Laatst vroeg ik iets aan mijn lief, ik weet niet eens meer wat. Hij antwoordde met: ‘De vraag stellen is ’m beantwoorden.’ Hij glimlachte er een beetje voldaan bij.
Mijn eerste reactie was: ‘Nee, natuurlijk niet. Als ik het antwoord paraat had, hoefde ik het niet te vragen.’ Later vroeg ik me af of er een kern van waarheid in zat. Wist ik wellicht stiekem het antwoord al, en wilde ik alleen even checken of ik er ook mee kon leven?
Ik ken dat fenomeen heus wel: ergens in je onderbewuste leeft de juiste beslissing, het antwoord, de gedachte, maar je wílt er gewoon nog niet aan. Dus gooi je een vraag bij een ander over de schutting. Om te proberen, paden te verkennen, woorden te proeven. Het antwoord op je vraag ligt er dan al in besloten. Subtiel, tussen de regels door. Te wachten totdat jij het ook ziet.
Zijn we te lui om mee te denken?
Maar in dit geval, bij de vraag aan mijn lief, gold dat niet. Hoe ik ook zocht, wroette, spitte en meer van dat alles – geen antwoord. En ik herinner me eerdere gevallen waarbij ik of een ander deze opmerking voorgeschoteld kreeg als antwoord op een oprechte vraag.
Waarom doen we dat? Denken we echt dat mensen vooral vragen stellen waarop ze het antwoord heus wel weten? Zit de inhoud van de vraag óns dwars, en projecteren we dat op de vragensteller? Zeggen we ‘De vraag stellen is ’m beantwoorden’ omdat we te lui zijn om mee te denken?
Even tussendoor… Meer columns lezen van Elke Wiss? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Soms blijkt een zogenoemde vraag geen echte vraag te zijn. Het is eerder een opmerking, een commentaartje, suggestie of advies met een vraagteken bungelend aan het eind. Dan is ‘De vraag stellen is ’m beantwoorden’ misschien op z’n plek. Of zouden we dan gewoon direct moeten zeggen dat de vraag in kwestie geen vraag is?
Zijn het de vragenstellers die hun vraag wat kritischer moeten onderzoeken voordat ze ’m droppen bij een ander, of maakt de vraag-aanhoorder zich er makkelijk vanaf?