Home Goed sterven is gewillig sterven
De dood

Goed sterven is gewillig sterven

Door Pieter Hoexum op 05 februari 2013

Goed sterven is gewillig sterven
07-2002 Filosofie magazine Lees het magazine

Tussen leven en leer van Seneca gaapt een kloof. De filosoof predikte soberheid, maar was gefortuneerd. Bovendien was hij als Romeins staatsman en opvoeder van Nero zeer machtig. Hij stierf uiteindelijk toch zoals een stoïcijn betaamt: kalm en moedig.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Net zoals nu nog voor het ambt van de paus geldt, was keizer van het Romeinse rijk niet een functie waar je vervroegd uit kon treden. Dat gebeurde ten minste zelden. Keizers sterven niet in bed, zo luidt de titel van het lezenswaardige boek van Fik Meijer over de, meestal geweldadige, levenseinden van de Romeinse keizers.  Romeinse geschiedschrijvers waren gefascineerd door al die moorden; we danken het dan ook aan hen dat we van al die keizers, zelfs al waren sommigen slechts enkele maanden keizer, weten hoe ze aan hun einde kwamen.

Dat gaat in elk geval op voor het begin van de keizertijd,  met geschiedschrijvers als Suetonius en Tacitus. Tussen de regels door blijkt duidelijk dat Tacitus een republikein was. Als je zijn levensschets van Nero leest, moet je hem ook wel gelijk geven: almacht is niet goed voor een mens en zeker niet voor zijn medemensen. Nero wordt door zijn moeder op zijn zestiende op de troon gezet, met Seneca en Burrus (het hoofd van de lijfwacht) als mentoren. Vooral de eerste jaren regeren zij, in Nero’s naam, feitelijk het rijk. Seneca was onder Nero’s voorganger, Claudius, verbannen naar Corsica, waar hij acht moeilijke jaren doormaakt voordat hij door Agrippina, de vierde echtgenote van Claudius,  teruggehaald werd naar Rome als opvoeder van haar zoon Nero. Niet duidelijk is wat die opvoeding precies voorstelde, maar de invloed van zijn moeder was te groot om Seneca (en Nero) werkelijk een kans te geven. Suetonius schrijft dat “zijn moeder niet wilde dat hij (Nero) zich met filosofie bezig hield. Dat was, zo waarschuwde ze hem, een handicap voor iemand die was voorbestemd om te regeren”. Suetonius voegt daar enigszins vals aan toe dat “Seneca Nero afhield van de bestudering van de oude redenaars, om zelf langer door hem bewonderd te worden.”

Op het moment dat hij terug kon naar Rome was Seneca ongeveer 55; hij was in ongeveer het jaar vijf voor Christus geboren in Spanje, in een adellijke familie en naar Rome gestuurd om carrière te maken. Dat lukt zeer wonderwel, Seneca bleek een retorisch talent en dat maakte een succesvolle politieke carrière mogelijk, ondanks zijn zwakke gezondheid. Ook maakte hij naam als dichter en schreef hij enkele tragedies. Maar wij kennen hem toch vooral als een filosoof. Op papier predikt de stoïcijn Seneca een sober, teruggetrokken leven, volgens een strikte, rationele moraal. Ondertussen wordt hij een stinkend rijke regent in het centrum van de macht, waar de wetten van de jungle heersen.

De langzaam volwassen en steeds krankzinniger wordende Nero moordt vrijwel zijn hele familie uit – eigenlijk iedereen die te dicht in de buurt komt. Als Burrus na veertien jaar overlijdt (waarschijnlijk vergiftigd) houdt Seneca het in deze slangenkuil voor gezien en trekt zich terug uit het hofleven. Wie leest over Seneca voelt zich al snel ongemakkelijk bij de kloof tussen zijn ‘leer’ en ‘leven’. Maar zodra je zijn Brieven aan Lucilius leest, wint hij onmiddellijk je sympathie en vergeef je hem alles. Hij begint die brieven te schrijven nadat hij zich heeft teruggetrokken uit het openbare leven. Wie de geadresseerde was, of hij zelfs bestond, is onbekend gebleven. Het doet er ook niet zoveel toe, Seneca schreef de brieven voor de lezers en zijn eigen plezier. De toon die Seneca aanslaat tegen Lucilius is weliswaar kleinerend, zoals Ollie B. Bommel tegen zijn ‘jonge vriend’ Tom Poes praat, maar tussen de wijze levenslessen door laat hij zich gemakkelijk afleiden, de lezer met zich meeslepend. Het was niet voor niets de favoriete lectuur van Montaigne, wat ook te maken zal hebben met het feit dat het in de brieven regelmatig gaat over de dood. In zijn 61ste brief bijvoorbeeld lijkt het zelfs alsof Seneca het over zijn eigen dood heeft:

“In deze stemming schrijf ik je deze brief, met de gedachte dat de dood mij zou kunnen wegroepen terwijl ik juist bezig ben te schrijven: ik ben bereid om heen te gaan en daarom kan ik van het leven genieten, omdat ik niet al te zeer in angst verkeer over de vraag hoe lang dat nog zal duren. Voor mijn oude dag heb ik ervoor gezorgd goed te leven, op mijn oude dag is mijn zorg goed te sterven: goed sterven is gewillig sterven. Doe je best om nooit iets tegen je wil te doen; al wat onvermijdelijk staat te gebeuren ondanks je verzet, dat is geen onvermijdelijk lot als je het zelf wilt.”

 
Drie jaar later raakt hij toch nog verstrikt in de intriges rond Nero. Nero beschuldigt hem ervan deel uit te maken van een samenzwering en beveelt hem zelfmoord te plegen. Tacitus beschrijft de sterfscène van Seneca zoals Plato eeuwen eerder in zijn Phaedo de dood van Socrates beschrijft. Net zoals Socrates gaat Seneca  te midden van zijn vrienden als een ware filosoof op weg naar het einde. Hij probeert zijn vrienden te troosten en spreekt ze moed in:

“Waar waren nu, zo vroeg hij bij herhaling, de stelregels van hun filosofische overtuiging, waar was nu de rationele houding tegenover dreigende gevaren waarop ze zich al die jaren hadden bezonnen? Iedereen wist toch dat Nero genadeloos was? En dat hij nog maar een ding kon doen, nadat hij zijn moeder en broer om het leven had gebracht? Hij kon nu toch alleen nog maar de man vermoorden die hem had opgevoed en onderwezen?”

Hij omhelst zijn vrouw voor de laatste keer en probeert ook haar te troosten. Maar zij wil samen met hem sterven en Seneca wil haar “die roem niet ontzeggen”. Beiden laten zich de polsaderen doorsnijden. Omdat zijn bloed traag stroomt laat Seneca ook zijn aderen in zijn enkels en knieholtes doorsnijden. Maar dat bespoedigt de dood nauwelijks. Uitgeput door de pijn vraagt hij zijn vrouw naar een ander vertrek te gaan zodat ze zijn lijdensweg niet hoeft te zien. Daar laat ze zich overhalen haar wonden te laten verbinden en overleeft zodoende het drama. Seneca is nog helder van geest en dicteert hen nog enkele traktaten. Omdat aan de lijdensweg van Seneca maar geen einde wil komen laat men gif komen: dolle kervel, dat had Socrates immers ook “genezen van alle aardse kwalen”. Maar Seneca’s uitgeputte lichaam neemt het gif onvoldoende op. Hij stapt in een bad, in de hoop dat zijn bloedsomloop weer op gang komt. Het helpt allemaal niets. Ten slotte wordt hij in een stoombad gezet, waar hij stikt in de stoom.