Home Identiteit Elke ziekte vraagt om een nieuw verhaal
Identiteit

Elke ziekte vraagt om een nieuw verhaal

Door Alies Pegtel op 30 april 2021

ziekte verhaal muur
Beeld Paolo Verzone / Agence VU
Cover van 05-2021
05-2021 Filosofie Magazine Lees het magazine
Corona zien we vooral als een beproeving, waarna we teruggaan naar ‘normaal’. Een hoopgevend verhaal, maar geeft het genoeg betekenis?

‘We staan als land nu voor een enorme beproeving vanwege corona,’ stelde Mark Rutte eind oktober in De Telegraaf toen hij zich presenteerde als lijsttrekker van de VVD. ‘We zijn met 17 miljoen mensen bezig om over de berg te komen, met een kaart die ons maar gedeeltelijk de weg wijst. Aan deze beproeving wil ik leidinggeven.’

Vlak voor hij zichzelf aanbood als wegwijzer van het Nederlandse volk had de premier een gedeeltelijke lockdown afgekondigd. Ingrijpende maatregelen die volgens Rutte nodig waren, want: ‘Deze keer moet de hamer groot genoeg zijn om het virus neer te slaan.’ Corona-vakminister Hugo de Jonge sprak over het virus dat bezig was ‘met een gevaarlijke opmars’. En hij schetste het beeld van een sluipmoordenaar: ‘Steeds als we verslappen (…) slaat het virus zijn slag.’

Deze retoriek kennen we van kanker. Net als kwaadaardige kankercellen wordt het microscopische coronavirus als een vijand omschreven die ongemerkt het lichaam binnentreedt om zijn verwoestende werk te doen. En zoals we agressieve kankercellen dienen uit te roeien, zo moeten we ook Covid-19 verslaan. Met het verschil dat we collectief worden opgeroepen ons tegen corona te weren. En terwijl niet iedere kankerpatiënt kan genezen, wordt ons als maatschappij op termijn een coronavrij leven voorgespiegeld. Kortom, als het virus een definitieve klap van Ruttes hamer heeft gehad, kunnen we ‘terug naar normaal’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Spiegelbeeld

Maar klopt deze retoriek wel? Zal het leven ooit weer zijn zoals het voor de corona-uitbraak was? ‘Epidemieën,’ zei medisch historicus Frank Snowden maart vorig jaar in The New Yorker, ‘houden de mens een spiegel voor en laten ons zien wie we werkelijk zijn. Ze raken aan onze sterfelijkheid, de dood en onze levens. En ze raken aan de manier waarop we ons verhouden tot onze omgeving, de omgeving die we zelf creëren en de natuurlijke omgeving. Ze tonen de morele verhouding die wij als mensen tot elkaar hebben.’

Kunnen we ons straffeloos afwenden van ons spiegelbeeld? Ook in Nederland heeft corona ons scherp op ongemakkelijke waarheden gewezen. Dat we bijvoorbeeld te veel vliegen, te veel dieren consumeren en roofbouw plegen op de natuur. Dat de kloof tussen kansarm en kansrijk groter is geworden, dat we de zorg hebben uitgekleed.

Terug naar normaal gaat volgens Snowden, auteur van Epidemics and Society. From the Black Death to the Present (2019), na geen enkele pandemie. Snowden besteedde veertig jaar van zijn leven aan het bestuderen van epidemische ziekten en stelt dat pandemieën nooit toeval zijn. Elke massale infectieziekte-uitbraak heeft naast biologische ook economische en politieke oorzaken. In onze globale economie vliegt een virus binnen 24 uur van een stad in China naar pakweg Sydney of Amsterdam. Vaccin of geen vaccin, als we geen correcties aanbrengen in de wijze waarop we de wereld hebben ingericht, stelt Snowden, is een volgende pandemie onvermijdelijk.

Verhalen

Na maanden van lockdown is de behoefte aan reflectie alleen gedoofd en blikt men over het algemeen ook niet ver vooruit. De focus ligt op de afwerking van het vaccinatieprogramma, op het leven ná corona. Marjolein de Boer, als filosoof verbonden aan de Universiteit Tilburg, vindt dat niet vreemd. ‘Het duurt nu al maanden, maar we zitten nog altijd in een crisissituatie waarin het draait om leven en dood. Niemand wil ziek zijn; ook al ben je zelf niet ziek, je wilt niet in een zieke samen­leving leven. Een manier waarop mensen het volhouden, is om over te gaan tot de orde van de dag, om zo goed als dat gaat het leven gewoon voort te zetten.’

De Boer doet onderzoek naar de wijze waarop ziekte vormend is voor iemands identiteit. Als corona identiteitsvormend is voor individuele mensen, geldt dat dan ook voor de samenleving als geheel? De Boer denkt het wel, maar ze vindt het nog veel te vroeg om er iets over te kunnen zeggen. ‘We zitten er nog middenin,’ zegt ze. ‘Maar mensen zijn betekenisgevende wezens. We kunnen niet anders dan betekenis geven aan het leven, en dat doen we door middel van verhalen.’

‘Ziekte is geen zaak van het individu, maar van het collectief’

Dat mensen hun lijden in een verhaal vatten, om zodoende betekenis aan hun ziek-zijn te geven, is het uitgangspunt in The Wounded Storyteller van de Amerikaanse socioloog Arthur Frank. Hierin onderscheidt hij drie verhaalstijlen waarin mensen doorgaans over ziekte praten: restitutie, chaos en queeste. Veel films en boeken over ziekte verlopen volgens het restitutie­narratief, dat het gezonde leven idealiseert: een mens wordt ziek, ondergaat een behandeling en geneest. Dit is het herstelverhaal dat Rutte ons voorhoudt: we zijn getroffen door corona, we hebben een vaccin, en straks zijn we weer beter.

Het is een hoopgevend narratief, goed om de moed erin te houden. Maar in werkelijkheid is er in deze coronacrisis geen overzicht, geen duidelijke verhaallijn. We worden telkens overvallen door nieuwe gebeurtenissen: virusmutaties, wisselende besmettingscijfers en niet-geleverde vaccins. We leven volgens Frank in chaos, in een non-narratief.

Pas als het stof is neergedaald, verwacht De Boer dat er ruimte is voor gestructureerde verhalen. ‘Ik hoor maar heel weinig van coronapatiënten zelf, die de ziekte hebben doorgemaakt. Ik hoop dat hun verhalen wel zullen komen, want ik denk dat ze belangrijk zijn om deze hele pandemie een plaats te geven.’

Zaak van ons allemaal

In De pest (1947) vertelde Albert Camus ons dat elke overwinning op de pest tijdelijk is, nooit definitief. We denken een gevecht te voeren tegen een virus, maar we strijden vooral in en met onszelf. ‘De coronacrisis wijst ons erop hoe kwetsbaar de mens is,’ zegt Maartje Schermer, hoogleraar filosofie van de geneeskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. ‘En hoe ongelooflijk afhankelijk we van elkaar zijn. De westerse mens verkeert in de waan dat hij een onafhankelijk, zelfstandig leven leidt, maar hoewel we graag de illusie koesteren dat we alle onzekerheden in de hand houden, hebben we geen onbeperkte controle. Ook niet over onze gezondheid.’

Als we eenmaal gevaccineerd zijn, valt er volgens haar goed met het coronavirus te leven, net zoals dat met influenza het geval is. Maar Schermer hoopt dat de gemeenschappelijke ervaringen met corona onze kijk op ziekte in het algemeen zullen veranderen.

Obesitas of diabetes, moderne ‘levensstijlziekten’, zouden mensen zelf veroorzaken. Ze zouden te weinig bewegen, verkeerd voedsel eten, te gejaagd leven. Schermer: ‘We stellen zieken medeverantwoordelijk voor hun eigen ziekte en geven hun een gevoel van schuld en schaamte. Terwijl het veelal ook de omgeving en cultuur waarin we leven zijn die onze leefstijl bepalen. Ik hoop dat we door corona inzien dat ziekte niet uitsluitend een zaak is van het individu, maar van het collectief. En dat we een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor onze leefstijl, en voor gezondheid.’

‘De pest was zogezegd een zaak van ons allemaal,’ schreef Camus. In een poging om uit het moreel nihilisme te komen waarin de wereld geen betekenis heeft, zocht hij betekenisgeving in het zorgen voor de ander. Genezing was volgens hem niet het ultieme doel, want de dood is onontkoombaar. Maar de mens kon wel zijn uiterste best doen om het lot van zijn lijdende, zieke medemens te verzachten. Camus schreef over de inwoners van het Algerijnse stadje Oran, maar in het geval van corona betreft ‘de zaak van ons allemaal’ de hele wereldbevolking.

Zoektocht naar betekenis

De winst van het ziek-zijn schuilt er volgens sommigen in dat hun ziekte uiteindelijk zingevend is, omdat hun lijden hen tot diepere inzichten brengt over henzelf en de wereld. Mensen met een chronische of terugkerende ziekte hadden daar al voor corona uitbrak ervaring mee. Zij weten wat het is om te leven met angst, verdriet en onzekerheid die ze lastig kunnen wegstoppen, en moeten daar een modus voor vinden. Dit is wat Frank omschrijft als het queestenarratief, het proces van zelftransformatie door het ziek-zijn.

‘Ik begin te begrijpen wie ik ben geweest en wie ik ben geworden,’ schrijft Margot van Schayk, die in haar 46-jarige leven herhaalde malen kanker kreeg. De laatste keer kreeg ze te horen dat het ongeneeslijk is. In haar onlangs verschenen Ik val niet, ik dans, en in columns in Trouw, beschrijft ze wat de confrontatie met haar sterfelijkheid met haar doet. Ze ziet kanker niet (langer) als een vijand waartegen ze vecht, maar als instructeur die haar hard­handig vormde. Een soort metgezel die haar in staat stelde intens te voelen hoe breekbaar en mooi het leven is – zolang het er is.

Ook Camus moest op jonge leeftijd zijn sterfelijkheid onder ogen zien, omdat hij leed aan tuberculose. Volgens Daan Roovers, voormalig Denker des Vaderlands, vond hij in de spanning die dat opriep de uitdaging van het bestaan: weten dat het leven zinloos is, weten dat je doodgaat en dat aan het einde van de streep ook geen betekenis wacht, en toch voortdurend proberen er betekenis aan te geven. Het heeft er alle schijn van dat het simpele herstelverhaal van Rutte voor corona niet opgaat. Na de bestrijding van het virus zal de wereld nog lang naijlen, en kan de zoektocht naar betekenisgeving pas beginnen.