Nele Goutier bezoekt de Haverleij. Waarom wonen mensen in imitatiekastelen, vraagt ze zich af. Is het een vlucht uit de samenleving? Of zoeken mensen naar een betere wereld? Een bewoner formuleert het zo: ‘Het draait hier niet om uiterlijk vertoon, presteren of status.’
Kasteel Leliënhuyze is niet te missen: torens met wapperende vlaggen, een imposante toegangspoort, een speelse combinatie van bak- en natuursteen – en dat alles omringd door een slotgracht en groene velden. Het kasteel contrasteert scherp met de grauwe lucht.
Op de bovenste verdieping kom je niet zomaar. Een slagboom en stevig hek, dat ’s nachts op slot gaat, houden ongewenste bezoekers buiten. Om boven te komen druk ik op de bel en hou ik mijn gezicht voor de camera. ‘Als je even wacht, geef ik je liftautorisatie’, klinkt het door de intercom. Alleen met toestemming van de bewoners kunnen bezoekers de lift in werking stellen. Het is de moderne variant van de slotgracht: al het potentiële gevaar wordt buiten gehouden. Maar ik word verwacht. Ik ben binnen.
Leliënhuyze, een van de negen kastelen in de woonwijk Haverleij in ’s Hertogenbosch, is een imitatie van een authentiek kasteel. Dat is uitgewerkt tot in de details – tot de fruitbomen binnen de muren aan toe, zoals ook oude kastelen die hadden voor voedselvoorziening. Toch is dit geen historisch kasteel; ik bevind me in een vinexwijk. Maar wel een ongewone. Bij vinexwijken denken we toch vaak aan buurten met gelijkgeschakelde huizen zonder vertier. Saai. Een plek die de grauwheid van alledag zichtbaar maakt.
Rijtjeshuis
Saai ogen de kastelen allerminst. In combinatie met de uitgestorven straten doen ze wat surrealistisch aan. Filosoof Pieter Hoexum claimt in zijn Kleine filosofie van het rijtjeshuis dat een architect moet oppassen om een stempel op een vinexwijk te drukken. ‘Hoe terughoudender de vormgever van een woonwijk zich opstelt, hoe makkelijker en sneller vereenzelviging met de plek plaats zal vinden.’ Die terughoudendheid is hier ver te zoeken.
Toch zijn er duidelijk voordelen: er is veel groen en ruimte, mensen kunnen zelf hun groenten verbouwen, en kinderen kunnen in alle vrijheid en veiligheid spelen. Maar wat ik ook zie is dat de huizen dicht op elkaar gepakt zijn – er is ruimte rondom het kasteel, maar niet binnen de muren – en dat er geen voorzieningen als arts, kapper of bakker zijn. Het openbaar vervoer komt hier slechts sporadisch, en mijn telefoon heeft geen bereik. Bovendien is het hier opvallend stil: overdag kun je er een kanon afschieten. Ik vraag me af wat mensen beweegt om hier te gaan wonen.
Die vraag hield ook verschillende onderzoekers bezig. Hun conclusies zijn een echo van maatschappelijke zorgen: mensen voelen zich onzeker in een flexibele netwerksamenleving, waar steeds meer van hen wordt gevraagd, maar waar het steeds minder duidelijk is waarop ze kunnen terugvallen als het misgaat. ‘Mensen in de Haverleij zeggen het niet rechtstreeks, maar ze zijn vaak bang’, stelt socioloog Elfanie toe Laer in een onderzoek naar de vinexwijk uit 2006. ‘Mensen hebben behoefte aan een vertrouwde, herkenbare basis waar ze zich thuis voelen.’ Volgens Toe Laer verklaart dat ook de ‘neotraditionele’ stijl. In haar onderzoek noemt ze het een fuck-de-Zeitgeist-trend. Het is een antwoord op globalisering: puntdak en baksteen geven de mensen het idee gezellig thuis te komen.
Filosoof Lieven De Cauter schrijft over de opkomst van wijken zoals De Haverleij, en stelt eveneens dat bewoners veiligheid zoeken. Hij zet dat flink aan: we zouden een ‘catastrofale botsing’ meemaken tussen de schijnbare noodzaak van economische groei – één jaar minder groei en we zitten al in de problemen – en de eindigheid van ons ecosysteem. Die botsing levert wereldwijd spanningen en geweld op, en resulteert onder meer in grote vluchtelingenstromen. De media trekken voortdurend onze aandacht voor internationale problemen waarover wij ons weliswaar zorgen maken, maar waarop we weinig invloed kunnen uitoefenen. We voelen ons steeds meer bedreigd door krachten waar we geen grip op hebben.
En dus gaan we in onze eigen kleine leefwereld op zoek naar controle en veiligheid. De Cauter beschrijft de trend dat mensen zich terugtrekken in gecreëerde kleine gemeenschappen, soms in de vorm van hermetisch afgesloten gated communities. Het gevolg: een versplinterde wereld, die De Cauter de capsulaire samenleving noemt. Mensen die het zich kunnen permitteren, trekken zich terug in capsules van orde en controle, waartoe de rest geen toegang heeft.
Hufterproof
Maar daar blijft het niet bij. De Cauter voorspelt dat er meer en meer bruggen tussen de verschillende eilanden zullen worden geslagen, waar mensen zich veilig kunnen begeven. Deze bruggen worden onttrokken aan het gemeengoed; ze zijn geprivatiseerd. Dat geldt in veel landen al voor snelwegen en in ons land voor bijvoorbeeld de spoorwegen. Een hedendaags voorbeeld: het centraal station van Rotterdam, waar de bezoeker niet meer naar binnen kan zonder een geldige vervoerskaart. De openbare ruimte wordt steeds minder openbaar.
De Cauter schetst een doemscenario. Toch vraag ik me af of ik iets van de capsulaire samenleving terugvind in De Haverleij. Voor John Branderhorst, die me inmiddels heeft binnengelaten in zijn torenappartement in kasteel Leliënhuyze, is veiligheid in ieder geval een belangrijk thema. ‘Iedereen die hier rondhangt, loopt toch in de kijker. Er zijn weinig hoeken waar je je kunt verstoppen. Het is echt hufterproof’, zeg hij. ‘De politie van Den Bosch kwam hier eens met een inbreker die zijn leven had gebeterd en nu advies geeft over inbraakgevoeligheid van huizen. Toen ze hier een kijkje kwamen nemen, zei hij meteen: draai maar om. Hier komt geen inbreker naartoe.’
Hoogopgeleid, blank
Het gevoel van veiligheid ontstaat niet alleen door muren of gebrek aan hangplekken, maar heeft ook te maken met gemeenschapszin, legt Berry Pigmans uit tijdens een kopje koffie in zijn appartement in Beeckendael. ‘Het contact is hier heel anders. Je bent op elkaar aangewezen; niet alleen omdat we ommuurd zijn, maar ook omdat we afgesneden zijn. Er komen hier overdag geen bussen, terwijl er veel ouderen wonen. En dus heb je elkaar nodig. Er is hier een groepje mensen dat voor elkaar zorgt; als je medicijnen nodigt hebt, naar de dokter moet, of wat dan ook.’
Daar is behoefte aan, hoor ik in de wijk – zeker nu de overheid zich steeds meer terugtrekt. Pigmans: ‘Over een tijdje moeten we het toch zelf doen. De verzorgingsstaat brokkelt af. Ik vind het een plicht om zorg te dragen voor elkaar.’
Dat vindt ook Bernadet Claessens, die mij in haar eengezinswoning in Slot Haverleij ontvangt: ‘We moeten naar een participatiesamenleving toe. Je kunt lang wachten als je wilt dat de politiek iets onderneemt. En dus vind ik dat je zelf wat moet doen – zeker in zo’n wijk als deze.’
En de nadelen dan? Die moeten er toch ook zijn in zo’n capsule met uitsluitend hoogopgeleide, blanke mensen met een bovenmodaal inkomen? Terwijl ze me een bordje couscous met groenten uit eigen moestuin voorschotelt, vertelt Claessens: ‘Ik mis het ontzettend dat je hier geen andere culturen hebt. De bewoners beseffen niet wat armoede is, en dat die ook echt bestaat in Nederland. Dat zie je hier niet. En als je dan ook nog in het bankwezen werkt…’ Haar man Mischa onderbreekt haar: ‘… en toevallig doet iedereen hier dat…’ Bernadet: ‘… dan kom je dat niet tegen.’
‘Je moet erop letten dat je af en toe uit het kasteel komt. Mijn dochter gaat hier naar school, en haar vriendinnetjes wonen hier ook. Voor je het weet zit je dagenlang binnen de muren.’ Haar zoon maakte vorig jaar de overstap van de jenaplanschool in het slot naar de middelbare school in Den Bosch. ‘Ineens moest hij elke dag fietsen. Ik maakte me zorgen, want hij had niet veel ervaring in het verkeer. Fietsen doen kasteelkinderen toch veel minder.’
Gereformeerd dorp
Niet alle bewoners willen zich dus terugtrekken uit de samenleving. Voor sommigen is wonen in Haverleij eerder een manier om het heft in eigen hand te nemen en het leven naar eigen wens in te richten. Met die motivatie verliet Emelie Boersma haar gereformeerde dorp: ‘Ik had geen eigen leven. Iedereen wil daar weten wat je doet, waar je bent. Er is te veel controle. Hier zijn de huizen naar buiten gericht. Je kijkt uit over de natuur, niet bij elkaar naar binnen. Mijn buren zijn ontzettend lief, maar ik heb wél mijn eigen ruimte.’
De bewoners van Haverleij lijken vooral een kwalitatief beter leven te willen. Veiligheid is daar onderdeel van, maar het draait om meer. De rust van het kasteel biedt bijvoorbeeld tegenwicht aan de drukte van alledag, vindt Mischa Claessens. ‘Ik vind het heel prettig om van Schiphol in sneltreinvaart de A2 af te rijden, langs allerlei dorpjes waarvan ik voorheen nooit gehoord had, zoals Hedel. Dan verdwijnt met iedere kilometer de stress van het werk. De drukte laat ik letterlijk achter me.’
‘Hier kun je gewoon jezelf zijn. Het draait niet om uiterlijk vertoon, presteren of status’, vindt Bernadet Claessens. Zo denken veel bewoners erover, en dus ontstaan er alternatieven voor de ratrace van het gehaaste leven: van moestuin, ruilhandel via Facebook en hardloopclubjes tot meet and greets.
Ratrace
Jean-Jacques Rousseau schrijft al in de achttiende eeuw over de ratrace in de moderne samenleving. Gedreven door hun eigen ijdelheid en ambities – Rousseau spreekt van een amour propre – zien mensen anderen niet als medeburgers, maar als concurrenten. De opkomende vrije markt en de eerste kiemen van het liberalisme – met individuele vrijheid als belangrijkste waarde – voeren de strijd verder op. Individuele vrijheid is ook volgens Rousseau een essentiële waarde, maar kan leiden tot een versplinterde maatschappij waarin mensen het eigen belang laten prevaleren. Daartegenover plaatst de filosoof het ideaal van een meer authentiek en natuurlijk leven in kleine gemeenschappen waar mensen zorg dragen voor elkaar.
Het is misschien een romantische utopie, maar het idee de jachtigheid achter je te laten en opnieuw te beginnen heeft tot op de dag van vandaag een enorme aantrekkingskracht. Het verlangen naar een meer authentiek leven zien we bijvoorbeeld terug in het enorme succes van het tv-programma Boer zoekt vrouw. Toch is wat ik zie in De Haverleij geen hang naar het verleden, maar eerder een nieuwe manier om samen te leven. De bewoners vinden er een balans tussen de individuele vrijheid van de moderne samenleving en de geborgenheid van een kleine, authentieke gemeenschap. Emelie Boersma bevestigt: ‘Je kunt hier zelf je keuzes maken. We hebben de burenrelaties van een dorp, maar de vrijheid en privacy van de stad.’
Maar hoe mooi de intenties ook zijn, het valt niet mee om dit in het leven van alledag toe te passen. Dat ontdekt ook Bernadet Claessens: ‘We zijn hier heel uithuizig, er zijn veel tweeverdieners. We hebben het heel druk. Ik had hoge verwachtingen en wilde een hechte gemeenschap opbouwen. Maar ik moet mijn verwachtingen bijstellen. Het voelt soms als trekken aan een dood paard.’