Home George Berkeley op varend opleidingsschip De Visstick

George Berkeley op varend opleidingsschip De Visstick

Door Robbert-Jan Henkes en Erik Bindervoet op 12 november 2012

01-2001 Filosofie Magazine Lees het magazine

Kapitein Iglo en de Ierse filosoof George Berkeley zijn het eens: de wereld is een mentale constructie, hoe je hem ook wendt of keert. Geen twee mensen kunnen hetzelfde waarnemen. 'Hoe kun je dan oordelen, als geen twee mensen het over hetzelfde kunnen hebben?' 'Ik oordeel niet, ik veroordeel alleen maar.'

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

De zon schijnt. De maan schijnt. De hele wereld schij­nt. Maar wat bevindt er zich achter die schijn? Wat is echt? Dat is onze quest naar de heilige grail, onze queeste, onze kwestie, onze quaestie. Dat is onze reis. Van hier tot ginder. Van daar naar het onbekende en weer terug, aan boord van het varend opleidingsschip voor minderjarige matrozen en ander uit de klauwen van de opvoeders gered kanonnenvoer de Visstick, onder de bezielende, ja koene leiding van de koene, ja beziel­de Kapitein Iglo.
– Ay ay!
Waarom en vanwaar die vraag, wat is echt? Is de wereld soms niet zoals zij zich aan ons voordoet, zoals zij ons gegeven is? En zoals wij er door de bank genomen toch heel behoorlijk mee uit de voeten kunnen? Neen! Driewerf neen!

Sprakeloos

– Ja, esse is percipi, dat kan je allemaal wel mooi zeggen, maar wat als je geen hand voor ogen ziet?
– Captain, betekent dat dat de buitenwereld niet bestaat? dat alles een… droom is?
– Dat had je gedroomd!

Kapitein Iglo neemt u en ons en de hele bemanning mee naar Wekiewekieland, waar wij ontwaken uit de illusie die de mate­riële wereld is. De plek waar de uitgestorven diersoorten heengaan als ze aan uitsterving onderhevig zijn. De plek waar de vergeten beschavingen verdwijnen als ze aan verdwijning onderhevig zijn. Op de tv heb je een kanaal waar je video kan opnemen en afspelen en via dat kanaal kun je ook alle andere kanalen weer krijgen. Het is als het ware een deurtje naar alle andere zenders. Zo moet je je deze plek ook voorstellen. Een deurtje naar een andere, maar dezelfde wereld, waar alles nog is zoals het was. Is dat soms onmogelijk? Niet als we ervan uitgaan dat we terug in de tijd leven, waar vele geleer­den momenteel mee bezig zijn om het te bewijzen. Kortom: het binnenste binnenste van donker Afrika, waar ze het licht nog niet uitgevonden hebben, het grensgebied van het Kenbare, kenbaar Afrika, ergens tussen Gompia en Zombia, waar geen mens nog ooit een voet heeft gezet, en daarmee alleen maar te vergelijken met de zee, waar ook nog nooit een mens een voet heeft gezet.
– Ik ben sprakeloos.
– Ik hoor het.
En met het heelal om ons heen. En met het binnenste van de aarde. En van de mens. Waar heeft de mens eigenlijk wel ooit een voet gezet, behalve op allerlei oppervlakkige oppervlakten en oppervlakkigheden?
– Precies. Een en al oppervlakkigheid wat de klok slaat. En wij willen de diepte in, de diepte van opvatting, van concep­tie. Met gedachten zo diep dat je de bodem ervan niet kan zien. Maar helaas, wij blijven uit de aard der miserabele zaak altijd gevangenen van onze eigen perceptie. We zullen nooit doordringen tot de kern van de zaak, maar altijd maar een beetje rondwandelen en krabben aan de buitenkant, waar de kakkerlakken en kappersimulators zwerven. We kunnen niet eens door de dingen heen kijken, laat staan ze zien zoals ze zijn.
– Hoe zijn de dingen dan?
– Dat zullen we te weten komen als we de man vinden die we zoeken.
 
Ze zijn naar Afrika op zoek naar filosoof-filantroop-missionaris goedheiligman George Berkeley, waar deze sinds onheuglijke onmenselijke tijden (sinds hij dat ook in de Bermuda-driehoek heeft proberen te doen), de zegeningen van het teerwater brengt, volgens hem het universele heilmiddel tegen alles en allen, de sterfelijkheid niet uitgesloten. Plus dat Berkeley de oerheffer van het idealistische grondaanzicht is. Een koudgeslingerd, honderd procent natuurzuiver grondaan­zicht dat als tegenwicht tegen het realisme de idealiteit van de wereld benadrukt. En dat is hard nodig, want het soi-disant realisme wint elke dag meer terrein, vaak zelfs in zijn plat­ste vorm. Ja goed, het realisme is voor de meeste mensen voor praktische doeleinden meer dan voldoende: ze kunnen ermee naar de bakker om Surinaamse saucijzenbroodjes te halen, ze kunnen oversteken, ze kunnen in een ratelend koetsje stappen, ze kunnen de post van de deurmat halen, ze kunnen die misschien zelfs lezen, ze kunnen doen alsof ze een gesprek voeren met anderen en ondertussen aan heel andere dingen denken, ze kunnen drinken en zelfs televisiekijken (toch alweer een hogere, cq lagere graad van abstractie), maar wie wil weten hoe en of de wereld werkelijk in elkaar steekt zal onmiddel­lijk inzien dat die allereerst in je eigen hoofd zit. Eigen hoofd eerst! Wat is, wordt waargenomen (namelijk door jou).

– Dat zullen we nog wel eens zien.
– Neem nou die verzameling ideeën daar, die apebroodboom, daar in het ondergaande herfstzonnetje, een van de prachtige tekens die moeder Natuur ons te lezen geeft in haar machtige epos van worden en weer vergaan. Is die apebroodboom de hele dag door zo mooi rood. Behoort die kleur aan de boom zelf? En waar komt die kleur vandaan?
Hallo, rood is rood, hoor. Die en die frequentie: tussen 627 en 780 FM. Zoek maar op.
– Je moet er anders wel een orgaan voor hebben.
– Heb ik toch?
– En al die kleuren die je niet ziet?
– Welleke kleuren?
QED. Berkeley is de eerste die de kleuren van het reservebank­je van de secundaire eigenschappen afhaalt en ze de plaats geeft die ze toekomt: in feite zien we niets anders dan kleur. In ons hoofd maken we er wat van, van de licht- en kleurvlek­ken die we ongevraagdgewijs in onze retina gestoken krijgen.
– Captain, waarom worden dingen in de verte kleiner?
– Dat is het perspectief, Maatje jongen. Het per-spec-tief. het pee-ee-erspectief.
– Wat is het perspectief, Captain?
– Dat de dingen in de verte kleiner worden, dat zie je toch. Ingerukt! Aan de kachel jij!
Morgen overhoring!
– Maar Captain, wat is het intelligibel substraat van onze empirie?
Pats!
– Stuk verstokte realist! Object zonder subject!
– Maar Captain…
Kloing!
– Auw, dat doet pijn Captain!
– Ja natuurlijk doet dat pijn! Je gaat toch niet iemand slaan als het geen pijn doet?! Vort het want in! O ja, dat reminds me:
Pats!

Pijn

– Bemerk je nu, in dit fysieke gedachte-experiment, een enkelvoudige uniforme gewaarwording of twee aparte gewaar­wordingen?
– Ay ay.

Dan bedenkt de Captain zich op zijn schreden terug. Dit is een potentieel leerrijke ervaring, eentje immers die pijn doet, waar munt uit geslagen kan worden voor de opvoeding.
– Roeltje jongen, niet boos op me worden.
– Ik ben niet boos Captain, ik ben bedroefd.
– Luister. Pijn is een gewaarwording net als alle andere. Jouw hoofd maakt weliswaar de sprong van een gevolg (pijn) naar een oorzaak (klap), maar dat neemt niet weg dat het enige dat je kent die pijn is. Die klap óp je hoofd zit in feite alleen maar ín je hoofd. Dus, met andere woorden, ik heb het niet gedaan, maar jij zelf. Had je maar niet zo'n verdomd gevoelig ventje moeten zijn.
De les is aangekomen, want Roeltje gaat nog harder huilen en strompelt naar zijn kooi. De Captain is tevreden. Uit de goedheid van je hart en de genialiteit van je inzicht de wereld een geschenk doen waar niemand op zit te wachten en dat door niemand wordt begrepen. Een man naar zijn eigen hart.
Samenvattend: ik denk dus ik ben, oftewel zijn is waargenomen worden oftewel geen subject zonder object. Dat is eigenlijk wat alle grote denkers wilden zeggen, alleen het kwam er een beetje ongelukkig uit. De wereld is een mentale constructie, hoe je hem ook wendt of keert. Geen twee mensen kunnen het­zelfde waarnemen.
– Hoe kun je dan oordelen, als geen twee mensen het over hetzelfde kunnen hebben?
– Ik oordeel niet, ik veroordeel alleen maar.
 
Waar-nemen, het woord zegt het al, nietwaar dominee Iglo? Iets voor 'waar' 'aan'-'nemen'. In feite zijn er alleen maar kleurenvlekken. Alles wat onmiddellijk waargenomen wordt, wordt waargenomen via de zintuigen, die transporteren de gegevens naar het hoofd waar er chocola van gebakken wordt. Daar worden het voorstellingen. Voorstellingen kunnen niet buiten het hoofd bestaan (dan gaan ze dood). Dushalve: hun bestaan is hun waargenomen worden.

– En dit dan? Daar gaat je mentale constructie.
Matroos Johnson gooit een steen. De steen verpulvert midden in de vlucht. Dezelfde matroos Johnson die de kapitein aanraadde in zee te springen omdat je in een idee of een voorstelling of een denkbeeld (whatever) toch niet kunt verdrinken.
– Zo flauw allemaal.
Ten twaalfde. Het heelal is een voortdurend wonder. De vraag is niet: bestaan de dingen als niemand ze ziet, maar: hebben de dingen een ander bestaan buiten waargenomen worden. En daarop moet het antwoord luiden: misschien.
– Nee, nee!
– Maar Captain, en als je niet kijkt, verdwijnt de werkelijk­heid dan?
– Heintje jongen. Jij speelt nu mijn gesprekspartner die me straks op alle fronten gelijk gaat geven.
– Dat kan ik niet ontkennen.
– Ja nee, wacht even…
– Dat is zo.
– Nee, straks pas!
– Voorwaar, daar is geen speld tussen te krijgen.
– Hou op! We beginnen. Nu! Zie je die boom daar?
– Ja.
– Goed zo. Zou je zeggen dat hij bestaat?
– Ja, Captain, ik zie hem toch.
– En staat daar een afgietsel in witte chocola van het Cen­traal Station te Amsterdam met een zeldzame Javaanse zwarte puntlipneushoorn erin?
– Nee Captain, iets dergelijks zie ik niet.
– Voilà, het wordt niet waargenomen dus het bestaat niet.
– Flauw.
– Okay dan: bedenk eens iets dat niet bestaat.
– Een eenhoorn!
– Zwart licht!
– Zuidland!
– Nee, nee, ik bedoel, waar het op neerkomt is dit: kun je je iets voorstellen waar je je niks bij kunt voorstellen?
– Daar kan ik me niks bij voorstellen.
– Echt niet?
– Okay, vooruit, omdat ik het ben. Een eenhoorn in een bundel zwart licht op Zuidland!
– Nee, nee, ik bedoel helemaal niet iets wat niet bestaat – maar iets wat bestaat zonder dat het wordt opgemerkt of zonder dat er aan wordt gedacht. Kunnen jullie dat?

Bierbrouwerij

Nee, dat kunnen de matroosjes niet. Er is altijd íemand die denkt of voor ons denkt (de Captain, ten overspoe­le) en zich het zakie voorstelt. En eindelijk heeft de kapi­tein waar hij de matroosjes hebben wil: zeeziek kotsend over de reling. De weerzinwekkendheid (de repugnancy, zoals de goedheiligman uit de buurt van Kilkenny het zo mooi noemt) en de absurditeiten van het naïef mechanisch-realistisch wereld­beeld moet je voelen, in de zin van: wie niet horen wil etc. En ook zien moet je voelen, zoals Rutger 'Schopen' Hauer al terecht opmerkte in zijn reclame voor Canal+: je moet er wel wat voor doen. Zien is meer dan kijken, meer dan je ogen open doen en met je oogbollen rollen.

Samenvattend: ieder mens is een tovenaar, meester en vormgever van zijn eigen bestaan, bedenker zelfs. Hocus pocus pilatus pas, ik wou dat ik een tovenaar was. En daar de staat wereld daar, in volle glorie in je hoofd. Maar ook: we zitten gevan­gen in ons lichaam, in datzelfde hoofd, met de hele wereld erbij. Inclusief bierbrouwerij.
– En wat wil jij voor je verjaardag, Heintje?
– Een bierbrouwerij!

Vandaar dat geleerden het ook wel hebben over hersencellen. maar hoe kunnen we het dan nog met elkaar ergens over hebben, als in ieders particuliere hoofd zijn eigen particuliere wereld zit die eruit wil maar niet kan? En elk contact met een bestaande realiteit onmogelijk is? Antwoord: dat kunnen we ook helemaal niet. En zeker niet met woorden, die helemaal het drie keer doorgedraaide gehakt van een voorstelling zijn. Vandaar dat Captain Iglo via de non-verbale communicatie (slaan en alles wat bij een strenge maar onrechtvaardige opvoeding hoort) naar de verbale non-communicatie (liefde tot al wat leeft) wil met zijn matroosjes. Wie goed wil spreken moet de taal vermoorden, en zo gauw je iets zegt is het al niet waar meer, we begrijpen het.

– Koppen dicht! Jullie begrijpen helemaal niets!
– Aha, Berkeley als voorloper van de nieuwste wetenschappelij­ke inzichten: je eigen zijn beïnvloedt het experiment, zodat je nooit kan zeggen waar de elementaire, ee-el-ementaire deeltjes zich bevinden dan wel hoe snel ze op weg zijn?
– Nee, wat kan mij die wetenschap schelen? Over tien jaar zeggen ze weer wat anders. Ach, dat zijn de feiten, zeggen ze dan. Wat bewijzen die nou? Helemaal niets. Of liever gezegd: evengoed het tegenovergestelde.
– Aha, Berkeley als voorloper van Andy Warhol: zien is waarge­nomen worden, iedereen vijftien minuten beroemd?
– Nee!
– Aha, Berkeley als voorloper van Derrida en de postmodernis­ten: zijn is waargenomen worden, als er geen camera op gericht staat, is het niet gebeurd, en alleen wat in de krant staat of op tv komt is waar?
– Neeeee!
– Aha, Berkeley zeer pregnant achteruitlopend op een Lao Tse, een Vedanta, een Swami Schijf, een Swami Bal, een Swami Pan­gang: de lekkerste oosterse wijsheid thuis!
– Maar wat zeggen die boeddhisten nou eigenlijk? Dat weten we niet, want dat is een taal die wij niet begrijpen.
Dingding! De etensbel luidt en wordt geluid, in de zin van in feite kan je niet zeggen dat je de etensbel hoort, of het ratelende koetsje op de kasseien waar je zojuist met heel je praktische vernuft bent ingestapt om de trein van 11.58 uur naar Utrecht te halen, ten teken dat er gebikt en gekaand en gekauwd en verteerd kan worden in de eeuwige kringloop van eten en gegeten worden.
– We were born to supper.
– Nee, to suffer. Tot lijden geschapen, zoals Iglo wel eens opmerkt in een vrolijke bui.
De jungle opent zich. Een dorp, waarvan de primitief aandoende huizen niettemin een voorbeeldige airconditioning hebben. Kleine blauwe mannetjes vluchten alle kanten op.
– Watta watta watta! Tarra watta! roepen ze.
En daar, in die hut, dat is de hut van de bisschop. De man die het geheim van de onsterfelijkheid kent. Ze gaan naar binnen:
– Dood.

George Berkeley

Naam: George Berkeley
Geboortedatum: 12-3-1685, Kilkenny, Ierland
Sterfdatum: 14-1-1753, Oxford, Engeland
Opleiding: Talen, wiskunde en filosofie in Dublin
Beroep: Bisschop van Cloyne, Ierland
Geïnspireerd door: Thomas Hobbes, John Locke
Inspireerde: David Hume
Hoofdwerken: A treatise concerning the principles of human knowledge (1710), Three dialogues between Hylas and Philonous (1713)
Thema's: Berkeley verzette zich in zijn filosofie tegen het heersende materialisme uit zijn tijd. Hij stelde dat alles wat wij waarnemen en kennen fenomenen zijn van onze geest.
Bekende uitspraken: 'Zijn is waargenomen (kunnen) worden.'
'What is mind? No matter. What is matter? Never mind.'
Opmerkelijk: Berkeley heeft enkele jaren in Amerika doorge­bracht, met het plan daar een kolonie te stichten. Zijn poging mislukte jammerlijk. (RH)