Home Onderwijs ‘Het is tijd voor een nieuwe universiteit’
Leiderschap Onderwijs Vrijheid

‘Het is tijd voor een nieuwe universiteit’

De Nederlandse wetenschap verkeert in crisis, stelt filosoof Ingrid Robeyns. Ze schreef met anderen een pamflet. Waar is de ‘vrijplaats van belangeloze nieuwsgierigheid’ gebleven?

Door Marc van Dijk op 24 december 2020

hoogleraar hoogleraren wetenschap wetenschappers universiteit opening academisch jaar rode baret Met rode vilten vierkantjes op hun baret protesteren hoogleraren in Groningen tegen dreigende bezuinigingen, september 2019. Beeld Corné Sparidaens

De Nederlandse wetenschap verkeert in crisis, stelt filosoof Ingrid Robeyns. Ze schreef met anderen een pamflet. Waar is de ‘vrijplaats van belangeloze nieuwsgierigheid’ gebleven?

Cover van 01-2021
01-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Ingrid Robeyns, hoogleraar ethiek aan de Universiteit Utrecht, heeft er de afgelopen jaren een beroep bij gekregen: activist en lobbyist. De Nederlandse wetenschap verkeert in crisis, vindt ze – organisatorisch, financieel, inhoudelijk. Met twee andere hoogleraren, computerlinguïst Rens Bod (UvA) en koreanist Remco Breuker (Leiden), publiceerde Robeyns dit najaar het pamflet 40 stellingen over de wetenschap. Daarin beschrijft ze de frustratie van veel wetenschappers over de manier waarop universiteiten worden bestuurd en gefinancierd. Het boekje is gratis te downloaden op de site van uitgeverij Boom; vier universiteiten kochten de rechten af.

Er is binnen de universiteiten al sinds het begin van deze eeuw kritiek op het gevoerde beleid. Maar sinds de bezetting van het Maagdenhuis (het bestuurlijk centrum van de Universiteit van Amsterdam) door honderden studenten in de eerste maanden van 2015 is de kritiek pas echt losgekomen.

Toen het kabinet-Rutte III bij zijn aantreden een nieuwe bezuiniging op de universiteiten aankondigde, hebben de actievoerende wetenschappers zich verenigd in verbanden als WOinActie, een landelijk platform dat zich inzet voor de toekomst van universitair onderwijs. Maar alleen actievoeren is volgens Robeyns niet genoeg: ‘Gelijk hebben is niet hetzelfde als gelijk krijgen. Daarom voeren wij gesprekken met de minister van Onderwijs en met andere politici. Juist in de aanloop naar de verkiezingen moet er gelobbyd worden.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Werkdruk

In oktober 2020 schreef Robeyns een brief aan premier Rutte met haar zorgen ‘over de extreme competitie in combinatie met sterke onderfinanciering van de Nederlandse wetenschap.’ Veel hoogleraren van haar generatie ‘raden jonge mensen af om een carrière in de wetenschap te overwegen, omdat het loopbaanperspectief te beroerd is.’ Wat is er dan allemaal zo verkeerd? Je zou kunnen zeggen dat de Nederlandse universiteiten bloeien als nooit tevoren. De studentenpopulaties zijn gegroeid en internationaler geworden, de Nederlandse wetenschap heeft internationaal een goede reputatie. Nederlandse onderzoekers zijn de meest productieve van Europa – met per geïnvesteerde euro de meeste wetenschappelijk publicaties.

Maar schijn bedriegt. De ronkende cijfers verhullen volgens Robeyns en de andere opstellers van het pamflet dat universiteiten lijden onder structurele onderfinanciering en onder een ondemocratisch, bedrijfsmatig bestuur. De onderfinanciering heeft zich ‘de afgelopen zeventien jaar’ opgestapeld, schrijft Robeyns aan Rutte, en bedraagt ‘zo’n 1,15 à 1,5 miljard op jaarbasis’. ‘Doordat studentenaantallen zijn blijven stijgen, en er ook steeds meer andere vragen vanuit de samenleving gericht worden aan de universiteiten, is de werkdruk voor zo’n 70 procent van de wetenschappers al jaren ongezond.’

De budgetten zijn sinds begin deze eeuw niet meegegroeid met de studentenaantallen, stellen Robeyns en de andere pamflettisten. Daardoor is het volgens hen niet meer mogelijk om binnen de gestelde uren aan alle taken te voldoen. Onderzoek doen is voor veel docenten bijna onmogelijk, terwijl juist de combinatie van onderwijs en onderzoek essentieel is. Eind 2019 deden 720 wetenschappers na een oproep van WOinActie melding bij de arbeidsinspectie. Uit een inventarisatie van deze aangiftes blijkt dat wetenschappers structureel gemiddeld 12 tot 15 uur per week onbetaald overwerken.

De grotere werkdruk komt ook door een verandering in de manier waarop onderzoek wordt gefinancierd. Die zou ook tot veel extra werk, onzekerheid en stress leiden. Vroeger werd onderzoek standaard door de staat bekostigd; het viel onder een vaste ‘eerste geldstroom’. Sinds 2003 is ‘de tweede geldstroom’ dominant: onderzoekers moeten veelal buiten het vaste budget zoeken naar beurzen, fondsen of subsidie voor onderzoek, enkel te verkrijgen via uitputtende competitie. De pamflettisten willen dat dit wordt teruggeschroefd.

‘Ik doe dit niet voor mezelf’, zegt Robeyns, die een vaste aanstelling heeft als hoogleraar met bijbehorend salaris en voldoende fondsen voor onderzoek. ‘Ik doe dit omdat de situatie voor de toekomst van de wetenschap in Nederland nijpend is. Dat is uiteindelijk schadelijk voor het hele land, maar de mensen die er als eersten onder te lijden hebben, zijn de onderzoekers en docenten op universiteiten. Van de meesten van hen zul je niet snel iets horen, want zij moeten iets zien op te bouwen vanuit zwaar bevochten tijdelijke aanstellingen van twee jaar of korter, vaak in deeltijd. Hun posities zijn te kwetsbaar.’

Naast de financiering is er volgens Robeyns en de andere opstellers van het pamflet een grondige verandering nodig in het bestuur van de universiteiten. Universiteiten worden te veel als een bedrijf gerund, stellen ze, terwijl het democratische kennisgemeenschappen zouden moeten zijn.

Ten slotte keren ze zich tegen het verschil in waardering tussen alfa-, bèta- en gammawetenschappen. De technische universiteiten houden zich vooralsnog stil, omdat die qua financiering veel minder te klagen hebben. Een van de weinigen die zich wel uitspraken is Peter Paul Verbeek, techniekfilosoof en hoogleraar in Twente: ‘We zijn één academische gemeenschap in dit land. Maar nu worden we tegen elkaar uitgespeeld.’

Wantrouwen

Ewald Engelen kijkt niet op van de situatie – managers spreken een andere taal dan wetenschappers, zegt hij. Engelen is filosoof en hoogleraar financiële geografie aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Lees de laatste trendrapportage van universiteitenkoepel Vereniging van Universiteiten (VSNU) er maar op na, en let dan vooral op de taal die daarin wordt gebezigd: “topsectoren”, “productiviteit”, “rendement”. Die woorden zijn niet onschuldig.’ Samen met collega’s wees hij er al in 2014 op dat managers de macht overnamen op hogescholen en universiteiten, en dat dit het eind inluidde van de universiteit als ‘vrijplaats voor belangeloze nieuwsgierigheid’.

Engelen verwijst naar VU-historicus Chris Lorenz, die dit waarschijnlijk als een van de eersten doorzag. In 1993 beschreef hij in een pamflet wat er zou gaan gebeuren met de academische vrijheid toen de politiek in de ban begon te raken van marktwerking en neoliberale idealen. In de bundel Waartoe is de universiteit op aarde? (2014) schrijft Lorenz dat ‘sinds de jaren tachtig het debat over het idee van de universiteit in toenemende mate wordt achterhaald door het oprukken van het neoliberalisme en het New Public Management’.

‘New Public Management’ is de verzamelterm voor de managementfilosofie die de overheid sinds de jaren tachtig gebruikt bij de liberalisering en hervorming van de publieke sector. Publieke instellingen zoals universiteiten moesten de markt op en efficiënter worden gerund, wat leidde tot een nieuwe bovenlaag van managers, zoals in het bedrijfsleven. Het gevolg is volgens Lorenz dat ‘het idee van een beroep en van professionalisme als zodanig ondergraven wordt. En wat de universiteit verder ook mag zijn, het betreft een instelling van professionele specialisten.’

Onderzoek doen is voor veel docenten bijna onmogelijk

De crux is volgens Lorenz dat die specialisten niet langer vertrouwd worden in hun vermogen om zelf te bepalen wat van waarde is en zichzelf te besturen. ‘Mijn punt is dat New Public Management professionele “zelfregulering” afschaft en deze vervangt door een als kanker groeiend systeem van gekwantificeerde externe controles,’ schreef hij.

‘We stonden erbij en we keken ernaar,’ zegt Engelen. Het is volgens hem terecht dat een van de stellingen in het pamflet van Robeyns cum suis luidt dat wetenschappers medeplichtig zijn aan de misère. ‘Ik heb van nabij gezien hoe het bureaucratische apparaat aan de universiteit in de afgelopen 25 jaar complexer en machtiger is geworden. Toen ik in 1994 als aio begon aan de UvA, was het een heel platte organisatie, met een grote mate van vrijheid, zeker voor hoogleraren. Op dit moment is het een zeer gecentraliseerde, uiterst complexe organisatie, met een dikke laag aan tussenbestuurders. Er lopen op de universiteit veel te veel mensen rond die niet bezig zijn met waar het om gaat: onderzoek doen en onderwijs geven.’

Is het zo vreemd om verifieerbare eisen te stellen aan de wetenschap, die voor het grootste deel met belastinggeld gefinancierd wordt? Engelen: ‘Nee, maar de administratieve protocollen waarmee die eisen gepaard gaan werken averechts. Wetenschappers zijn een groot deel van hun tijd kwijt met het opstellen van cursus- en toetsbeschrijvingen volgens specifieke internationale eisen, met de vele interne en externe controles op de kwaliteit van onderwijs en onderzoek, en met het circus van fraudepreventie. Het zou een promotieonderzoek waard zijn om eens te beramen wat er door dit controleapparaat, dat tot doel heeft om de efficiënte besteding van belastinggeld te garanderen, wordt afgeroomd. Dat loopt in de honderden miljoenen. Nog iets wat in de honderden miljoenen – nee, in de miljarden loopt, en dat ontbreekt in het pamflet: de prestigieuze bouwprojecten van verschillende universiteiten in oude stadscentra, aangejaagd door ambitieuze bestuurders.’

Ideaal

De ‘academische nachtmerrie’ is volgens Ewald Engelen begonnen onder de paarse kabinetten, midden jaren negentig, parallel met de privatisering van andere sectoren. Het roept volgens hem vooral één vraag op, die in het pamflet wat hem betreft te weinig aan bod komt: wat de universiteit wél zou moeten zijn. ‘We zitten nu in een periode waarin mede door de pandemie toch al veel vragen gesteld worden over die neoliberale koers van de afgelopen 25 jaar: universiteiten zijn er in principe niet om economische groei aan te zwengelen, maar in de praktijk worden ze wel zo ingezet. Er wordt veel bedrijfsondersteunend wetenschappelijk onderzoek gedaan – in Wageningen bedenken ze hoe de rentabiliteit van de koe verder vergroot kan worden. Verdient dat soort onderzoek publieke financiering?

Universiteiten zijn vooral opleidingscentra voor de elite. Denk hierbij aan de bulk van economie- en rechtenstudenten die de bestuurlijke kaste van nieuwe werknemers voorzien, het administratief-bureaucratisch apparaat van Nederland. De toekomstige functionarissen van overheden, banken en multinationals. Dit zorgt ervoor dat universiteiten in veel opzichten geen centra zijn van kritisch denken, maar eerder een voorportaal van de gevestigde orde.’ Dit is overigens slechts bij uitzondering anders geweest. ‘In Nederland was het in de jaren zestig en zeventig wel enigszins anders. En internationaal zijn er beroemde voorbeelden, zoals de Frankfurter Schule, die in de jaren twintig ontstond. Misschien is het tijd om met een dergelijk ideaal voor ogen een nieuw mandaat voor de universiteit te formuleren.’

Daarin zou volgens Engelen ook nadrukkelijk de publieke relevantie van wetenschappelijk onderzoek voor de Nederlandse samenleving centraal moeten staan. ‘We hebben ons sinds de Tweede Wereldoorlog helemaal geconformeerd aan Anglo-Amerikaanse wetenschappelijke conventies. Een goede wetenschapper is iemand die maximaal aan de eisen van die conventies voldoet. Denk hierbij aan de methodologische eisen, welke literatuur geaccepteerd wordt en van welke onderliggende wetenschapsfilosofische premissen we uitgaan. Maar ook aan stilzwijgende aannames over wat normaal is, wat gezond is en wat vooruitgang is, die bijvoorbeeld verstopt zitten in termen als “economische ontwikkeling”, “opkomende markten”, “verstedelijking”, “secularisatie” en “globalisering”. Die conventies zijn niet neutraal. Er komen allerlei onuitgesproken ideologische uitgangspunten en denkpatronen mee. En afgezien van de wenselijkheid hiervan: kunnen we ervan uitgaan dat die ook in de toekomst mondiaal heersend blijven? Allemaal onbeantwoorde vragen.’

Ingrid Robeyns zou dit debat liever vandaag dan morgen beginnen. ‘De universiteit zou een centrum van onafhankelijk denkwerk moeten zijn, zoals Robert Hutchins, rector van de University of Chicago, het verwoordde. De wetenschappers in zo’n democratisch geleide kennisgemeenschap krijgen van de samenleving een enorm privilege. Maar alleen op die voorwaarde kunnen ze ook een werkelijk waardevolle bijdrage leveren aan diezelfde samenleving, zonder door andere belangen te worden belemmerd. Hierover moeten we in aanloop naar de verkiezingen uitgebreid debatteren – en niet alleen met academici.’

40 stellingen over de wetenschap

40 stellingen over de ­wetenschap
Rens Bod, Remco Breuker en Ingrid Robeyns
Boom
96 blz.
€ 17,50
Gratis te downloaden via www.boomfilosofie.nl