Home Het juiste moment

Het juiste moment

Door Jeroen Hopster op 25 maart 2014

Cover van 04-2014
04-2014 Filosofie magazine Lees het magazine
Joke Hermsen heeft Kairos, de personificatie van het geschikte moment, bevrijd uit de vergetelheid. Maar zij durft hem nog niet geheel te ontketenen. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Is er iets wat kan ontsnappen aan het ritme van de klok? Wetenschappers hanteren een ‘tijdloos model van tijd’: het universum mag dan ouder worden, natuurwetten blijven onveranderd. Zover het zicht reikt, heeft de klok altijd met dezelfde ijzige regelmaat getikt – van 13.8 miljard jaar terug tot aan het heden. De tijd veroudert niet.

Dat geldt, althans, voor Chronos – de kloktijd. Maar is dat wel de tijd die er werkelijk toe doet? Als we de tijd voorstellen als een stroom, zoals de oude Grieken deden, zien we een ander beeld. Een stroom legt immers geen strak ritme op, maar kabbelt voort, versnelt en vertraagt. En soms, heel soms, doorbreekt de stroom een kritisch evenwicht, om zijn bedding te verlaten en op zoek te gaan naar een nieuwe loop. Een breekpunt in de tijd?

De tijd heeft meerdere gezichten, beseften de Grieken. Behalve Chronos, de regelmatige kloktijd, kenden zij Kairos: het bepalende ogenblik. In tegenstelling tot de bebaarde opa Chronos, was Kairos een jonge god, zoon van Zeus. De weegschaal in zijn hand diende om het juiste moment te wegen, zijn spieren toonden zijn vermogen om de zaken om te wentelen. Kairos had één lange haarlok, waaraan je je moest vastgrijpen om mee te gaan met het momentum – to seize the moment. Kairos was de god van het geschikte moment.

En wat zijn betere momenten voor een omwenteling dan tijden van crisis? Het woord crisis, afgeleid van het Griekse krinein, betekent letterlijk beslissing. Als de stroom tot aan de rand van het oppervlak is gestegen en een kritische massa heeft bereikt, dan volgt het omslagpunt: een eerste druppel sijpelt over de rand en genereert een onvoorspelbaar nieuw begin. Wie op dat kairotische druppeltje meevaart, staat aan het roer van een doorbraak. Een crisis biedt kansen voor een fundamenteel nieuw begin.

Nataliteit

Kairos. Een nieuwe bevlogenheid luidt de titel van het nieuwe boek van Joke Hermsen. Een prachtig thema, dat het filosofische en maatschappelijke karakter van Kairos met elkaar verbindt. Hermsen is op haar best wanneer zij zich over de filosofische kant ontfermt: zij laat zien hoe grote continentale denkers en schrijvers – Hannah Arendt, Friedrich Nietzsche, Ernst Bloch, Thomas Mann – elk op hun eigen manier het kairotische ogenblik in hun werk verweven.

Neem Arendt. Zelf maakt Arendt geen onderscheid tussen Chronos en Kairos, maar schrijft ze over de niet-tijdruimte of tijdloze tijd; ze moet ‘soms wat paradoxale beweringen gebruiken om duidelijk te  maken dat het hier om een andere ervaring van tijd dan de kloktijd gaat’, aldus Hermsen. Maar of ze het beestje nu bij de naam noemt of niet, Arendt is een kairos-denkster pur sang. Zij beschouwt het creatieve vermogen om iets nieuws te beginnen – onze nataliteit – als wezenskenmerk van de mens. Alle dieren zijn sterfelijk, maar slechts de mens is geboortelijk: wij ontlenen onze vrijheid aan het vermogen om een nieuw begin te creëren.

Daarom is vergeving volgens Arendt een exemplarische menselijke deugd. Vergeving stelt ons in staat om opnieuw te beginnen, ons te bevrijden van het verleden en een eigen toekomst te scheppen. Dat brengt ons bij de maatschappelijke kant van Kairos: hoe geven wij gestalte aan een ‘nieuwe bevlogenheid’? Een mooi voorbeeld in eigen land is Keti Koti – ‘verbroken ketenen’ – het bevrijdingsfeest ter gelegenheid van de afschaffing van de slavernij. In het Amsterdamse Oosterpark komt sinds enkele jaren een grote multiculturele menigte bijeen voor een ‘verzoeningstafel’, als gezamenlijk moment om verleden en toekomst op nieuwe wijze te verbinden.

Abecedarium

Keti Koti is één van de initiatieven die Hermsen opsomt in het abecedarium dat haar boek besluit: een alfabetische lijst van begrippen en projecten die concrete invulling geven aan het ‘nieuwe begin’. De lijst is fraai, maar de link met Kairos niet altijd evident. Is elk ‘nieuw begin’ verknoopt aan een kairotisch ogenblik? Maakt dat het kairos-begrip niet al te breed? En hoe rechtvaardigt Hermsen haar terughoudendheid over de groeiende versmelting van mens en techniek? Is Prometheus niet de uitgelezen handlanger voor Kairos, die de techniek kan aangrijpen als momentum voor ingrijpende verandering? Hermsen mag dan wel pleiten voor een ‘juiste morele maat’, maar dat is niet de maat die de weegschaal van Kairos symboliseert. Laat Kairos zich wel ketenen?

Het eerste essay is het mooiste hoofdstuk van het boek: Hermsen gaat de diepte in en laat overtuigend zien hoe Kairos bijdraagt aan een beter begrip van tijd. De essays die volgen bewegen zich in de breedte, met de uiteenzetting van kairotische ideeën bij andere filosofen. Hermsen manifesteert zich niet zozeer als originele denkster, maar vooral als vertolkster – en die kunst beheerst zij uitstekend. Het resultaat is een boek dat inspireert: niet zozeer vanwege de nieuwe bevlogenheid, maar vooral omdat Kairos het filosofische begripskader verrijkt.