Home De mens is een rennende aap

De mens is een rennende aap

Door Marco Kamphuis op 29 november 2016

Cover van 12-2016
12-2016 Filosofie magazine Lees het magazine

Waarom gaat filosoof Mark Rowlands (48) een marathon lopen, terwijl hij niet de minste aanleg heeft voor langeafstandslopen? Gedachten over verval, spel en vrijheid.

In zijn vorige boek, het originele De filosoof en de wolf, schreef Mark Rowlands over de wolf die hij als huisdier hield en die het hele huis sloopte als hij niet door een dagelijkse duurloop werd afgemat. De wolf is inmiddels dood, maar Rowlands loopt nog altijd hard. Dat hij zich aan het begin van zijn nieuwe boek Filosofie van de duurloop aan de start van zijn eerste echte marathon bevindt, heeft alles met zijn leeftijd (48) te maken. Met de jaren komen de gebreken; het is nu of nooit. Hardlopen en ouder worden zijn de thema’s van dit boek. 

De ervaring van het hardlopen, zo luidt Rowlands’ belofte terwijl hij staat te trappelen om aan zijn boek en zijn marathon te beginnen, zal hem en ons uiteindelijk een inzicht bieden in wat het leven de moeite waard maakt. Verrassend is dat Rowlands naar eigen zeggen niet de minste aanleg voor langeafstandlopen heeft: korte benen, breed lichaam. Hij heeft de snelle spiervezels van een sprinter, en trainen verandert daar niets aan. Kennelijk kun je plezier beleven aan iets waar je niet bijzonder goed in bent. Al als kind in Wales hield hij ervan de 2,5 kilometer naar school rennend af te leggen (‘Als je gaat lopen, kun je net zo goed gaan rennen’).

Vrijheid

De twijfels waarmee de filosoof aan zijn allereerste marathon begint zijn begrijpelijk, want geplaagd door blessures heeft hij zich onvoldoende voorbereid. Bij de eerste stap valt echter alle twijfel van hem af en voelt hij de kalmte van de zekerheid. Wat er ook gebeurt, ‘ik doe wat ik zou moeten doen’. Je zou kunnen zeggen dat hij hardlopend in zijn element is, en de rust die hem dat geeft, is voor hem de ‘vrijheid’ van de duurloop.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Net als in De filosoof en de wolf baseert de auteur zich in dit boek veelvuldig op evolutiebiologie en -psychologie. Zoals een hond het gelukkigst is wanneer hij wolfachtige dingen doet (konijnen achternazitten), zo is de moderne mens evolutionair gezien nog altijd een ‘rennende aap’. Het fundament van 2 miljoen jaar als jager-verzamelaar heeft ons slecht toegerust voor ons huidige sedentaire bestaan: we zijn nog altijd gemaakt om te rennen (zij het dat we geen voorbeeldige hardlopers zijn, want het is een misverstand dat evolutie leidt tot perfectie).

Een duurloop is voor Rowlands geslaagd wanneer hij op het punt komt ‘waarop het nadenken ophoudt en de gedachten beginnen te komen’. Die gelukzalige staat is volgens hem het gevolg van enerzijds het ritme van het hardlopend lichaam en anderzijds pure vermoeidheid. Het brein gaat in de ‘spaarstand’, de uitgeputte geest wordt leeg, de vaste gedachteassociaties die iemands persoonlijkheid uitmaken worden losser, en in plaats daarvan zijn er gedachten ‘die uit het niets komen […] en weer verdwijnen in een zwart gat’. Maar voordat het zover is maakt de loper nog een ‘cartesiaanse fase’ door, waarin de geest tegen het lichaam spreekt. ‘Breng me nog een kilometer verder, zeg ik tegen mijn benen, dan mogen jullie even wandelen’ – zo probeert hij zijn lichaam te misleiden. Als filosoof weet Rowlands dat Descartes geen gelijk kan hebben met zijn opvatting dat lichaam en geest twee gescheiden entiteiten zijn. ‘En toch ben ik tijdens een duurloop soms geneigd hem te geloven.’
 

Trager

Waarom zou iemand zich eigenlijk zo willen afmatten? Bewegen is gezond, maar blessures oplopen en naar adem snakken in de vochtige hitte van Miami (waar de auteur als filosofieprofessor aan de universiteit verbonden is) zijn dat niet, en de veroudering roep je er geen halt mee toe. Omstreeks ons veertigste levensjaar zet de aftakeling in, houdt Rowlands ons meedogenloos voor. De myelinescheden – verbindingen tussen de hersencellen – beginnen dan te slijten, waardoor we steeds trager gaan denken en bewegen. Hij vermeldt een lezing van een beroemde, oude filosoof die hij ooit bijwoonde, en die veel indruk op hem maakte. De eminente denker sloeg zich nog met verve door zijn lezing heen, maar begon onbegrijpelijk te schutteren tijdens het daaropvolgende vragenrondje, waarna zijn beroepsgenoten eendrachtig gehakt van hem maakten. Het onvermogen van die oude man, beseft Rowlands, is ook ons lot.

 

Spelen

Misschien beginnen we met hardlopen vanwege onze slechte conditie, of ons figuur, of om de wolf uit te laten, maar uiteindelijk is er maar één reden waarom iemand blijft hardlopen, en dat is het hardlopen zelf. Het is geen activiteit met instrumentele, maar met intrinsieke waarde, en daarom noemt Rowlands het geen werk, maar spel. 

Dit punt zet hij zwaar aan. We leven volgens hem in een benauwend, instrumenteel tijdperk, en met name in Amerika heerst de hardnekkige mythe dat je hard moet werken om een doel te bereiken. ‘Maar mijn duistere Europese ziel fluistert me in dat arbeid […] niet adelt: werken als je dat niet hoeft, is niet zozeer nobel als wel dom. […] Werken levert niets goeds op. […] In het beste geval is hardlopen hooguit spelen in plaats van werken. Dit is een van de inzichten die ik daadwerkelijk aan het hardlopen heb ontleend.’ Hardlopen is – hoe zwaar de marathon ook mag zijn – een spel. 

Kinderen en honden snappen wat er in het leven belangrijk is; als volwassenen vergeten we dat; maar als het ritme van de loop hem te pakken heeft, keert Rowlands terug naar het plezier en de vrijheid van zijn jeugd. Alleen intrinsiek waardevolle dingen maken het leven de moeite waard, dus zijn advies luidt: wat je ook doet, zorg dat het altijd spelen blijft. Zo is schrijven voor hem ‘spelen met fonkelende, schitterende ideeën’. Schrijven is afzien, net als de marathon die hij met kramp uitloopt – maar goddank geen werk.