Home De 5 beste boeken over dierethiek volgens Eva Meijer
Dieren

De 5 beste boeken over dierethiek volgens Eva Meijer

Door Femke Heijmans op 12 april 2019

De 5 beste boeken over dierethiek volgens Eva Meijer

‘Als je antiracist en feminist bent, zou je automatisch ook veganist moeten zijn’, zegt filosoof en dierethicus Eva Meijer (1980). ‘De processen van uitsluiting van vrouwen en niet-witte mensen berusten namelijk op dezelfde onderliggende structuren als die van dieren.’ Dit zijn volgens Meijer de vijf beste boeken over dierethiek.   

1. Sue Donaldson en Will Kymlicka, Zoopolis (2011)

‘Waarom laten wij dieren niet meebeslissen over de politiek? Dit boek is de eerste politieke theorie over dieren. Het is in 2011 uitgegeven en voor die tijd werd vooral nagedacht over een ethische benadering van dieren en niet over een politieke. In de ethiek staan vragen centraal zoals: hoe moeten wij ons als mensen gedragen naar andere dieren? Mogen we ze vangen? Mogen we ze eten? Mogen we ze doden? Donaldson en Kymlicka nemen juist menselijke politieke begrippen, zoals burgerschap en democratie, als uitgangspunt om over andere dieren na te denken.

Eén van de dingen die zij voorstellen, is dat gedomesticeerde dieren – dat zijn huisdieren, maar ook dieren die wij op boerderijen houden – burgerrechten zouden moeten hebben. Ze moeten dus niet alleen basale universele rechten hebben om niet gedood te worden, maar ze zouden ook moeten kunnen meedenken over de voorwaarden voor gemeenschappelijk leven.

Kunnen dieren op die manier meedenken over politiek? Volgens Donaldson en Kymlicka wel. Wanneer we uitgaan van politiek zoals die nu is – een formele, op mensentaal gebaseerde politiek – wordt het voor veel dieren lastig om deel te nemen. Maar dieren kunnen op andere manieren laten weten wat ze vinden door te stemmen met hun voeten, bijvoorbeeld als ze zich verzetten, of gebieden verlaten, of juist verschillende gebieden bezetten. Wanneer je het begrip politiek dus uitbreidt en op zoek gaat naar manieren waarop zij wel inspraak kunnen hebben, dan kun je gezamenlijk de maatschappij inrichten.’

2. Jacques Derrida, The animal that therefore I am (2008)

‘Derrida staat bekend als een filosoof die moeilijk te lezen is omdat hij zich bedient van vaag taalgebruik. Maar deze lezingenserie is heel helder en duidelijk. Derrida laat zien dat het beeld van de mens in de westerse filosofische traditie steeds wordt geconstrueerd tegenover ‘het dier’. Dit begon al bij Aristoteles. Aristoteles zegt: mensen hebben het vermogen een onderscheid te maken tussen goed en slecht, omdat ze kunnen spreken in mensentaal. Volgens hem hebben andere dieren geen logos – de rede.

Bij Descartes en Kant kom je hetzelfde tegen. Zo schrijft Kant dat alleen mensen autonome wezens zijn die zichzelf de wet kunnen voorschrijven. Derrida problematiseert dat. Volgens hem kun je geen lijn trekken tussen alle mensen aan de ene kant en alle andere dieren aan de andere kant. Op die manier lijkt het alsof dieren één groep zijn en dit legitimeert vervolgens geweld tegen dieren. Derrida gaat de geschiedenis van de westerse filosofie door en laat zien dat het onderscheid dat wij maken helemaal niet noodzakelijk of natuurlijk is, maar dat het de uitkomst is van bestaande machtsverhoudingen die ook anders hadden kunnen liggen. De gedachte dat het heel normaal is om niet-menselijke dieren te eten is een ideologie die diep geworteld is in onze cultuur.’

3. Carol Adams, The sexual politics of meat (1990)

‘Adams laat zien dat het eten van vlees op veel manieren – symbolisch, in de taal, maar ook in allerlei praktijken – verbonden is met de onderdrukking van vrouwen. Ze beschrijft onder andere hoe culturele ideeën over mannelijkheid verbonden zijn met het eten van vlees, bijvoorbeeld in het stereotiepe beeld van iemand in een houthakkershemd die bij de barbecue vlees staat om te draaien.

Daarnaast kijkt ze naar afbeeldingen waarin dieren en vrouwen hun eigen objectificatie toejuichen. Adams geeft het voorbeeld van borden die bij de slager buiten voor de deur staan met lachende varkens die het vlees aanprijzen. Die vergelijkt ze met afbeeldingen waarop vrouwen alleen lichaam zijn, een object om naar te kijken. Vaak worden die dieren ook als pin-ups – vrouwen met lange benen en korte rokjes – afgebeeld.

Simone de Beauvoir schreef al: mannen zijn de standaard en de vrouw, dat is de ander. Adams zegt: vrouwen zijn de ander, maar dieren zijn nog meer de ander. We vergeten wel eens dat vrouwen heel lang eigendom van mannen zijn geweest. Nu zijn dieren eigendom van mensen en eigenlijk vinden wij dat heel voor de hand liggend.

Veel feministen snappen wel dat de onderdrukking van vrouwen en die van zwarte mensen met elkaar te maken hebben en dat je als feminist dus ook antiracist moet zijn, omdat het gaat om vergelijkbare processen van uitsluiting. Ze snappen vaak niet dat je als feminist ook veganist zou moeten zijn, omdat het objectiveren en de uitbuiting van andere dieren ook berust op diezelfde machtsverhouding en overheersing. Dit inzicht komt in het boek verhelderend naar voren.’

4. Donna Haraway, Companion species manifesto: Dogs, people and significant otherness (2003)

‘In dit kleine boekje laat Haraway zien hoe de levens van honden en mensen met elkaar verbonden zijn. Dit doet ze door haar eigen relatie met hond Cayenne Pepper onder de loep te nemen, door de geschiedenis van hond-mens-relaties te onderzoeken en door in te gaan op hoe het menselijke DNA door het samenleven met honden veranderd is.

In de filosofische traditie wordt de mens vaak als los van andere dieren voorgesteld, en Haraway laat zien dat dat niet klopt. In het verlengde hiervan stelt ze het onderscheid tussen cultuur en natuur ter discussie – dieren hebben ook culturen, en mensen zijn ook natuur en lichamelijke wezens. Ze zegt niet dat dieren net als mensen zijn, maar laat zien hoe we anders zijn en toch belangrijke relaties met elkaar hebben en kunnen hebben.’

Volgens Donna Haraway zijn tweedelingen tussen onder andere mens en dier historische constructen; ze hebben niets te maken met een oorspronkelijke cultuur.

5. Aph Ko and Syl Ko, Aphro-Ism (2017)

‘Net als Adams leggen de zussen Aph en Syl Ko een link tussen onderdrukte groepen, maar dan tussen zwartheid en dieren. Het is vrij algemeen bekend dat zwarte mensen – en andere niet-witte mensen – sterk met dierlijkheid of zelfs beestachtigheid geassocieerd worden. Aph en Syl gaan terug in de geschiedenis om te kijken hoe dat onderscheid tussen wit en zwart is ontstaan en hoe dit samenhangt met het begrip dier. Net als Adams zeggen zij dat je wanneer je jezelf antiracist noemt, daarin ook andere dieren mee moet nemen. Er is een mooie slogan vanuit de dierenbeweging: no one is free untill we are all free. We zijn allemaal dieren: man en vrouw, zwart en wit.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.