Laatst hoorde ik iemand onderhandelen over iets. Ik meen dat het ging over een tarief van iemand die hij wilde inhuren. Dat was blijkbaar te hoog. ‘Nee, dat gaan we niet doen. Het moet wel leuk blijven.’
Snap ik, dacht ik in eerste instantie. Alles is al duur genoeg. Diezelfde week hoorde ik dit zinnetje nog twee keer.
Vrouw A: ‘Ik ga drie keer per week sporten vanaf januari, doe je mee?’ Vrouw B: ‘Nee, voor mij is één keer per week meer dan zat. Het moet wel leuk blijven.’
De laatste variant was een gesprek tussen een echtpaar. Zij wilde een week op vakantie, hij vond een midweek wel voldoende. Want: ‘Het moet wel leuk blijven.’
Wat moet er precies leuk blijven?
Sindsdien snap ik er weinig meer van. Wat moet er precies leuk blijven? Bedoelen we eigenlijk wel ‘leuk’, of iets anders? Het lijkt erop alsof we eerder ‘goedkoop’, ‘niet te moeilijk’, ‘niet te lang’ en meer van dien aard bedoelen. Waarom zeggen we dát dan niet gewoon?
‘Leuk’ is een vergaarbak geworden waaruit we kunnen grabbelen als we eigenlijk geen kleur willen bekennen. ‘Het moet wel leuk blijven’ lijkt een zinnetje waarbij het vooral draait om onszelf, om ons perspectief. De wensen van de ander worden nauwelijks meegewogen. De subtekst blijkt meestal iets te zijn als: neuh, voor mij hoeft dat niet.
Even tussendoor… Meer columns lezen van Elke Wiss? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Is deze zin een manier om de ander af te poeieren? Het is ook weleens tegen mij gezegd. In mijn herinnering knikte ik toen begripvol. Natuurlijk, natuurlijk, het moet wel leuk blijven, absoluut, snap ik. Waarom vroeg ik niet door? Waarom liet ik me met dit troost-kluitje het riet in sturen?
Ik neem me bij deze voor een volgend ‘Het moet wel leuk blijven’ te beantwoorden met een welgemikt: ‘Wat bedoel je precies met leuk?’
Het woord ‘leuk’ zit me sindsdien steeds meer dwars. Dat arme woord wordt te pas en te onpas gebruikt als mist of rookgordijn. Wordt ‘leuk’ vaak in de strijd gegooid om te verhullen wat we eigenlijk willen zeggen?