Home De gewone blik

De gewone blik

Door Marianne van Dijk op 22 augustus 2016

De gewone blik
Cover van 09-2016
09-2016 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Er is geen geheime betekenis of boodschap, enkel wat aan het oog gegeven wordt.’ Helen Petrovsky over de gezichten van Johannes Vermeer.
 

Toen ik nog student was, schilderde ik regelmatig bekende schilderijen na uit een kunstkalender. Ik had nooit schilderles gehad en kende dus niet de correcte technieken, maar ik probeerde de werken zo goed als ik kon te kopiëren. Het naschilderen van dit werk – met al zijn subtiele kleurovergangen – staat me nog helder voor de geest.’ 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Het origineel zag filosoof Helen Petrovsky, verbonden aan de Russische Academie voor Wetenschappen in Moskou, pas jaren later. ‘Het viel me op hoe klein het was, zelfs voor een Vermeer. Ook besefte ik toen pas dat het de kleuren waren die dit werk zo bijzonder maken. Je wordt eerst geïmponeerd door het rood van de hoed; die lijkt gemaakt van een heel zachte stof of veren. De hoed stelt een groot deel van de vrouw in de schaduw. Maar waar haar gezicht en mantel wel licht vangen, blinken ze je ook tegemoet. Verder is het schilderij bezaaid met lichtdruppeltjes: de oorbellen, de ogen, het puntje van haar neus, de lippen, de leeuwenkopjes van de stoel, en de rode hoed zelf natuurlijk.’
 
Begrijp je een schilderij beter als je het hebt gekopieerd?
‘Nee, om de betekenis van een kunstwerk beter te begrijpen moet je er studie van maken en onderzoek doen. Maar naschilderen leert je wel veel over schilderen als medium en het maakt je bewuster van details die je anders niet waren opgevallen. Ik herinner me ook dat ik veel gevoeliger was voor kleuren na zo’n kopieersessie. Als ik keek naar het blauw van de lucht of het knisperende groen van bomen dacht ik aan welke kleurcombinaties ik kon gebruiken om dat op doek vast te leggen.’ 

 
Wie was de vrouw op dit schilderij?
‘Haar gezicht heeft me altijd geïntrigeerd, het is zo moeilijk te doorgronden. Het schilderij wordt gezien als voorbeeld van een tronie, een afbeelding van een gezicht dat een algemeen type moet voorstellen. Het meisje, de grijsaard, de soldaat. Maar juist hierdoor krijgt het werk iets onpersoonlijks, wat het hele idee van portretkunst ondermijnt. We zijn immers gewend dat portretten iets weergeven van de psychologie van de geportretteerde. Maar bij een tronie is psychologie nu juist niet aan de orde.
 
Het is te eenvoudig dit meisje alleen als een algemeen type te beschouwen. Maar veel vragen blijven dan wel onbeantwoord. Wie was deze vrouw – als het al een vrouw was – en waar kwam ze vandaan? Waarom droeg ze deze overdonderende hoed, oorbellen die we uit andere werken van Vermeer kennen, die donkerblauwe mantel en sneeuwwitte kraag? Wat deed ze op deze stoel en waarom leunt ze naar ons toe? Waarom heeft Vermeer dit wandtapijt op de achtergrond geplaatst?
 
Het verhaal, of zelfs maar een verhaal, achter dit werk is onbekend. Het enige verhaal van dit schilderij is zijn duizelingwekkende schilderkunst. Wanneer je het geheim van de beeltenis niet kunt achterhalen, moet je je weer opnieuw laten overweldigen door de weelderige hoed, de blozende wangen, de glimlichtjes in de oren, de vochtige lippen, de stralende leeuwenkoppen. Het schilderij ontvouwt zich voor je ogen en toont al zijn rijkdom in een baaierd aan details die op zichzelf al voldoende zijn.’ 
 
Dus bij Vermeer hoef je ook weer niet zoveel onderzoek te doen?
‘In zijn boek L’Ambition de Vermeer maakt de Franse kunsthistoricus Daniel Arasse een onderscheid tussen twee manieren waarop een kunstenaar – en daarmee ook de toeschouwer – kan kijken: de aandachtige en de gewone blik. De aandachtige blik associeert hij met de schilder Nicolas Poussin. Die komt neer op geconcentreerd kijken en met behulp van de rede dingen te weten te komen over de afgebeelde objecten. Aan Vermeer schrijft hij de gewone blik toe. Die probeert niet door te dringen in wat hij ziet. Schilderen is bij Vermeer de kunst van hoe dingen hem toeschijnen. Er is geen geheime betekenis of boodschap, enkel wat aan het oog gegeven wordt – aan de oppervlakte en als oppervlakte.’