Home De filosoof en zijn vouwfiets

De filosoof en zijn vouwfiets

Door Tim Miechels op 24 april 2014

Cover van 05-2014
05-2014 Filosofie magazine Lees het magazine

Wat was er eerder: de mens of zijn stok? In zijn nieuwe bundel Een stok om mee te denken heeft Coen Simon een aantal belangrijke filosofische teksten bijeengebracht over de verhouding tussen de mens en techniek.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Voor zijn afstuderen kreeg Coen Simon van zijn ouders een vouwfiets. Hij voelde zich hiermee een ander mens, met ‘nieuwe ledematen’, die hem in staat stelden grotere afstanden te overbruggen. Ook de manier waarop hij keek ‘naar treinen en buitenlandse steden’ werd anders, omdat hij zijn fiets nu overal mee naartoe kon nemen en hij steden op nieuwe manieren kon verkennen. De vouwfiets maakte van Simon een nieuw mens in een nieuwe wereld.

Wat voor invloed heeft techniek op de mens en zijn wereld? En hoe moeten we ons verhouden tot deze invloed? In Een stok om mee te denken verzamelde Simon 33 filosofische beschouwingen over techniek, van onder anderen Plato, Heidegger, Marx, Zizek, Dennett en Sloterdijk, die hij in begeleidende teksten van duiding voorziet.

Tweede natuur

Het boek opent met een inleiding van Simon zelf, waarin hij zich aansluit bij de stelling van wijsgerig antropoloog Helmuth Plessner dat de mens een van nature kunstmatig wezen is: de mens heeft altijd hulpmiddelen nodig gehad om zich te redden in de wereld. ‘Vanaf de eerste stok die werd opgeraapt om mee te slaan werd techniek onze tweede natuur.’ Het is dus niet pas sinds de komst van moderne technische apparaten als de televisie en de smartphone dat techniek voor een groot deel bepaalt wie wij zijn.

Deze verbondenheid tussen mens en techniek betekent ook dat elke nieuwe technische uitvinding het wezen van de mens en wereld ingrijpend verandert, zoals Simon illustreert met het voorbeeld van de vouwfiets. Deze veranderingen zorgen ervoor dat mensen vaak in eerste instantie angstig reageren op de komst van nieuwe vormen van techniek. Is deze angst terecht? Niet helemaal, maar ook niet helemaal niet, luidt het antwoord van Simon. Bij de komst van nieuwe vormen van techniek moeten we volgens hem waken voor twee op de loer liggende reacties. Enerzijds is er het gevaar de nieuwe vorm van techniek met te veel wantrouwen tegemoet te treden. Een voorbeeld hiervan is de manier waarop een Beierse arts ooit reageerde op de komst van de trein. Techniekfilosoof Petran Kockelkoren citeert hem in zijn tekst: ‘Reizen met een of andere stoommachine zou uit gezondheidsoverwegingen verboden moeten zijn. De snelle bewegingen zullen een geestelijke onrust teweegbrengen.’ Het feit dat een dergelijke bewering vandaag de dag lachwekkend aandoet leert ons al te pessimistische analyses van hedendaagse technische uitvindingen met een korreltje zout te nemen.

Anderzijds is een te optimistische kijk op nieuwe technieken ook weer gevaarlijk, omdat deze volgens Simon leidt tot blindheid voor mogelijke gevaren. Dat techniek ook gevaren met zich meebrengt illustreert Pierre Bourdieu in ‘Over de televisie’. In deze tekst schrijft de Franse socioloog dat mensen voor wie de sensationele berichten op de televisie de enige bron van informatie zijn, minder goed hun democratische rechten kunnen uitoefenen, omdat de televisie daarvoor te weinig relevante informatie verstrekt.

Onze onrust over techniek is daarmee volgens Simon nog het best te vergelijken met de onrust die jonge ouders voelen bij hun pasgeboren kind: hoewel onze bezorgdheid soms een tikkeltje overdreven is, zorgt deze er wel voor dat we op een verstandige manier leren omgaan met nieuwe techniek.