Bestaat er zoiets als waarheid? Veel filosofen vinden tegenwoordig van niet. Wij leven volgens hen in een post-truth-tijdperk. Waarheid is niet vast te stellen. Een beroep op waarheid fungeert in de praktijk vooral als machtsmiddel, om het ene oordeel te verheffen boven het andere. Het is niet alleen onmogelijk om aan te tonen dat zo’n oordeel klopt, je sluit er ook al te makkelijk mensen mee uit. Het enige dat je kunt doen, vinden deze filosofen, is bestaande perspectieven uitwisselen en verhelderen. En de enige bruikbare criteria daarbij zijn gezond verstand en goede smaak.
Ik geloof daar eerlijk gezegd niets van. Zo werken gesprekken niet in de praktijk. Het zoeken van waarheid is altijd de kern geweest van filosofie. Socrates had geen tijd voor je als je niet van plan was de waarheid te zoeken omtrent jezelf, je leven en de gemeenschap waar je deel van uitmaakte. Hij was geen opiniepeiler, babbelaar of causeur. Hij daagde je uit jezelf beter te leren kennen.
Een voorbeeld. Ik werkte een tijd in een regionale Rabobank, bij de interne opleiding. Op een gegeven moment kwam er een conflict op tafel tussen een medewerker en haar assistent. Ze bleken heel verschillende stijlen van werken te hebben. De medewerker was van de structuur en de afspraken, de assistent opereerde liever losser. De eerste ergerde zich dood aan het niet nakomen van afspraken. De ander meende dat zijn meerdere dusdanig weinig flexibel was, dat er altijd wel gezeur zou blijven over kleinigheden. Uiteindelijk had de medewerker de kaart van de hiërarchie getrokken: zij was hier de verantwoordelijke, haar assistent moest domweg uitvoeren wat zij hem opdroeg. Daarop kregen ze ruzie. Door bemiddeling van de manager werd de zaak gesust. Maar één vraag bleef hangen: mag hiërarchie in het werk de doorslag geven?
De kernwaarde van de Rabobank is coöperatie. Dus ging het gesprek over de vraag wat coöperatie inhield in een situatie als deze. Dialoog en gelijkwaardigheid bleken daar belangrijk bij. Dat zijn voorwaarden om ‘midden in de samenleving’ te kunnen opereren. Mag hiërarchie daarin een rol spelen? De medewerker vond van wel. Maar toen haar werd gevraagd wat in het verhaal voor haar de essentie was, schoot ze vol. Voor haar was de casus ‘een moment van de waarheid’ geweest. Ze had geprobeerd oprecht en met open vizier samen te werken. Ze had zichzelf op het spel gezet en gefaald: haar beroep op autoriteit had averechts gewerkt. Het had haar het inzicht opgeleverd dat, hoezeer ze misschien ook gelijk had, het op deze manier niet werkte.
Zijn tranen een teken van waarheid? Of alleen van gezond verstand en van goede smaak?