Home Close Reading: Kant maakt liegen onmogelijk

Close Reading: Kant maakt liegen onmogelijk

Mogen we ons uit een situatie van verlegenheid helpen met een leugentje om bestwil? Immanuel Kant wijst het streng van de hand.

Door Sophie van Balen op 25 maart 2019

Close Reading: Kant maakt liegen onmogelijk

Mogen we ons uit een situatie van verlegenheid helpen met een leugentje om bestwil? Immanuel Kant wijst het streng van de hand.

Cover van 04-2019
04-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Het is geheel en al onmogelijk om in de wereld en zelfs ook daarbuiten iets te bedenken dat zonder restrictie voor goed gehouden kan worden, behalve dan een GOEDE WIL’ (393). De openingszin van het eerste hoofdstuk van Immanuel Kants Grundlegung (1785) is een van de bekendste en typeert meteen de stijl waaraan je Kant zo goed kunt herkennen. Dubbele ontkenningen, lange zinnen en overtuigingen wisselen elkaar af. Maar wie de scherpte kan opbrengen om verder te lezen wacht een parel der westerse wijsbegeerte.

In de Grundlegung ontwikkelt Kant de fundering voor zijn moraalfilosofie, de deontologie (letterlijk: plichtenleer). Hij geeft hierin niet zozeer een antwoord op de vraag ‘Wat is het goede om te doen?’, maar laat zien hoe redelijke wezens toegang hebben tot een antwoord op deze vraag. De goede wil speelt hierin een sleutelrol. Want aangezien de natuur (of God) altijd het beste middel voor haar doelen inzet en zij ons de rede heeft gegeven, kan het niet anders dan dat wij gericht zijn op iets dat met de rede het best te bereiken valt. Derhalve moet ‘de ware bestemming van de rede zijn een wil voort te brengen die geenszins goed is als middel voor een andere bedoeling, maar die op zichzelf genomen goed is’ (396).

Even tussendoor… Meer lezen over Kant en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

De rede, en daarmee de mens, is er dus op gericht om te handelen vanuit een goede wil. Toch laten wij ons nogal eens afleiden door verlangens en passies. Kant spreekt daarom van de plicht. Een goede handeling is een handeling die omwille van de plicht gedaan wordt, dus niet alleen in lijn met de plicht, maar sterker nog: omdat het je plicht is. Die handeling komt namelijk ontegenzeggelijk voort uit een goede wil.

Maar wat is dan je plicht? ‘Plicht is de noodzaak van een handeling omwille van achting voor de wet’ (400). De wet waarover het hier gaat is de morele wet, de wet van de praktische rede. Redelijke wezens hebben volgens Kant a priori, zonder levenservaring of kennis van de wereld, toegang tot dit ‘hoogste principe van de moraal’ en respecteren haar status. In het kort is er dus een kenbare objectieve morele wet waaruit voor alle redelijke wezens de plicht voortkomt om overeenkomstig die wet te handelen.

Kant geeft drie formuleringen van de ‘categorische imperatief’, de morele wet, waarvan we hier de eerste bespreken: ‘Handel alleen volgens die maxime waardoor je tegelijkertijd kunt willen dat zij een algemene wet wordt’ (421). Als toelichting op dit principe neemt Kant het voorbeeld van een valse belofte.

‘Ik realiseer mij dan snel dat ik wel de leugen kan willen, maar geenszins de algemene wet om te liegen. Want volgens zo’n wet zou er eigenlijk helemaal geen belofte bestaan, omdat het tevergeefs zou zijn mijn wil ten aanzien van mijn toekomstige handelingen aan anderen kenbaar te maken, die deze bewering toch niet zouden geloven of, wanneer zij dat overhaast wel deden, mij toch met gelijke munt zouden terugbetalen. Mijn maxime moet zichzelf dus vernietigen zodra zij tot algemene wet gemaakt zou worden’ (403).

De leugen

Kan liegen moreel toelaatbaar zijn? De leugen is vermoedelijk het meest beroemde kantiaanse voorbeeld, ten dele omdat het laat zien hoe streng de deontologie kan zijn. We zien in dit citaat een stapsgewijze uitwerking van de eerste formulering van de categorische imperatief. De vraag die we ons stellen is: kan ik een algemene wet om te liegen en tegelijkertijd mijn valse belofte willen?

Algemene wet om te liegen

Als valse beloftes doen in situaties van verlegenheid – liegen dus – een algemene wet zou worden, in wat voor wereld komen we dan terecht? In deze wereld, stelt Kant, is de waarheid spreken een grote uitzondering en in elk geval niet wat wij van elkaar verwachten. We zouden elkaar in principe niet geloven. Of wanneer we uit onvoorzichtigheid iemand toch geloven en dus bedrogen worden, zouden we diegene ‘met gelijke munt terugbetalen’.

Maxime

Een maxime is het principe achter het willen – met andere woorden, een principe waarin verwerkt is wat je zou willen doen en waarom. In dit voorbeeld gebruikt Kant de maxime ‘mij uit een situatie van verlegenheid redden door een onware belofte’ (403). Het formuleren van een maxime is een heel belangrijke stap en er is dan ook veel discussie over tussen kenners. Omdat je uiteindelijk de maxime toetst aan de morele wet, staat of valt het oordeel met het vinden van de juiste maxime.

Vernietigen

Nu gaat het Kant niet om de eventuele wenselijkheid van een algemene wet om te liegen, maar om de vraag of we die wet kunnen willen tegelijkertijd met de eigen leugen. Dat gaat niet. In een wereld waarin de hele tijd gelogen wordt verliest de leugen haar betekenis. Tegelijkertijd de algemene wet om te liegen én de leugen willen, leidt tot een contradictie – deze twee willen spreken elkaar tegen. De contradictie vernietigt de maxime en dus hebben wij het antwoord op de vraag: mag ik liegen? Neen.

Fundering voor de metafysica van de zeden

Fundering voor de metafysica van de zeden
Immanuel Kant
Boom
152 blz.
€ 34,90