Home De vierurige werkdag
Werk

De vierurige werkdag

Door Roman Krznaric op 16 augustus 2012

Cover van 09-2012
09-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Werk vinden dat bij je past – hoe doe je dat? vraagt Roman Krznaric, medeoprichter van de Britse School of Life, zich af. ‘In plaats van te zoeken naar werk dat voldoening geeft, kan het ook je ambitie zijn, dat je werkt voor een leven dat voldoening geeft.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Hoe komt het toch dat zoveel mensen constateren dat ze veel te hard werken en overwerken in een baan die ze niet bepaald leuk vinden? Misschien hebben ze dat over voor een positie waar een aantrekkelijk financieel plaatje tegenover staat: het klassieke faustiaanse pact van het moderne werk. Sociologen suggereren daarentegen dat ze de onfortuinlijke erfgenamen zijn van het protestantse arbeidsethos. Het uitgangspunt van deze ideologie, die kwam opzetten in het Europa van de zeventiende eeuw, is dat hard werken goed voor je is en je dichter bij God brengt. De erfenis die we daaraan overgehouden hebben is dat we ons schuldig voelen als we geen lange werkdagen maken en niet in het gareel lopen.

Een derde mogelijkheid is dat ze gebukt gaan onder de huidige epidemie van de werkverslaving. Ruim een miljoen Britten zegt workaholic te zijn en vrijwillig extra uren te werken. In Japan is 10 procent van de sterfgevallen onder mannen werkgerelateerd; er is zelfs een speciaal woord voor: kar shi, dood door overwerk. Degenen die als werkverslaafde eindigen, worden in het begin meestal verleid door de voordelen van hard werken, zoals de perfectionist die daar bevrediging in vindt, of ze ontlenen er prestige aan om als laatste het kantoor te verlaten. Maar uiteindelijk loopt hun obsessie met hard werken uit de hand. Volgens psychotherapeut Bryan Robinson moeten we onszelf vragen stellen als ‘Doe ik weleens twee of drie dingen tegelijkertijd, zoals mijn lunch eten en een memo schrijven?’ en ‘Stop ik meer tijd en energie in mijn werk dan in mijn relaties met geliefden en vrienden?’ Als je die vragen bevestigend beantwoordt, kan dat betekenen dat we richting verslaving afglijden, vooral als we er  regelmatig een heleboel ‘vrijwillige uren’ in stoppen buiten de officiële werktijden om. Natuurlijk betekent twaalf uur per dag werken niet per se dat we workaholic zijn; het kan zijn dat we een stimulerende en boeiende baan hebben gevonden.

Maar stel nu dat we het gevoel hebben overwerkt te zijn – of we onszelf nu als  werkverslaafde beschouwen of niet – wat zou dan de oplossing kunnen zijn? Minder gaan werken, uiteraard, al is dat niet een advies waar je veel aan hebt, dat geef ik toe. We moeten bedenken wat ervoor nodig is om onszelf het arbeidsethos af te wennen en wat de implicaties kunnen zijn voor het vinden van een baan die we leuk vinden, en wat het voor onze portemonnee betekent. Ten slotte besluiten we misschien onze prioriteiten te verleggen: in plaats van te denken dat ons doel moet zijn dat we werk vinden dat voldoening geeft, kan het ook onze ambitie zijn dat we werk zoeken voor een leven dat voldoening geeft.

Nieuwsgierigheid

De filosoof Bertrand Russell kan ons helpen deze kwesties te onderzoeken. In zijn  sprankelende essay uit 1932, ‘In Praise of Idleness’, shockeerde Russell de gevestigde orde door te beweren dat ‘er veel te veel werk wordt verzet in deze wereld’ en dat er ‘immense schade wordt aangericht door de overtuiging dat werken deugdzaam is’. Hij kon geen enkele goede reden ontdekken waarom mensen zichzelf in het zweet zouden werken en zoveel  consumptiegoederen moesten produceren die weinig bijdroegen aan de kwaliteit van leven. Zoals veel progressieve denkers van zijn tijd, inclusief de econoom John Maynard Keynes, was hij ervan overtuigd dat zowel economische groei als technologische vooruitgang het voor de meeste mensen in de rijke landen mogelijk hadden gemaakt er een aanvaardbare levensstandaard op na te houden door niet meer dan vier uur per dag te werken. Russell vond ook dat we de goede kanten van vrije tijd moesten inzien. Met ‘vrije tijd’ bedoelde hij niet passief tijdverdrijf, maar eerder activiteiten waardoor we onze talenten konden ontwikkelen. Hij schrijft:

‘In een wereld waarin niemand gedwongen is om meer dan vier uur per dag te werken, zal elke persoon die over de nieuwsgierigheid van een wetenschapper beschikt die kunnen uitleven, en zal elke schilder kunnen schilderen zonder honger te lijden ook al zijn z’n schilderijen nog zo goed […] Er zal weer geluk en levensvreugde zijn in plaats van uitgeputte zenuwen, vermoeidheid en een slechte spijsvertering.’

Als een vierurige werkdag een beetje te ambitieus lijkt, dan zouden we misschien wat realistischer de mogelijke voordelen – en kosten – van de vierdaagse werkweek kunnen overwegen, een populair streven sinds de jaren zeventig waar werkgevers steeds welwillender tegenover staan. Of overweeg ten minste je werktijd met een uur per dag te verminderen. Het mag duidelijk zijn dat je dan meer tijd overhoudt voor familie en vrienden, en dat is precies datgene waarvan 70 procent van de mensen beweert dat ze er door buitensporig veel werken niet aan toekomen. Denk je dat je kinderen liever willen dat je elke middag een uurtje extra tijd voor ze hebt, of dat je regelmatig tot laat blijft overwerken zodat je genoeg verdient om een groter huis te kunnen kopen? Een vriend van me formuleerde het als volgt: ‘Ik denk dat mijn kinderen liever meer vader hebben dan meer tuin.’
 

Vrije bezigheden

Een tweede voordeel is dat het de vrijheid kan opleveren, zoals Russell suggereert, om  projecten te doen die je leven op een hoger plan brengen, buiten de officiële kantooruren om. Neem het voorbeeld van de Amerikaanse dichter Wallace Stevens. Overdag werkte hij voor een verzekeringsmaatschappij en werd hij zelfs vicepresident van een gevestigde onderneming in Connecticut. Maar hij was geen workaholic, zodat hij elke avond als hij thuiskwam verder kon schrijven aan zijn gedichten. Hij werd beschouwd als een van de grootste modernistische dichters van begin twintigste eeuw. Stevens hield die twee levens strikt gescheiden: hij voelde zich altijd een beetje een bedrieger in zijn baan van overdag, alsof hij ‘een rol speelde’, schreef hij. Gedichten schrijven beschouwde hij als zijn echte werk – ook al werd hij er niet voor betaald – en hij was niet van plan om ooit commercieel te worden door ‘beroepsdichter’ te worden. Nadat hij in 1955 de Pulitzer Prize had gewonnen kon hij een aanstelling aan Harvard krijgen waardoor hij ‘als werk’ gedichten had kunnen gaan schrijven; dat aanbod sloeg hij af en hij hield zijn baan bij de verzekeringsmaatschappij aan.

In feite koos Stevens ervoor om zijn baan overdag niet tot hoofdproject van zijn leven te maken, maar gebruikte hij die als basis voor zijn hogere ambities als mens. Dat bedoel ik nou met ‘werk zoeken voor een leven dat voldoening geeft’. Het is een veel voorkomende strategie voor de levenskunst: je hebt een baan waarmee je voldoende tijd en energie  overhoudt voor serieuze ‘vrije bezigheden’ als viool spelen, landschapsfotografie of opkomen voor de belangen van de buurt.

Dit is een voorpublicatie uit Werk vinden dat bij je past – Hoe doe je dat? van Roman Krznaric. Het is een van de zes titels uit de serie ‘intelligente zelfhulpboeken’ van The School of Life (waarin ook Meer denken over seks van Alain de Botton is opgenomen) die deze maand in het Nederlands verschijnt (uitgeverij De Arbeiderspers).