Home Een lesje filosofie voor klimaatwetenschappers

Een lesje filosofie voor klimaatwetenschappers

Door Sebastien Valkenberg op 15 februari 2011

Cover van 02-2011
02-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

Wees vooral bescheiden, doceert Herman Philipse in een reeks hoorcolleges over wetenschapsfilosofie. Climategate illustreert zijn gelijk.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In november 2009 kwam er een eind aan het vanzelfsprekende gezag van de klimaatwetenschap. Het IPCC, dat het klimaat namens de Verenigde Naties onderzoekt, bleek te hebben gerommeld met onderzoeksgegevens. Hadden de onderzoekers al de eindconclusie voor ogen – de aarde warmt op door de toename van CO2 –, terwijl de onderzoeksresultaten lang niet ondubbelzinnig waren? Ook kwam aan het licht dat de gletsjers in de Himalaya niet in 2035 verdwenen zouden zijn, zoals het IPCC beweerde. De auteurs hadden een fout gemaakt: er had 2350 moeten staan.

In zijn collegereeks over betrouwbare kennis komt Herman Philipse, universiteitshoogleraar in Utrecht, terug op Climategate, zoals de rel al snel ging heten. Zo moest het dus niet. Maar hoe dienen onderzoekers zich dan wél op te stellen? Ofwel: ‘Kunnen we op methodologisch niveau formuleren waaruit die betrouwbare kennis precies bestaat?’ Dit vraagstuk is al zo oud als de filosofie, en op acht cd’s geeft Philipse een doorwrochte introductie in de wetenschapsfilosofie.
Deze geschiedenis – Philipse waarschuwt de luisteraar maar alvast – is een lesje in bescheidenheid. ‘U zult zien dat de mensheid een soort leerproces heeft doorgemaakt. We beginnen met zeer hooggestemde idealen over wat wetenschap moest zijn […] en dan zullen we zien hoe de wetenschap die als het ware onttroond heeft.’ Desondanks blijft de wetenschapsfilosofie nuttig. Ze laat zien waar de belangrijkste valkuilen liggen bij het proces van kennisvergaring. Als het IPCC die had vermeden, had het klimaatrapport aan kwaliteit gewonnen. Niet dat Philipse concrete adviezen geeft aan het IPCC. Wel is het mogelijk zulke aanbevelingen uit zijn betoog te destilleren.

1 Wees niet te stellig
Zie de temperatuurstijging van de afgelopen decennia. Als deze trend zich doorzet, blijft de wereld flink opwarmen, met alle gevolgen van dien. Alarmfase 1 dus! In een notendop is dit de boodschap van het IPCC. Dit type gevolgtrekking is echter niet onproblematisch en komt dan ook uitvoerig aan bod in het college van Philipse. Het gaat hier om het inductieprobleem, op de kaart gezet door de Schotse empirist David Hume.

Biljartbal A botst op biljartbal B, waarna deze in beweging komt. Iedereen zal zeggen dat hier sprake is van oorzaak en gevolg. Als empirist kan Hume echter alleen maar uit de voeten met waarnemingen. Hij ziet enkel de biljartbal die de andere aanstoot. Maar causaliteit? Philipse: ‘Waar is nu de ervaring van dat noodzakelijke verband? Die kan Hume eigenlijk niet vinden – en ik denk dat u die ook niet kunt vinden als u er goed over nadenkt.’ Bal A zet B in beweging: in het verleden is het talloze keren zo gegaan. Hoe moet je dit patroon dan verklaren? ‘Wat zich in de natuur werkelijk voordoet, is regelmatige opeenvolging. Maar wat wij als noodzakelijk beschouwen, is niet anders dan een projectie van onze eigen verwachtingen die gebaseerd zijn op gewoonte.’ In het verleden behaalde resultaten bieden geen garanties voor de toekomst – zo kun je het inductieprobleem samenvatten. Dat ontslaat wetenschappers niet van de plicht om voorspellingen te doen. Wel leert het hun een flinke slag om de arm te houden.

2 Zoek tegenvoorbeelden
De verdwijnende gletsjers wijzen op een klimaatverandering. Zie ook het aantal natuurrampen dat de aarde teistert, zoals overstromingen. En wat te denken van de grote brokken ijs die van de poolkappen afbreken? Als je naar voorbeelden zoekt, lijkt alles de alarmerende conclusies van het IPCC te bevestigen.

Op het eerste gezicht oogt deze werkwijze betrouwbaar. Dat dachten ook de logisch-postivisten, die aan het begin van de twintigste eeuw het zogeheten verificatiebeginsel formuleerden: de betekenis van uitspraken is gelegen in de mogelijkheid om die te toetsen. Hoe voor de hand liggend deze aanpak ook lijkt, hij kon op fundamentele kritiek rekenen van de Oostenrijkse wetenschapsfilosoof Karl Popper. Volgens hem moet je niet zoeken naar almaar meer voorbeelden, maar juist naar dat ene tegenvoorbeeld. Philipse: ‘Als ik zeg: alle zwanen zijn wit, en ik vind één zwarte zwaan, dan heb ik aangetoond dat het onwaar is dat alle zwanen wit zijn.’ De ware wetenschapper gaat lastige tegenvoorbeelden die zijn theorie ondergraven dus niet uit de weg, maar koestert die juist. Daaruit zal immers blijken hoe sterk de theorie is.

Het IPCC zocht nauwelijks actief naar tegenvoorbeelden; er heerste grote eensgezindheid over de eindconclusies. Toch zijn er wel degelijk gezaghebbende wetenschappers met afwijkende opvattingen. Bij het schrijven van het volgende klimaatrapport doet het IPCC er goed aan die tegenspraak te mobiliseren.

3 Vergeet de context niet
Uit Climategate bleek dat het wetenschappelijk bedrijf en milieuorganisaties met elkaar zijn verknoopt. Zo was Rajendra Pachauri als IPCC-voorzitter de eindverantwoordelijke voor de gletsjerclaim. Tegelijk was hij verbonden aan lobbyclubs die strijden tegen de opwarming van de aarde, waardoor de suggestie van belangenverstrengeling zich opdrong.

Wetenschap is niet altijd zo neutraal en rationeel als ze zou moeten zijn. Op dit onderwerp heeft de wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn de aandacht gevestigd. Philipse: ‘Hij is een wetenschapshistoricus die niet alleen kijkt naar de interne wetenschapsgeschiedenis – dus naar de ideeën uit de wetenschapsgeschiedenis –, maar die ook kijkt naar de sociologische kant.’ Bij het IPCC worden dan factoren zichtbaar die de eindconclusies mede verklaren. Klimaatwetenschappers kunnen nooit helemaal loskomen van elke context – die is geen jas die je uitdoet –, maar de kans op partijdigheid kunnen ze wel degelijk verkleinen. Bijvoorbeeld door tenminste de schijn van financiële belangenverstrengeling te vermijden.