Home Beslissend boek

Beslissend boek

28 februari 2012

Cover van 03-2012
03-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Britta Böhler: Foucaults Discipline, toezicht en straf. De geboorte van de gevangenis
Discipline, toezicht en straf. De geboorte van de gevangenis (1975) van Michel Foucault. Ik las het boek voor het eerst tijdens mijn studie, begin jaren tachtig. Misschien bracht het niet direct een schokervaring teweeg, maar wel een aha-moment. Vooral de passage over het panopticum dat Jeremy Bentham had uitgedacht is mij altijd bijgebleven. Deze koepelgevangenis introduceerde een manier van toezicht die je tegenwoordig op verschillende terreinen terugziet. Denk maar aan het cameratoezicht op straat, en sinds Big Brother is reality-tv niet meer weg te denken.

Britta Böhler is bijzonder hoogleraar advocatuur aan de Universiteit van Amsterdam en thrillerschrijfster

Renske de Greef: De eeuwige bron van Ayn Rand
Afgelopen vakantie las ik De eeuwige bron (1943) van de Russisch-Amerikaanse schrijfster Ayn Rand. Dat boek gaat over het ultieme egoïsme: de overtuiging dat de wereld slechts verbetert als iedereen altijd voor zichzelf kiest, louter doet waar hij of zij écht in gelooft en zich van niemand iets aantrekt. Nu ben ik zelf juist een twijfelaar en een overlegger (Ayn Rand zou me waarschijnlijk min of meer communistisch uitschot noemen). Misschien ben ik juist daarom wel zo gefascineerd en ook geïnspireerd door haar filosofie over dit soort egoïsme –  dat uiteindelijk gaat over vertrouwen op jezelf en niemands oordeel boven dat van jou stellen. Ik probeer hieraan te denken als ik schrijf. Het is voor mij ook enkel waardevol in die context, absoluut niet op maatschappelijk vlak; daarin ben ik gewoon weer dat overleg-grage help-de-zwakkeren watje.

Renske de Greef is schrijfster en columnist van nrc.next

A.F.Th. van der Heijden: Nietzsches Antichrist
Er zijn nadien meer ‘beslissende boeken’ op mijn weg gekomen, maar het eerste in de reeks was De Antichrist (1888) van Friedrich Nietzsche, gelezen begin jaren zeventig. Ik noem opzettelijk de Nederlandse titel, omdat mijn eerste kennismaking de vertaling van Pé Hawinkels gold.
Ik studeerde in die tijd wijsbegeerte en psychologie in Nijmegen. In het najaar van ’71 betrok ik daar een souterrain, dat ik de eerstkomende maanden niet meer verliet. In mijn geboortedorp Geldrop ontstond daardoor de mare dat ik me had ingegraven in een kelder, en niet van zins was weer boven de aarde te komen eer ik ‘de complete Nietzsche had gelezen’. De suggestie was zo sterk dat mijn moeder mij bij mijn eerstvolgende thuiskomst de nieuwe vertaling van De Antichrist cadeau deed. Zo maakte ik, later dan iedereen dacht te weten, kennis met het werk van Nietzsche. Ik ben hem tot op de dag van vandaag blijven herlezen.
De Antichrist blies me uit het zadel. Katholiek van huis uit was ik al op mijn veertiende van het geloof gestapt, maar – met een woord van Gerrit Achterberg – ‘religie hing nog zwaar tegen de hanebalken’. Zoals Nietzsche Jezus de Verlosser in een paar alinea’s als een watje neerzette, een softy, met wiens zweverige uitspraken je alle kanten op kon… het was net alsof Nietzsche mij, letterlijk, de woorden uit de mond haalde. Alleen had ik me, net zo’n watje als Jezus, altijd ingehouden. In die zin kun je stellen dat Nietzsche mij mondig heeft gemaakt.
Vervolgens ben ik teruggekeerd naar Nijmegen en heb ik, inderdaad, mijn souterrain niet meer verlaten voordat de complete Nietzsche verslonden was, inclusief de curieus geordende Nachlass.

A.F.Th. van der Heijden schreef onder meer De tandeloze tijd en Tonio

Herman van Rompuy: de Apologie van Socrates
Een enorme indruk maakte op mij de Apologie van Socrates. Ik las het toen ik zo vijftien, zestien jaar oud was en het is een blijvende bron van inspiratie. Zelden is de noodzaak zijn onafhankelijkheid van geest te bewaren zo krachtig verdedigd, het belang te blijven luisteren naar de stem van het geweten.
Men gaat ervan uit dat deze tekst van Plato van circa 399 v.Chr. min of meer betrouwbaar weergeeft hoe zijn leermeester Socrates zich ten overstaan van de Atheense jury verdedigde tegen de aantijging van zedenbederf. Socrates’ rede overtuigde de jury strikt genomen niet; hij werd immers uiteindelijk veroordeeld tot de gifbeker. Maar zijn verdedigingsrede is zo groots, omdat die veel meer is dan een juridisch betoog gericht op vrijspraak. Hoewel hij door zijn opvattingen in deze penibele situatie was gekomen, nam Socrates er niets van terug. De stem van het geweten moest blijven klinken. Dezelfde boodschap en eenzelfde impact op mij had trouwens Antigone (circa 442 v.Chr.) van Sophocles.

Herman van Rompuy is voorzitter van de Europese Raad

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.