Home Denkgereedschap 2.0

Denkgereedschap 2.0

Door Sebastien Valkenberg op 26 oktober 2010

Cover van 09-2010
09-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Filosofie kan het verschil maken, bewijzen twee recente boeken. Het verschil bijvoorbeeld tussen onschuldig gevangenzitten of vrijkomen, zoals Lucia de B. weet.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat is waarheid? Dankzij dit soort abstracte vragen heeft de filosofie de reputatie wereldvreemd te zijn. Beroemd is de anekdote over de Griekse filosoof Thales van Milete, die naar de hemel tuurde, waardoor hij niet zag waar hij liep en in een kuil viel. Te druk met het allerhoogste vergat hij het alledaagse. Filosofische vragen hebben een hoog abstractieniveau, maar dit betekent geenszins dat ze irrelevant zijn. Ze hebben juist grote gevolgen voor het dagelijkse leven, laten twee recent verschenen titels zien.

‘Filosofie is nooit bedoeld geweest als vrijblijvend hersenspinsel’, aldus Paul Wouters in Denkgereedschap 2.0. ‘Ze was en is altijd een poging om grip te krijgen op vragen waar mensen tegenaan lopen.’ Wouters is als organisatieadviseur verbonden aan het bureau Berenschot. Zijn boek staat dan ook vol met concrete voorbeelden. Zo refereert hij aan een hoge ambtenaar van de belastingdienst die de vraag opwierp waarom de overheid er zoveel moeite mee heeft om met de werkelijkheid om te gaan. De methode van Wouters bestaat eruit pas op de plaats te maken. Hiertoe heeft hij acht denkgereedschappen gedestilleerd uit de geschiedenis van de filosofie. Elk stuk gereedschap staat voor een belangrijke wijsgerige stroming.

Voor de vraag van de belastingambtenaar gebruikt Wouters de winkelhaak. Dit gereedschap vertegenwoordigt ‘de transcendentale methode en staat voor het besef dat de mens zijn eigen maten en vormen oplegt aan de dingen’. De mens neemt de werkelijkheid niet waar zoals die is, leerde Immanuel Kant in de achttiende eeuw, maar legt zijn ordening eraan op. Daarom is het belangrijk te onderzoeken welke ordening dat is. Denk aan de belastingambtenaar. Die spreekt achteloos over ‘de’ werkelijkheid, maar wat bedoelt hij daarmee? En vooral: wat verstaat de overheid daaronder? Wouters komt niet met een kant-en-klaar antwoord voor de belastingambtenaar. Wel formuleert hij een alternatieve vraagstelling: is de werkelijkheidsopvatting van de overheid intern voldoende samenhangend en voldoende dienstig aan de eigen doelstellingen?

Erotetiek

Het boek van Wouters is een proeve van ‘erotetiek’. Hieronder verstaat hij de kunst van het vragen stellen (erotesis is Grieks voor ‘vraaggesprek’). Welbeschouwd is dit ook de strategie van de wetenschapsfilosoof Ton Derksen in zijn nieuwste boek De ware toedracht. Dit boek maakt nog duidelijker hoe urgent filosofie is – en zelfs van levensbelang kan zijn. Het ‘biedt een analyse van waarheidsvinding voor elke waarheidzoeker, en in het bijzonder voor een ieder die geïnteresseerd is in het proces van waarheidsvinding in de strafrechtcontext’. Deze taaie zin uit het voorwoord is niet representatief voor de schrijfstijl van Derksen, die over het algemeen juist soepel schrijft en theorie afwisselt met sprekende voorbeelden van hoe grandioos justitie kan falen.
Eerder heeft Derksen al kritisch geschreven over het proces van Lucia de B. Hij beschuldigt echter geen individuele personen van leugens en doelbewust achterhouden van relevante informatie. ‘Het boek gaat uit van de integriteit van officieren en rechters die in mijn voorbeelden laten zien hoe het qua waarheidsvinding niet moet.’ Als wetenschapsfilosoof is Derksen op zoek naar hoe kennisvergaring werkt en wat er daarbij allemaal mis kan gaan. Het blijkt dat voor een correcte rechtsgang het juridische apparaat nogal wat valkuilen moet omzeilen.

Eén van die vele valkuilen is immunisering, ofwel: je scenario zo aanpassen dat het immuun is voor weerlegging. Derksen verwijst naar een passage uit Twee dialogen (1632) van Galileo Galileï. Daarin laat een arts uit Venetië via een anatomische dissectie zien dat de zenuwen uit het brein komen en niet uit het hart, zoals Aristoteles beweerde. Dit empirische bewijs moet de aanwezige aristoteliaanse filosoof overtuigen van zijn ongelijk. Die antwoordt echter: ‘U hebt me alles zo helder en tastbaar laten zien dat ik, als de tekst van Aristoteles niet zo duidelijk het tegendeel had verteld, gedwongen zou zijn geweest om u gelijk te geven.’
Wellicht doet dit voorbeeld ons glimlachen, aldus Derksen. ‘De hedendaagse voorbeelden doen ons eerder het lachen vergaan.’ Neem de psychiaters die Lucia de B. hebben bestudeerd. In meer dan twintig verhoren heeft de verpleegkundige nooit de moorden op ziekenhuispatiënten bekend waarvan ze werd beschuldigd. Maar volgens een van de psychiaters moest hier weinig waarde aan worden gehecht: ze kón eenvoudigweg niet bekennen. Om te overleven móést ze haar daden wel verdringen. De conclusie van Derksen: ‘Als Lucia had bekend, heeft ze het gedaan. Als ze niet bekent, is het nog triester: ze heeft het gedaan, maar kan dat tegenover zichzelf niet toegeven.’

Het ideaal is dat we de feiten onbevooroordeeld benaderen. In de praktijk zijn onze observaties echter theoriegeladen. De naakte feiten laten zich niet kennen. Mensen zijn niet de passieve waarnemers die ze menen te zijn, aldus Derksen, maar hanteren, veelal onbewust, theorieën die hun waarnemingen in een bepaald licht plaatsten. ‘We hebben niet de keuze om zonder theorie te zien’, aldus Derksen. Dat zich tussen ons en de werkelijkheid altijd theorieën bevinden, is echter geen aanleiding tot relativisme. Die afstand ‘geeft aan dat we nooit met zekerheid iets weten en dat onze beste theorieën in het licht van de eeuwigheid altijd een gissing blijven. Dat impliceert echter niet dat we onze theorieën niet streng op hun waarheid kunnen beproeven.’ De les van Derksen is niet dat we onwetend zijn, maar dat we feilbaar zijn.

Poppers geest

Onderzoek zonder theorievorming gaat niet. ‘Waar we wel de hand in hebben, is de keuze van de theorie in het licht waarvan we de situatie bezien. We moeten er bewust naar streven (voor zover dat binnen onze mogelijkheden ligt) dat ons brein de juiste theorieën in het zien hanteert.’ Vandaar de oproep van Derksen aan het justitiële apparaat om toch vooral open te blijven staan voor alternatieve scenario’s. ‘Je kunt toegeven aan de verleiding van passend bewijsmateriaal. Maar het ware beter, dat wil zeggen het ware qua waarheidsvinding beter (maar misschien niet voor je gemoedsrust) om onder ogen te zien dat discriminerend bewijsmateriaal noodzakelijk is voor de waardering van je eigen scenario.’ (Hij wordt niet expliciet genoemd, maar zijn geest is voortdurend aanwezig: Karl Popper, die zei dat waarheidzoekers niet dienen te streven naar verificatie, maar naar falsificatie. Wie meent dat alle zwanen wit zijn, moet niet op zoek gaan naar het zoveelste witte exemplaar, maar naar dat ene zwarte.)

Makkelijk is het niet om diepgravend te twijfelen, wist Baruch de Spinoza al. Hoe verwerken we informatie? Zijn visie, die ook wordt ondersteund door recent psychologisch onderzoek, komt er in het kort op neer dat we de informatie die bij ons binnenkomt via de zintuigen in eerste instantie opslaan als ‘waar’. Een treffende illustratie van dit automatisme is de zogenoemde eerste indruk van andere mensen. In slechts 0,1 seconde beoordelen we hoe iemand is – mét als risico dat we de plank helemaal misslaan. Dat mensen de neiging hebben tot snelle (voor)oordeelsvorming is echter geen reden tot somberheid. We zijn ook in staat onszelf te corrigeren, hoewel dit moeite kost. Derksen: ‘Het vergt een extra stap, een reactie (reflectie is een te groot woord) om vervolgens de onware overtuigingen uit de recent ontstane overtuigingen te schrappen.’
Snel en slordig redeneren is funest voor een correcte rechtsgang. Maar, voegt Derksen daaraan toe, in het dagelijkse leven is deze werkwijze van onmisbare waarde. Wie zijn gevolgtrekkingen afraffelt, is in evolutionair opzicht dikwijls in het voordeel. Dit wordt goed zichtbaar als je bedenkt hoe weinig tijd mensen nemen om in te schatten of iets een bedreiging vormt: 0,04 seconden. Dat er dan af en toe een misser tussen zit, nemen we voor lief. Uitvoerig wikken en wegen als er een agressor op je af komt is geen optie. Dan geldt, zoals Derksen het noemt: better safe than sorry. In de rechtsgang zijn de eisen echter hoger en is het wenselijk dat je naderhand geen excuses hoeft te maken wegens dwalingen. In zijn boek roept Derksen op tot alertheid om het risico hierop te verkleinen.