Nog te veel filosofen zien de wijsbegeerte als een typisch westerse aangelegenheid. Zo niet de medewerkers aan Wereldfilosofie.Wie in een willekeurige boekhandel de afdeling ‘Levensbeschouwing’ bekijkt, komt in aanraking met een bonte verzameling lectuur over de levensbeschouwing van niet-westerse culturen. Meestal hebben deze boeken een esoterische inslag en dragen ze titels als Chakralezen voor beginners of Regendansen voor de moderne tijd. Wie zich serieus in het Indiase of Afrikaanse denken wil verdiepen, raakt teleurgesteld. En de filosofieafdeling bevat doorgaans alleen de westerse canon.
Met de bundel Wereldfilosofie willen enkele Nederlandse filosofen, allen verbonden aan de Stichting Filosofie Oost-West, een tegengeluid laten horen. In de inleiding stelt islamkenner Michiel Leezenberg dat veel van zijn collega’s de niet-westerse filosofie verwaarlozen vanuit de stilzwijgende overtuiging dat het bij wijsbegeerte om een typisch westerse aangelegenheid gaat. Hoog tijd dus voor een bredere opvatting, die gemarginaliseerde onderwerpen als kunst, religie en spiritualiteit omvat. Op die manier kunnen filosofen bruggen slaan naar andere culturen en hun vak mondiaal beoefenen. Of, zoals de Vlaamse comparatief filosoof Ulrich Libbrecht het stelt: wereldburgers worden.
Eigen merites
De moderne, westerse filosofieopvatting bekritiseren is echter niet het enige speerpunt van de bundel. In de eerste plaats toont Wereldfilosofie de rijkdom van het niet-westerse denken aan de hand van kernachtige inleidingen. Daarbij kozen de auteurs voor een overzichtelijke opbouw met kernthema’s als: denken over de mens, over taal en argumentatie of staatsinrichting.
Voorbeeldig is de bijdrage van Bruno Nagel, die vele jaren vergelijkende wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam heeft gedoceerd. In nog geen veertig pagina’s schetst hij een even lucide als afgewogen beeld van het Indiase denken. Het Indiase paradigma verschilt van het westerse denkkader door noties als reïncarnatie en bevrijding uit het lijden dat de wedergeboorte met zich meebrengt. Een overeenkomst is de interesse voor metafysica, die de oude Indiërs delen met hun Griekse collega-filosofen. Verder valt op dat de Indiase filosofie veel gangbare westerse tegenstellingen niet kent, zoals die tussen rede en religie, of mythe en filosofie: ‘Mythisch denken en filosofisch denken kunnen rustig naast elkaar bestaan; het filosofisch denken schaft het mythische niet af, maar doorziet er de diepere betekenis van.’ Dit alles leidt ertoe dat je de Indiase filosofie op haar eigen merites moet beoordelen en niet vanuit de tegenstelling hard-filosofisch denken versus religieuze speculatie.
Sommige grote filosofen zagen de verschillen tussen de grote wijsgerige tradities als een uitdaging om bruggen te bouwen. Onder hen de Japanner Nishitani, die een tijdje bij Heidegger heeft gestudeerd.
Godsdienstfilosoof Henk Vroom belicht Nishitani’s denken helder. Net als de fenomenologen stelde hij de menselijke ervaring centraal. Bovendien wees hij erop dat de mens de mogelijkheid heeft om de wereld volkomen open en vrij tegemoet te treden. Deze ervaring is niet het privilege van zenboeddhisten, maar mogelijk voor iedereen die afstand wil doen van zijn gehechtheden. Op die manier leidt het bestuderen van andere denktradities niet alleen tot het respecteren van verschillen, maar ook tot herkenning. Wereldfilosofie maakt nieuwsgierig naar de mogelijkheden van de vergelijkende wijsbegeerte. Wie buiten de grenzen van zijn eigen denkkader durft te treden, heeft een wereld te winnen.
Eigen merites
De moderne, westerse filosofieopvatting bekritiseren is echter niet het enige speerpunt van de bundel. In de eerste plaats toont Wereldfilosofie de rijkdom van het niet-westerse denken aan de hand van kernachtige inleidingen. Daarbij kozen de auteurs voor een overzichtelijke opbouw met kernthema’s als: denken over de mens, over taal en argumentatie of staatsinrichting.
Voorbeeldig is de bijdrage van Bruno Nagel, die vele jaren vergelijkende wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam heeft gedoceerd. In nog geen veertig pagina’s schetst hij een even lucide als afgewogen beeld van het Indiase denken. Het Indiase paradigma verschilt van het westerse denkkader door noties als reïncarnatie en bevrijding uit het lijden dat de wedergeboorte met zich meebrengt. Een overeenkomst is de interesse voor metafysica, die de oude Indiërs delen met hun Griekse collega-filosofen. Verder valt op dat de Indiase filosofie veel gangbare westerse tegenstellingen niet kent, zoals die tussen rede en religie, of mythe en filosofie: ‘Mythisch denken en filosofisch denken kunnen rustig naast elkaar bestaan; het filosofisch denken schaft het mythische niet af, maar doorziet er de diepere betekenis van.’ Dit alles leidt ertoe dat je de Indiase filosofie op haar eigen merites moet beoordelen en niet vanuit de tegenstelling hard-filosofisch denken versus religieuze speculatie.
Sommige grote filosofen zagen de verschillen tussen de grote wijsgerige tradities als een uitdaging om bruggen te bouwen. Onder hen de Japanner Nishitani, die een tijdje bij Heidegger heeft gestudeerd.
Godsdienstfilosoof Henk Vroom belicht Nishitani’s denken helder. Net als de fenomenologen stelde hij de menselijke ervaring centraal. Bovendien wees hij erop dat de mens de mogelijkheid heeft om de wereld volkomen open en vrij tegemoet te treden. Deze ervaring is niet het privilege van zenboeddhisten, maar mogelijk voor iedereen die afstand wil doen van zijn gehechtheden. Op die manier leidt het bestuderen van andere denktradities niet alleen tot het respecteren van verschillen, maar ook tot herkenning. Wereldfilosofie maakt nieuwsgierig naar de mogelijkheden van de vergelijkende wijsbegeerte. Wie buiten de grenzen van zijn eigen denkkader durft te treden, heeft een wereld te winnen.