We moeten weer vieze voeten durven te krijgen, schrijft filosoof Ton Lemaire. Door te wandelen kunnen we in opstand komen tegen de haast, lawaai en efficiëntiedrang van deze tijd.
De auto is de heilige koe van de moderne tijd. Het is de belichaming van onze drang naar mobiliteit, snelheid en vrijheid. Die drang is een kwalijke zaak, aldus Ton Lemaire. De schrijver en filosoof, bekend van onder meer Filosofie van het landschap en Onder dieren, schreef al eerder dat de gehaaste moderne mens vervreemd raakt van de wereld, van anderen en van zichzelf. In Met lichte tred zoekt hij een nieuw perspectief op dat typisch hedendaags probleem: het perspectief van de wandelaar. Want alleen te voet kunnen we weer in contact komen met de wereld. Als we de auto nemen, bijvoorbeeld, zien we de wereld om ons heen meestal als een obstakel – je moet er zo snel mogelijk doorheen, want ze is zelf niet het doel van de reis. Op die manier missen we al het moois dat de wereld te bieden heeft. Ook de uiteindelijke gevolgen van het autorijden blijven op afstand. Zo lijken klimaatverandering en het verdwijnen van natuurgebieden abstracte ontwikkelingen die de vervreemde mens vooral van tv kent.
Dat de huidige tijd en haar uitvindingen grote schaduwzijden hebben, is oud nieuws. De normatieve claim dat we daar iets aan moeten doen, is ook niets nieuws. Echter, Lemaire’s oplossing is bijzonder origineel. Wie onze vervreemding – of meer praktische problemen zoals klimaatverandering – wil oplossen, moet geen labjas of pak aantrekken, maar wandelschoenen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Vervreemding
We zijn het contact met de wereld en elkaar kwijt. Als we daar iets aan willen doen, moeten we er eerst op uit trekken om elkaar te ontmoeten en te zien hoe het er met de wereld voorstaat. Het geslaagde openbare leven, zo schrijft Lemaire, heeft dan ook straten, markten en pleinen nodig – plekken waar je te voet komt om elkaar te ontmoeten, te discussiëren, protesteren, en te feesten. Natuurlijk is tegenwoordig een groot deel van onze interactie online gaan plaatsvinden. Echter, het zwaartepunt moet volgens Lemaire blijven liggen op ‘offline’ interactie. Hoe belangrijk online discussies over bijvoorbeeld klimaatverandering ook zijn, ze zouden nooit bestaan hebben als er niet eerst mensen waren geweest die hun wandelschoenen hadden aangetrokken en hadden ontdekt dat het slechter ging met de natuur. Kortom: wandelen is cruciaal voor de maatschappij en zelfs voor het milieu.
Ook tegen de vervreemding van onszelf is wandelen therapeutisch. Wandelen is namelijk niet doelmatig. Natuurlijk is het goed voor de gezondheid, maar het is simpelweg prettig om te wandelen, schrijft Lemaire. Wandelen is niet de snelste manier om van A naar B te gaan en ook als work-out is het niet bepaald efficiënt. Dat kan heel bevrijdend zijn in een wereld waarin snelheid, efficiëntie en idealen over hoe we eruit horen te zien ons van alle kanten worden opgedrongen. Juist door haar inefficiëntie kan een wandeling precies zijn wat de gehaaste en chronisch ontevreden mens nodig heeft. Wie wandelt, is traag, aandachtig en tevreden met wat er is. Wandelen is een oefening in loslaten en genieten van wat er om je heen te zien is. In een wereld waarin we soms worden gebombardeerd met gehaast en lawaai is wandelen een moment van rust en van doelloosheid in de meest positieve zin van het woord.
Rebel
Lemaire’s lofzang op het wandelen doet misschien wat idealistisch of zelfs naïef aan. Veel mensen delen ongetwijfeld zijn verlangen naar onthaasten en naar ontsnappen aan de drukte. Is wandelen echter wel een geschikte oplossing? Een goede wandeling kost immers tijd en dat is een schaars goed. Juist daarom moeten we wandelen, betoogt Lemaire. De wandelaar is een Nietzscheaanse rebel. Hij laat namelijk merken dat we maar één wereld hebben, die we trouw moeten blijven. Daarmee verzet de wandelaar zich tegen de moderne vervreemding van de wereld. Woordeloos laat de wandelaar zien niet mee te willen doen aan de onophoudelijke haast en ruis van de moderniteit. Hoe minder mensen het zich dan ook kunnen veroorloven te gaan wandelen, hoe meer mensen er zijn die eigenlijk zouden moeten gaan wandelen.
Met lichte tred leest als een persoonlijk document. Om het wandelthema van het boek over te nemen: Lemaire kiest zijn eigen pad en tempo. Waar een ander was doorgelopen, neemt Lemaire omwegen langs geschiedenissen en auteurs die zijn betoog op dat moment niet nodig heeft. Het zou een eerste oefening in het loslaten van ons efficiëntie-ideaal kunnen zijn. Het maakt Met lichte tred in ieder geval tot een boek waarin gewandeld en niet gevlogen wordt. Lemaire toont zich een begenadigd schrijver en gids en doet de titel van het boek eer aan: hij schrijft niet dwingend, maar ‘met lichte tred’, poëtisch haast. Wie het met hem eens is dat we vervreemd raken en dat we daar iets mee moeten, hoeft maar één ding te doen: stevige schoenen kopen. Want misschien draagt een echte rebel wel wandelschoenen.