Het leek zo duidelijk. Je had een privaat terrein, waarop je er als individu je persoonlijke verlangens, opvattingen, moraal en religie op na kon houden. Je had de vrijheid je leven vorm te geven. En dan had je het publieke terrein, waar je geen individu was, maar een burger. Een burger laat juist zijn persoonlijke verlangens, opvattingen en religie achterwege – want het algemeen belang staat voorop. Zo mag je privé best je buurman haten, maar omdat je weet dat er wetten zijn die de publieke ruimte beschermen, laat je het na hem een klap te verkopen.
Eeuwenlang functioneerde dit model aardig, maar nu blijkt dat de grens tussen privé en publiek is vervaagd. Publieke organisaties zijn privaat-publieke ondernemingen geworden, waarbij niemand meer weet wie verantwoordelijk is als het misgaat. En politici worden door journalisten ondervraagd over hun privéleven, alsof dat enige publieke relevantie zou hebben. We merken dat die scheiding tamelijk kunstmatig was, en ook schizofreen: hoe kunnen we nou tegelijkertijd én individu én burger zijn? Opeens staat alles op losse schroeven, we weten niet meer wie we zijn en waar we staan. We zijn de regie kwijt. De Groningse historicus en filosoof Frank Ankersmit vergelijkt het met de Truman Show. In die film speelt Truman al zijn leven lang de hoofdrol in een soap. Al de mensen om hen heen zijn acteurs, hij leeft in een decor. Alleen weet Truman zelf van niets. Totdat hij met zijn bootje het decor raakt, het hardboard waarop de horizon is geschilderd. Hij gaat op onderzoek uit en vindt een deur, waardoor hij in de echte wereld komt. Een ingrijpend moment voor Truman; hij verliest al zijn zekerheden.
Ankersmit, auteur van De sublieme historische ervaring, meent dat wij deze ervaring, in de film zo dramatisch samengebald in een enkel moment, ook meemaken, zij het dat die bij ons over een langere tijd is uitgesmeerd. De breuk die Truman ervaart, komt voort uit een breuk in het private en het publieke domein. Hij merkt dat het deel van zijn leven dat voor hem privaat leek, juist altijd publiek was. Zo is ook voor ons steeds minder helder wat nu privé en wat publiek is; we zijn in onszelf verdeeld. Ankersmit: ‘Lange tijd konden we zeggen dat we een eenheid waren. Denk aan de strijd tussen kapitaal en arbeid. Je wist wie je was: arbeider of bourgeois. Als arbeider kon je je hele leven sociaal-democraat zijn. Dat is nu anders aan: de burger is veel meer gepolariseerd geraakt binnen zichzelf. Je ziet dat terug in het onderscheid tussen korte- en langetermijndenken. Een burger kan het ene moment in de file staan en denken: het is goed dat er meer asfalt komt. Maar wanneer hij een paar uur later in een bos wandelt, kan dezelfde burger denken: weg met het asfalt. Ik denk dat daar ook de verklaring ligt voor de toename van zwevende kiezers.’
Huiveringwekkend
Terug naar de breuk van Truman. Ankersmit noemt zo’n ervaring, maar ook die van ons, een ‘sublieme historische ervaring’. Zo’n ervaring is huiveringwekkend en overstijgt je vermogens te bevatten wat er gebeurt. Je dreigt jezelf te verliezen. Maar juist doordat je wordt overweldigd val je ook met haar samen. Er is geen ‘ik’ meer die als toeschouwer tegenover de ervaring staat; je ‘bent’ de ervaring. Die ervaring kan collectief zijn – het standaardvoorbeeld is de Franse Revolutie –, maar ze kan ook persoonlijk zijn, opgeroepen door een object uit het verleden. Zo had Ankersmit als jongetje van vijf zijn eerste sublieme historische ervaring. Hij was alleen met zijn moeder in de huiskamer. Zij haalde de wereldgeschiedenis van Jan Romein uit de kast, vertelde enthousiast over de Franse Revolutie: de nieuwe dageraad, het tijdperk van de vrijheid was aangebroken. Toen liet ze hem de gravure zien waarop de beul triomfantelijk het hoofd van Lodewijk XVI omhooghield.
‘Ik kan de schok nog voelen’, zegt Ankersmit nu. ‘Ik moet erbij zeggen dat het huwelijk tussen mijn ouders niet goed was. De familie van mijn vader was in Deventer de laatste tweehonderd jaar welgesteld en invloedrijk en had weinig op met het huwelijk, daar mijn moeder van zeer eenvoudige komaf was. Mijn moeder heeft dat nooit kunnen verkroppen en ontwikkelde een ressentiment tegen rijkdom, tegen de bourgeoisie. Zo was de koningsmoord ook een vadermoord.’
Maar wat moeten we met jeugdherinneringen van Frank Ankersmit? Hoort hij zich als hoogleraar intellectuele en theoretische geschiedenis aan de Rijksuniversiteit van Groningen niet met zware theorievorming bezig te houden? Toegegeven: dat doet hij óók in De sublieme historische ervaring (de door Ankersmit grondig herziene vertaling van zijn in 2005 verschenen The Sublime Historical Experience). Hij schrijft over filosofen als Gadamer, Rorty, Nietzsche, Davidson en Quine. Maar de theorie dient als opstapje. ‘Ik heb veel theorie nodig om over de theorie heen te komen’, zegt Ankersmit. Hij vermengt de theorievorming met uiteenzettingen over gedichten, romans, schilderijen, over eigen en andermans ervaringen. Zoals van de historicus Johan Huizinga die tijdens een tentoonstelling van de Vlaamse primitieven even contact maakte met de late Middeleeuwen, een ervaring die zou leiden tot zijn beroemde studie Herfsttij der Middeleeuwen. De dichter, filosoof en theoloog Johann Gottfried von Herder maakte iets soortgelijks mee tijdens het Sint-Johannesfeest in Riga, dat de zomer inluidde. Herder zag de lebendige Reste dieses alten, wilden Gesanges, Rhythmus, Tanzes unter lebenden Völkern en voelde zich opgenomen in een ‘wereld die verloren en vergeten scheen’. Deze ervaring bleef zijn leven lang in hem nasidderen en inspireerde hem tot zijn geschiedfilosofie.
Ankersmit zelf beschrijft zijn fascinatie voor het rococo-ornament, een fascinatie die hij dankt aan het feit dat hij als kind veel ziek was en uit verveling eindeloos de bloemmotieven op de slaapkamergordijnen bestudeerde. Het rococo-ornament drukt ‘een wereld aan stemmingen en gevoelens uit, die hun diepste weerklank in mijzelf hebben en iets lijken te herhalen wat ik uit eigen ervaring al kende’. In dit citaat zitten veel elementen die het historisch sublieme kenmerken: stemmingen en gevoelens die een tot dan toe onbekend verleden oproepen, en zo het verleden eventjes tastbaar maken. Daarbij is het verleden niet iets wat buiten je staat – nee, het is als het ware voor even in je aanwezig je smelt er een enkel moment mee samen. Je houdt even op te bestaan. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? De ervaring van pijn kan als voorbeeld dienen: ‘Als iemand vreselijke pijn heeft, denkt hij niet: ik heb die pijn. Nee, hij is die pijn geworden. Hij is op dat moment alleen ervaring. Pas in een later stadium valt die ervaring uiteen in object – iets wat buiten ons is – en subject . Zo is het ook met die sublieme historische ervaring. Pas later, wanneer alle bekende en ons zo dierbare mechanismen gaan werken, komt er weer een subject en een object.’
Persoonlijk
Als je zoals Ankersmit het belang van de sublieme historische ervaring benadrukt, wordt geschiedschrijving dan niet een uiterst persoonlijke aangelegenheid? Daar lijkt het wel op als Ankersmit over zijn eigen fascinatie voor de Franse Revolutie schrijft: ‘Ongetwijfeld kan ik 1789 daarom nog steeds ervaren met de intensiteit waarmee je de grote verliezen in je persoonlijke leven ervaart, waardoor 1789 voor mij nog steeds de historische gebeurtenis par excellence is. […] Natuurlijk besef ik dat ik mijn gevoelens voor 1789 (en wat die betekenen voor mijn opstelling tegenover het verleden ) niet met veel anderen zal delen.’ Maar vervolgens trekt hij het breder: ‘Hoewel, werd de geschiedbeoefening, zoals we haar nu kennen, niet geboren uit de breuk van de grote revolutie met het ancien régime van voor 1789? Is de hedendaagse geschiedbeoefening niet de nakomeling van het ongelukkige huwelijk van heden en verleden dat in 1789 werd gesloten?’
Ankersmit stelt zo dat de Franse Revolutie niet alleen voor hem, maar voor ‘de westerse mens’ een van de bepalende historische ervaringen is: breuken in de tijd – net als de Industriële Revolutie en Nietzsches doodverklaring van God. Dat blijkt alleen al uit de onoverzienbare stroom boeken die over de Franse Revolutie is geschreven. We schrijven geschiedenis omdat we getraumatiseerd zijn door een breukervaring. Hoe minder we die kunnen plaatsen, des te meer we erover schrijven. Dat is een manier van verwerken.
Daarbij is geschiedschrijving, verrassend genoeg, een conservatieve reactie op historische breukervaringen. In navolging van de socioloog Karl Mannheim onderscheidt Ankersmit die van de reactionaire reactie. ‘De reactionair wordt gedreven door het verlangen om te zijn; hij wil het liefst een enkele reis terug naar het verleden. De conservatief beseft heel goed dat het verleden onherroepelijk verloren is gegaan; hij wil het een plaats geven in zijn nieuwe, postrevolutionaire leven. Juist daardoor kan het verleden voor hem een object van kennis worden. Hij wordt gedreven door het verlangen om te weten.’
De grote verdienste van de Franse Revolutie is dat zij privaat en publiek uit elkaar heeft getrokken. Tot die tijd leefden Europeanen in het feodale stelsel, waarin het publiekrecht zoals wij dat kennen nog niet bestond. Daarmee bestond ook de scheiding publiek-privaat niet. Ambten die wij nu publiek noemen – zoals dat van staatshoofd, belastinginner, officier, rechter – waren toen in privébezit. De functies waren overerfbaar, konden onderhands verkocht worden. Door af te rekenen met het feodale stelsel maakte de Franse Revolutie het publieke domein mogelijk zoals wij dat nu kennen, duidelijk onderscheiden van het privédomein waarbinnen de overheid de burger met rust dient te laten.
De Truman-breuk die in deze tijd gaande is, zou je kunnen zien als de spiegeling van de Franse Revolutie. Die scheiding tussen publiek en privaat is namelijk weer aan het verdwijnen, zegt Ankersmit. ‘We keren in zekere zin terug naar het feodalisme van voor de Franse Revolutie. Alles wat je associeert met het ancien régime geldt ook voor de huidige overheid: het bestuurlijk gebouw is onoverzichtelijk. Als een paleis, met weliswaar de koning van Frankrijk als duidelijke kern, maar verder heel veel torentjes, poortjes, zij-ingangetjes en geheime tunnels. Dat zie je nu vooral terug in de relatie tussen verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De overheid schuift veel van zich af, laat taken uitvoeren door zelfstandige bestuursorganen, privatiseert. De overheid knipt zo voortdurend in verantwoordelijkheden. Maar het kan niet zo zijn dat iemand bevoegdheden heeft waar hij geen verantwoording voor hoeft af te leggen en andersom. Neem het spoor. De overheid heeft haar verantwoordelijkheid overgedragen aan twee partijen: NS en ProRail. Wat gebeurt er nu als er storingen zijn? Beide partijen gaan elkaar de schuld geven. De relatie tussen bevoegdheden en verantwoordelijkheden is verworden tot een onoverzichtelijk bord spaghetti. Tegelijkertijd gaat de overheid soms haar bevoegdheden te buiten. Rouvoet wil dingen die bijna totalitair zijn. Als het aan hem ligt, gluurt de staat bij de burgers achter de voordeur. De burger ergert het zeer. Mij in ieder geval wel.’
We verlaten dus de veilige haven van de verzorgingsstaat en staan steeds meer bloot aan de kale neoliberale werkelijkheid. Ankersmit, prominent VVD-lid en mede-auteur van het Liberaal Manifest: ‘Dit verklaart een groot deel van de populariteit van de SP, die het neoliberalisme bekritiseert. Dat werd hoog tijd! Neoliberalisme is de ontkenning van het hart van het liberalisme: die scheiding tussen privaat en publiek. Net als de christen-democratie; die wil corporatisme, en dat heeft niets met liberalisme te maken. Ik zie de SP als een conservatieve reactie, in de goede betekenis van het woord. Ze zoekt naar een compromis tussen het verloren verleden en het onvermijdelijke heden. De ware conservatief is altijd constructief. Want een compromis is, anders dan consensus, creatief en nieuw. Consensus brengt slechts wat er al is.’
Frank Ankersmit (Deventer, 1945) is hoogleraar Theoretische en intellectuele geschiedenis aan de Rijksuniversiteit van Groningen. In 2005 schreef Ankersmit in samenwerking met andere VVD-prominenten het Liberaal Manifest. Een VVD-congres nam het Manifest aan, hoewel erin werd gepleit voor partijgevoelige zaken als een ander kiesstelsel en een gekozen informateur. Volgens Ankersmit belandde het Manifest echter al snel weer ‘in een diepe la’, vanwege de strijd om het VVD-voorzitterschap tussen Mark Rutte en Rita Verdonk. Ankersmit zat in de Nationale Conventie, een door toenmalig minister Alexander Pechtold opgerichte denktank voor bestuurlijke vernieuwing, die medio 2007 ter ziele ging.