Home Denkfouten Denkfouten: Overintellectualiseren

Denkfouten: Overintellectualiseren

Door Jeroen Hopster op 2 december 2015

Cover van 12-2015
12-2015 Filosofie magazine Lees het magazine

Maarten Boudry en Jeroen Hopster belichten beurtelings klassieke en eigentijdse denkfouten



Stel, een slimme neurofilosoof komt aanzetten met een ijzersterk argument tegen het bestaan van de vrije wil. Ons handelen wordt gestuurd door onbewuste, geautomatiseerde hersenprocessen; wilsvrijheid is een fabel. Nu de vraag: kunnen we elkaar, als onze daden niet uit vrije wil geschieden, nog verantwoordelijk houden voor die daden? 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Het antwoord – of de stilzwijgende aanname – luidt doorgaans: nee. Je kunt iemand alleen verantwoordelijk houden voor daden die hij/zij uit vrije overtuiging verricht. Verantwoordelijkheid veronderstelt vrijheid. Maar de Britse filosoof P.F. Strawson gaf een halve eeuw geleden reden om dit in twijfel te trekken. Hij argumenteerde dat wilsvrijheid geen conditie is voor verantwoordelijkheid, maar dat het andersom werkt: we noemen elkaar vrij omdát we elkaar verantwoordelijk houden. Onder normale omstandigheden benaderen we andere personen vanzelfsprekend als verantwoordelijke individuen. En hoe vernietigend de objectie van de neurofilosoof op papier ook moge zijn, die houding zal daarmee niet veranderen.



Strawson stipt een denkfout aan die we ‘overintellectualiseren’ kunnen noemen: verstrikt raken in theorieën die de praktijk ondermijnen, terwijl de praktijk juist aan de basis staat van die theorie. Eérst komt de praktijk waarin we elkaar verantwoordelijk houden, dán pas het idee dat wij handelen uit vrije wil. Eigenlijk is de vrije wil een theoretische afterthought

Dezelfde denkfout duikt vaak op in discussies over ‘de menselijke natuur’. Een voeding met veel granen conflicteert met onze ‘natuurlijke aanleg’. Morele status toekennen aan dieren is strijdig met onze ‘natuurlijke voorkeur’ voor de eigen soort. Religies zijn het ‘natuurlijke smeedpunt’ van menselijke beschavingen. Een beroep op de menselijke natuur wordt dus ingezet om culinaire, morele en maatschappelijke idealen te formuleren en bekritiseren. 



Maar die ‘menselijke natuur’ is een theoretisch construct – en als dat construct érgens op gebaseerd zou moeten zijn, dan toch op de menselijke praktijk. Als een samenleving – zeg Nederland sinds de ontzuiling – goed blijkt te functioneren als seculiere gemeenschap, wat is het argument dat een gemeenschap niet zonder religie kan dan nog waard? Als een aanzienlijk deel van de menselijke bevolking wél morele status toekent aan dieren, hoe kan dan nog worden betoogd dat die toekenning strijdig is met menselijke voorkeuren? 

Diepzinnige gedachten en theorieën kunnen ons zicht op de werkelijkheid verscherpen, maar ook vertroebelen. Als een theorie wordt ingehaald door de praktijk, dan is het niet de praktijk, maar de theorie die moet worden herzien.