Home ‘Evolutie van seks prima te verklaren’

‘Evolutie van seks prima te verklaren’

12 februari 2013

‘Evolutie van seks prima te verklaren’

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Als een universiteit op een levensbeschouwelijke grondslag berust, moet haar identiteit niet dogmatisch doorsijpelen in het onderzoek.’ Zo reageert filosoof Pouwel Slurink op de omstreden verhandeling over de evolutietheorie waarop filosoof-bioloog Joris van Rossum promoveerde aan de protestantse Vrije Universiteit. Pouwel zelf is in 2002 aan de katholieke Radboud Universiteit Nijmegen gepromoveerd op Why Some Apes Became Humans, over de evolutie van kennis, bewustzijn en cultuur.

Natuurlijke selectie kan het bestaan van seksuele voortplanting niet verklaren, stelt Van Rossum in zijn proefschrift On Sexual Reproduction as a New Critique of the Theory of Natural Selection. Hoe terecht is die kritiek op de evolutietheorie?, is de vraag aan Slurink.

‘Ik heb het proefschrift niet gelezen’, antwoordt hij. ‘Ik ken het dus alleen via de berichtgeving erover. Ik kan wel iets zeggen over de claim dat natuurlijke selectie het bestaan van seksuele voortplanting niet kan verklaren. Vanuit het individu gezien lijkt seks inderdaad vreemd. Dat stopt daar veel energie in, terwijl het er maar de helft van zijn genetisch materiaal mee doorgeeft. Ongeslachtelijke voortplanting lijkt dus veel logischer.

‘Die komt ook veel voor, bijvoorbeeld bij bacteriën, veel planten en sommige soorten insecten. Als je gaat kijken zie je dat het om soorten gaat die veel in dezelfde omgeving verblijven. Neem bladluizen, die planten zich in de zomer vooral ongeslachtelijk voort en dat gaat inderdaad enorm efficiënt, ze poepen er soms wel twintig generaties per jaar uit. Maar in het najaar gaan ze wel paren, en daar komen opeens gevleugelde vormen uit voort. Doordat die vleugels hebben, komen ze in allerlei verschillende soorten omgeving terecht.

‘Dat is belangrijk voor waar wij het nu over hebben, want willen de bladluizen in verschillende soorten omgeving overleven, dan moeten ze adaptief zijn, zich aanpassen. En dat lukt eerder als ze voortkomen uit geslachtelijke voortplanting, omdat ze dan verschillende soorten genen hebben. Het is een lotto: zet verschillende types uit en de kans is groter dat sommige daarvan de eigenschappen bezitten die nodig zijn om te overleven in een bepaalde omgeving. En daar gaat het om, volgens de evolutietheorie. Die kijkt niet vanuit het gezichtspunt van het individu – waarvoor geslachtelijke voortplanting zoals gezegd vreemd lijkt te zijn – maar vanuit dat van de genen. Vanuit evolutionair gezichtspunt gezien plant je je niet als individu voort; je genen planten zich via jou voort.

‘Je kunt het vergelijken met een band. Je kunt altijd dezelfde bezetting houden. Je kunt ook zeggen: we nemen eens een nieuw drummer, we nemen eens een nieuwe gitarist. Als je dat geregeld doet is de kans groter dan je je aanpast aan de omgeving en een hit scoort.’

Volgens Slurink is de claim dat natuurlijke selectie het bestaan van seksuele voortplanting niet kan verklaren al vaker gemaakt, en is die ook al veel vaker weerlegd. Ook de Wageningse evolutiebioloog Arjen de Visser stelde dat Van Rossum achter de feiten aanloopt. ‘We kunnen de evolutie van seks in principe prima verklaren’, stelde hij in Resource, het blad van zijn universiteit. ‘Daarover is ook heel veel gepubliceerd, maar Van Rossum haalt maar weinig en selectief relevante literatuur aan.’

Samen met drie collega’s schreef De Visser in vakblad Bionieuws dat Van Rossum nooit had mogen promoveren. Zijn promotoren, die ‘geen expertise in de evolutiebiologie bezitten’, hadden hem niet moeten begeleiden. Een van hen is VU-hoogleraar filosofie René van Woudenberg. De ander Ronald Meester, VU-hoogleraar waarschijnlijkheidsrekening. Meester en Van Woudenberg zijn onder meer bekend van het door hen samen met Cees Dekker geredigeerde boek Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp? – Over toeval en doelgerichtheid in de evolutie, dat vaak wordt gezien als een pleidooi voor Intelligent Design.

‘Ondanks het feit dat formeel juist is gehandeld’, heeft VU-rector magnificus Lex Bouter op 8 februari geschreven in een brief aan de evolutiebiologen die het oneens zijn met de promotie van Van Rossum, ‘en dat er dus kennis is van de wijsbegeerte van de biologie in het promotieteam, wil ik benadrukken dat het raadzaam zou zijn geweest een evolutiebioloog bij het promotieteam te betrekken.’ In de commissie, die het werk na voltooiing beoordeelt en adviezen kan geven voor verbeteringen, zat wel een evolutiebioloog, Nico van Straalen. ‘Ik vond het wel verdedigbaar omdat het originele gezichtspunten bevat en een relevant probleem aan de orde stelt.’, zei de hoogleraar dierecologie aan de VU tegen het Reformatorisch Dagblad. ‘Dat er veel secundaire en verouderde literatuur wordt aangehaald, heb ik ook geconstateerd, maar filosofen promoveren ook op Aristoteles. Daar heb ik dus niet echt een punt van gemaakt.’

Moeten we ons nu zorgen maken over het academisch niveau van de VU? ‘Ik ben zelf aan een katholieke universiteit gepromoveerd, de Radboud Universiteit Nijmegen’, zegt Slurink. ‘Ik sta daar inmiddels wat verder van af, dus ik kan nu wel zeggen dat ik het gevaarlijk vind om een universiteit te bouwen op een levensbeschouwing. Als een universiteit op een levensbeschouwelijke grondslag berust, moet haar identiteit niet dogmatisch doorsijpelen in het onderzoek. Daar lijkt het ook op bij het onderzoek dat René van Woudenberg nu doet voor de Templeton Foundation.

‘Persoonlijk denk ik dat je in plaats van je over de hele linie tegen de wetenschap te verzetten, beter kunt kijken hoe je vanuit de wetenschap zinvolle filosofie kunt bedrijven. Wat de VU doet, tendeert naar selectief verzet. Zo verzet Van Woudenberg zich tegen de radicale conclusies die Dick Swaab trekt uit zijn hersenonderzoeken, terwijl veel hersenwetenschappers genuanceerdere standpunten innemen. Dit neigt ertoe een karikatuur te maken van de wetenschap. En dan impliciet laten dat het christelijk geloofsgoed beter is, zonder te kijken naar de redenen waarom mensen dat geloofsgoed achter zich gelaten hebben. Alsof terugkeer naar religie nog een optie is… Je moet niet proberen om gaten te schieten in de wetenschap, in de hoop dat God in een iets groter gat blijkt te zitten. Dan krijg je de God van de gaten.’

Maarten Meester

Zie verder:
Het proefschrift van Joris van Rossum On Sexual Reproduction as a New Critique of the Theory of Natural Selection
Open brief Van Rossum, reactie op reactie biologen