Het gebruik van hersenscans als bewijs in een rechtszaal is wetenschappelijk nog niet verantwoord, stelt filosoof Jan Verplaetse. Hij reageert daarmee op de uitspraak vandaag in de zaak Kim De Gelder.
De Gelder richtte vier jaar geleden een bloedbad aan in kinderdagverblijf Fabeltjesland en vermoordde een bejaarde vrouw. Aan de hand van scans werden ernstige afwijkingen vastgesteld in de hersenen van De Gelder. De psychiaters van de verdediging, Ringoet en De Bruecker, stelden aan de hand van deze scans dat er duidelijk sprake is van een biochemische stoornis. De Gelder zou schizofreen zijn en het verschil niet kennen tussen goed en kwaad. Volgens Verplaetse is er geen wetenschappelijke consensus over wat een hersenscan te zeggen heeft. Toch vindt hij het goed dat ze getoond zijn: ‘Het maakt debat los.’
Psycholoog Wouter Duyck noemde het gebruik van hersenscans in deze rechtszaak onverantwoord, omdat ze geen wetenschappelijke zekerheid bieden over de aanwezigheid van schizofrenie. Zegt zo’n scan überhaupt wel iets?
‘Ik ben geen expert, maar je ziet in de wetenschappelijke wereld verschillende standpunten naar voren komen. De een beweert dat bijkomend onderzoek met verschillende scans nuttig was geweest, de ander wil eerst weten hoe accuraat één scan kan zijn vooraleer we ze in een rechtszaak gebruiken. Het is op dit moment dan ook nog niet wetenschappelijk verantwoord om hersenscans te gebruiken als bewijs. Desalniettemin vind ik het zeker niet slecht dat de scans getoond zijn in de zaak De Gelder. Het maakt een debat los in een zaak waarin duidelijk was wie de dader was; het zit eraan te komen dat medisch-biologische gegevens van gedetineerden een belangrijkere rol gaan spelen in het rechtsproces. Het is goed om hierover na te denken.’
Als hersenscans een belangrijkere rol gaan spelen, en er dus steeds meer nadruk wordt gelegd op afwijkingen in de hersenen die de oorzaak vormen van bepaald gedrag, kunnen we dan nog wel spreken van schuld of verantwoordelijkheid?
‘In mijn filosofische werk stel ik dat niemand schuldig of verantwoordelijk is. Daarvoor heb ik die hersenscan niet nodig. Wel geloof ik dat de neurowetenschappen steeds duidelijker laten zien dat de vrije wil niet bestaat. Psychiaters, psychologen en rechters doen alsof zij weten hoeveel psychisch vermogen er nodig is om verantwoordelijk te zijn. Maar zo’n verantwoordelijkheidsgrens bestaat niet. Het zou logischer zijn om schuldrecht te vervangen door maatregelenrecht. Hierin gaat het niet om de schuldvraag, maar om de vraag: welke maatregel geeft het beste resultaat? Hoe sturen we de daders weer veilig naar de samenleving? En hoe schrikken we mensen voor herhaling af?’
‘Maar daar doe je niet veel mee op dit proces. Hier werden scans gebruikt om te bepalen of iemand schizofreen was. Er werd niet met medische beeldvorming nagegaan of hij voldoende controle had over zijn daden, wat nog iets heel anders is. Het is dus niet zo dat hersenscans in rechtszaken gebruikt worden om de schuldvraag rechtstreeks te beantwoorden. Niemand gelooft in een hersenplek die je verantwoordelijk maakt of niet. Wel is er een veel subtieler verband, want tussen bewijzen dat iemand lijdt aan schizofrenie dan wel aan een mildere stoornis zoals een persoonlijkheidsstoornis is er een enorm verschil inzake ontoerekeningsvatbaarheid. Hier zou een hersenscan, maar ook klinische observatie, enig verschil kunnen maken.’
U ziet voordelen in het toekomstig gebruik van hersenscans in een rechtszaak, maar wat nu als een verdachte niet wil meewerken aan zo’n scan?
‘Ik vind instemming van een gedetineerde absoluut noodzakelijk, net zoals een verdachte toestemming moet geven om DNA af te staan. Het druist in tegen de grondwettelijke vrijheid van de mens om iemand zoiets op te leggen. Al kun je je natuurlijk afvragen hoe vrij een verdachte is in een rechtsproces. Als een verdachte weigert mee te werken aan belangrijk onderzoek dat kan uitwijzen of hij het misdrijf heeft gepleegd, zal dat zeker in zijn nadeel werken. En er bestaat nog een groot probleem: stel dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar is, wat betekent dan zijn toestemming voor het maken van een hersenscan? Kan hij die toestemming wel verlenen? Je komt zo in een complexe problematiek terecht.’