Home Denkfouten Denkfouten: Digitaal ‘ik’ vs echt ik

Denkfouten: Digitaal ‘ik’ vs echt ik

Door Jeroen Hopster op 3 februari 2016

Cover van 02-2016
02-2016 Filosofie Magazine Lees het magazine

Maarten Boudry en Jeroen Hopster belichten beurtelings klassieke en eigentijdse denkfouten.

Ons digitale ‘ik’ is geen kopie van het ‘ik’ uit ons dagelijks, niet-digitale leven. Vaak is het een opgepoetste versie daarvan: gestileerd, de slechte momenten uitgefilterd, de mooie plaatjes behouden, met honderden Facebookvrienden. Dat kan cynische reacties uitlokken. Digitale identiteit zegt weinig over je werkelijke identiteit. Facebookvrienden zijn geen echte vrienden. Speelt het ware leven zich niet af buiten het beeldscherm? 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Appelleren aan wat ‘echt’ en ‘niet echt’ is aan de digitale wereld, heeft verwantschap met een drogreden die in het Engels bekendstaat als No true Scotsman – geen echte Schot. 
Persoon A beweert: ‘Alle Schotten vinden doedelzakmuziek prachtig.’
Persoon B werpt tegen: ‘Mijn Schotse oom Alasdair vindt die muziek niet om aan te horen!’
Persoon A herneemt zich: ‘Kan wel zijn, maar alle échte Schotten vinden die muziek prachtig.’
Wat persoon A hier naar het schijnt doet, is de tegenwerping van persoon B ontkrachten door ad hoc zijn positie bij te stellen. Oom Alasdair is zogenaamd geen ‘echte Schot’; B’s tegenvoorbeeld doet dus geen afbreuk aan A’s bewering. Maar A’s ontkrachting heeft de schijn van een retorische truc: hij roept de categorie ‘echte Schotten’ ter plekke in het leven, om zijn bewering van een gewisse afstraffing te redden. Dat is retorisch vals spel. Oftewel: een drogreden. Zoals gebruikelijk bij lemma’s uit het lexicon van drogredenen, roept de vraag of hier écht sprake is van een drogreden nuancerende mitsen en maren op. Zo kan het zijn dat persoon A de categorie ‘echte Schotten’ niet beschrijvend, maar waarderend gebruikt. In dat geval kunnen we zijn herneming lezen als een legitieme kwalificatie van zijn eerste bewering: hij bedoelt dat alleen Schotse mensen die doedelzakmuziek prachtig vinden, de eretitel ‘echte Schot’ verdienen.

De ‘geen echte Schot’ heeft talloze nichtjes en neefjes, zoals ‘geen ware liefde’, ‘geen authentiek karakter’ en ‘geen werkelijke opoffering’. Bij gebruik van woorden als ‘echt’, ‘waar’, ‘authentiek’ en ‘werkelijk’ kun je je telkens afvragen of die kwalificaties ter plekke worden uitgedacht om een onzorgvuldige bewering recht te praten (ergo: drogreden), of dat ze een wérkelijk onderscheid benoemen.

Dat geldt ook voor de opmerking dat onze digitale identiteit en virtuele vriendschappen geen ‘echte identiteit’ en geen ‘echte vriendschappen’ zijn. Volgens mij stellen we daarmee niet zozeer een feit vast, maar drukken we in de eerste plaats een ideaal uit over wat identiteit en vriendschap behoort te zijn. De échte vraag is of dat ideaal gestaafd is, of slechts een relikwie van een voordigitaal tijdperk. Misschien is de betekenis van identiteit en vriendschap wel toe aan een update.