zi een ware uitnodiging om zelf te gaan zwerven in de fascinerende denkwereld van het taoïsme.

Zwervend met Zhuang Zi. Wegwijs in de taoïstische filosofie, door René Ransdorp, uitg. Damon, Budel 2007, 256 blz., € 24,95