De overheid wil dat we een autogordel dragen, stoppen met roken of gezonder eten. Maar dit soort gedrag veranderen gaat langzaam.
Illustratie: Bas van der Schot
Experiment
In de jaren vijftig was het aantal verkeersdoden in de VS enorm. Vijftien jaar later maakte slechts 11 procent van de automobilisten gebruik van de autogordel.
‘Het duurde decennia voordat een ruime meerderheid een gordel droeg’, vertelt empirisch ethicus Willemine Willems. ‘Automobilisten kenden het gevaar van rijden zonder gordel. Met een kleine handeling konden ze hun leven veiliger maken, en toch deden ze dat niet. Wat je hier ziet gebeuren is dat verschillende morele werelden botsen. Er bestaat niet één rationele beslissing, maar meerdere. Door een gordel te dragen communiceerde je bijvoorbeeld wantrouwen naar de bestuurder. Voor een beleidsmaker die alleen naar cijfers van dodenaantallen kijkt, is het onbegrijpelijk dat mensen geen riem dragen. Maar die cijfers zijn maar één visie om tot een beleid te komen.
Die botsing van verschillende morele werelden zie ik ook terug in de gezondheidszorg. Om kosten te besparen kunnen huisartsen in Maastricht patiënten doorverwijzen naar goedkopere stadspoli’s in plaats van het ziekenhuis. Toch gebeurt dat minder vaak dan beleidsmakers voorspelden. Als empirisch ethicus ga ik in de huisartspraktijk zitten en volg ik hoe huisartsen tot verwijsbesluiten komen. Dan blijkt bijvoorbeeld dat een huisarts naar het ziekenhuis verwijst, omdat een patiënt laat merken dat die een stadspoliverwijzing niet als een volwaardige verwijzing ziet, maar als een teken dat de huisarts hem en zijn klacht niet serieus neemt. Er zijn verschillende redenen waarom huisartsen verwijzen. Menselijk gedrag is heel onvoorspelbaar. Dat is niet in een protocol te vangen. Het is geen mechaniek.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees