Zonder ook maar één moment partij te kiezen, inventariseert Frédéric Lenoir de verschillen en vooral de overeenkomsten tussen Socrates, Boeddha en Jezus.
‘Socrates, Jezus en de Boeddha zijn mijn drie belangrijkste leermeesters geweest.’ Met deze ontboezeming besluit filosoof en godsdiensthistoricus Frédéric Lenoir zijn boek Socrates, Jezus, Boeddha, de weerslag van zijn eigen spirituele zoektocht. Lenoir, onderzoeker aan de École des Hautes Études et Sciences Sociales te Parijs, publiceerde eerder afzonderlijke werken over het boeddhistische, Griekse en christelijke denken. Ditmaal presenteert hij zijn visie op de stamvaders van deze drie stromingen in één essay.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Lenoirs vertrekpunt vormt de weinig verrassende opvatting dat de levensleren van Socrates, Jezus en Boeddha actueler zijn dan ooit. We kunnen de huidige mondiale crisis, die volgens de auteur in de eerste plaats spiritueel en daarna pas economisch van aard is, het hoofd bieden met hun universele wijsheid in ons achterhoofd. Al snel spreekt Lenoir echter niet meer over zijn stellingname, maar presenteert hij een indringende vergelijking van Jezus’, Boeddha’s en Socrates’ belangrijkste ideeën. Deze comparatieve inslag vormt de grote kracht van het boek.
Kernthema’s
Volgens Lenoir zijn er meer overeenkomsten dan verschillen tussen het denken van Socrates, Jezus en Boeddha. Hij benadrukt dat de drie meesters zich elk op hun eigen manier met een aantal kernthema’s bezighouden: het geloof in de onsterfelijkheid van de ziel en het onderzoeken van kernwaarden als rechtvaardigheid, naastenliefde en mededogen. Bijzonder is dat Lenoir deze overeenkomsten en verschillen laat zien zonder ook maar één moment partij te kiezen voor een van de drie stamvaders.
Deze drie groten formuleerden elk hun eigen verlossingsleer. Socrates wilde zijn leerlingen bevrijden van hun onwetendheid, Jezus probeerde zijn volgelingen weg te leiden van de zonde, en Boeddha hield zijn gehoor voor dat zij al hun gehechtheden moesten opgeven. Op die manier zou de mens een gelukkiger leven kunnen leiden. Ondanks deze verschillen in hun heilswegen komen de stamvaders overeen in hun visie op de mens. Volgens Lenoir geloven zij allemaal in het leven na de dood en een onsterfelijke ziel.
Deze nadruk op de verlossing en onsterfelijkheid leidt tot een relatief lage waardering van het lichaam. Zo stelt Socrates: ‘Het lichaam leidt ons nooit naar wijsheid.’ Boeddha sluit zich bij hem aan. Socrates en hij stellen echter niet dat de mens zijn lichaam en begeerten moet verachten; wel dat hij zijn zelfbeheersing moet ontwikkelen. Een fraaie echo van deze overtuiging vormen Jezus’ beroemde woorden dat wie zichzelf overwint sterker is dan wie een stad bedwingt.
Het ultieme heil
Ondanks dit gemeenschappelijke uitgangspunt verschillen de drie meesters sterk in hun methoden om tot het ultieme heil te komen. Terwijl Socrates een beroep op de rede doet en zijn leerlingen tot zelfstandige denkers wil transformeren, kiest Boeddha voor meditatie. Alleen wie afstand doet van het redenerende denken met zijn gehechtheden en vooroordelen, is volgens hem in staat om het nirvana te bereiken. Jezus neemt weer een ander standpunt in: hij stelt dat hij Gods waarheid openbaart en dat iedereen de kans krijgt om hem te volgen. De mens kan deze openbaring accepteren of niet. In tegenstelling tot Socrates en Boeddha, die de weg willen tonen, zegt Jezus dat hij zelf de weg is. Op dit punt lijken de opvattingen van de drie stamvaders onverenigbaar.
Toch maakt Lenoir op overtuigende wijze duidelijk dat de inzichten van Socrates, Boeddha en Jezus grote verwantschap vertonen. Hun methoden om de bevrijding te bereiken mogen verschillend zijn, maar hun visie op deze vrijheid is volgens Lenoir uniform: ‘Vrijheid is geen doel op zich. Vrijheid moet iedereen in staat stellen rechtvaardig en goed te handelen. De ethiek, de levenshouding, de manier van leven met anderen en in de maatschappij vormen dus de kern van hun boodschap.’ Het gaat de drie meesters dus niet om spirituele navelstaarderij; hun volgelingen moeten juist midden in het leven staan om de medemens zo veel mogelijk te ondersteunen.
Deze altruïstische levenshouding manifesteert zich op verschillende manieren in hun gedachtegoed. Socrates benadrukt de rechtvaardigheid, Boeddha het mededogen en Jezus de (naasten)liefde. Van Socrates is bekend dat zijn vertrouwen in de goddelijke rechtvaardigheid zo groot was dat hij niet uit Athene vluchtte toen hij ten onrechte ter dood werd veroordeeld. Jezus hechtte ook grote waarde aan rechtvaardigheid, maar slaat de onbaatzuchtige liefde soms hoger aan. Een mooi voorbeeld hiervan is het verhaal waarin hij een overspelige vrouw tegen haar aanklagers verdedigt met de woorden: ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen!’ Ook Boeddha was een groot verdediger van het mededogen: de ideale boeddhist is volgens hem iemand die zijn leven in dienst van de ander stelt.
In Lenoirs optiek sluiten rechtvaardigheid, naastenliefde en mededogen elkaar geenszins uit. De idealen die Boeddha, Jezus en Socrates met hart en ziel uitdroegen, zijn complementair. Door de drie meesters in één boek te presenteren laat Lenoir zien dat hun filosofieën elkaar ondersteunen en verhelderen. Hun boodschap blijkt inderdaad ook verrassend actueel te zijn, omdat die zowel aansluit bij de individuele zoektocht naar zingeving als bij de elke poging om met de wereld in harmonie te leven. Dit maakt het drietal tot echte levensmeesters: ‘Ze voeden ons op en helpen ons te leven. Ze beloven ons geen kant-en-klaar geluk, maar wel succes als we aan onszelf werken.’
Socrates, Jezus, Boeddha
Frédéric Lenoir
vertaald door Vanno Jobse
(Ten Have, i.s.m. Van Halewyck)
240 blz. / € 15,00