Home Benjamin Barber: ‘Ik wilde o zo graag in Clintons oor fluisteren’
Politiek

Benjamin Barber: ‘Ik wilde o zo graag in Clintons oor fluisteren’

Door Ralf Bodelier op 19 maart 2013

02-2004 Filosofie magazine Lees het magazine
Politiek filosoof Benjamin Barber was de intellectuele sparringpartner van Clinton en adviseert nu presidentskandidaat Howard Dean. Hoe vergaat het een denker in het brandpunt van de macht? ‘Ik moet toegeven dat de verleiding groot is je ideeën in de praktijk te realiseren.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Denker, politicus of helderziende? Sinds 11 september is de politieke filosoof Benjamin Barber voor veel Amerikanen het laatste. In het najaar van 1991 werkt hij aan een essay dat in het najaar van 2001 profetisch blijkt: Jihad Vs McWorld. Dat essay bevat twéé stellingen. Een: de globalisering van de wereld ‘McWorld’ zal vroeg of laat in conflict komen met het (islamitisch) tribalisme ‘Jihad’.  Twee: Hoewel McWorld en Jihad elkaar op vrijwel op elk punt in de haren vliegen, hebben ze ook iets gemeen: beide bedreigen ze de democratie.
Benjamin Barber is hoogleraar politicologie in Maryland. Sinds afgelopen december is hij ook adviseur van de Democratische presidentskandidaat Howard Dean. In 1995 verscheen Jihad Vs McWorld als boek. Nadat de vliegtuigen in het WTC vlogen werd het herdrukt en flink verkocht.

Inmiddels schreef Barber een nieuw boek: Fears Empire. Terrorism and democracy in an age of interdependence. Dat verscheen in Nederland onder de titel: ‘Het rijk van angst. Oorlog, terrorisme en democratie’. Opnieuw een boek met twee stellingen. Eén: de reactie van de regering Bush op de Jihad van 11 september bestaat uit het zaaien van angst. Twéé: de verspreiding van de Amerikaanse McWorld gaat onverminderd door. Het Westen zou daarentegen democratie moeten verspreiden.

Eerlijk is eerlijk: veel nieuws bevat dit boek niet. Althans niet voor Europese lezers. Het zal immers maar weinig Europeanen verrassen dat je met geweld wel een dictatuur kunt beëindigen, maar geen democratie op kunt leggen. Of dat de ontwikkeling van democratie een kwestie van lange adem is. En dat president Bush met zijn oorlog tegen Irak nogal wat terroristen in de kaart speelt.

Barber is voor enkele dagen in Nederland. Op tournee, om zijn nieuwe boek onder de aandacht te brengen. Al praat hij ook graag over zijn adviseurschap van Howard Dean. Die blijkt erg gecharmeerd van Barbers denkwereld en maakte diens boek Strong Democracy uit 1984 zelfs tot uitgangspunt van zijn politieke programma. Het is overigens niet de eerste keer dat Barber een president adviseert. Ook president Clinton diende hij al van advies.
 
Uw Fears empire sluit nauw aan bij wat veel Europeanen denken. Maar hoe zit dat in Amerika? Hoe uniek is uw geluid dáár?

‘In de VS wordt de oppositie tegen de politiek van Bush vooral gevoerd door echte Bushbashers. Ik doe daar niet aan mee. Ik neem Bush uiterst serieus. Ik erken zijn kwaliteiten en sta bijvoorbeeld achter zijn aanval op Afghanistan. Toch ben ik erg kritisch op zijn buitenlandse politiek. Deze positie maakt het voor de aanhangers van Bush lastig om het boek zomaar aan de kant te schuiven.’

Ook bij u krijgt Bush het flink voor de kiezen.
‘Ik stel de vraag hoe de president op 11 september had moeten reageren. Bush beantwoordde de angst die toen ontstond met nieuwe angst. “Als jij denkt dat je ons bang wilt maken, dan zullen we jou eens bang maken. Als jij ons bedreigt dan bedreigen we jou. Als jij ons aanvalt met Shock and Awe, dan zullen we jou, je land, je kinderen eens leren wat Shock and Awe is.” Veel Amerikanen steunden de president. “Yes, zo moet het. Pak ze, vang ze, jaag ze over de kling.” De normale reactie van mensen die bang zijn.

Ik beweer nu dat deze politiek van de angst niet werkt. Terroristen die in wolkenkrabbers vliegen, maak je niet bang. Bovendien steunt de aanpak van Bush deze terroristen. De Amerikanen blijven bang, zélfs als Bush erin slaagt het terrorisme te laten stoppen en dat is wat onze vijanden willen.

We hadden ook kunnen zeggen: we spelen het spelletje van de terroristen niet mee. We bestrijden de angst via de versterking van het burgerschap, openheid en engagement. We gaan ons inspannen om Amerika en de rest van de wereld te verbeteren. Even leek het erop dat Bush daar iets voor voelde. Vlak na 11 september stelde hij voor om meer betrokken te raken bij de buitenwereld. Even later bleek wat hij met deze vorm van engagement bedoelde. ‘Lets go out… and do some shopping.

Waarom zouden betrokken burgers minder bang zijn?
‘In New York waren na 11 september de brandweermannen en de hulpverleners op Ground Zero het meest geëngageerd. Zij bleken ook de mensen met de minste angst. Want zij konden in elk geval iets doen. Dáárom waren ze ook niet bang. Ik denk ook dat de passagiers in het vliegtuig dat in Pennsylvania crashte het minst bang zijn geweest. Door met de terroristen te vechten, bleven ze tot het einde toe bezig hun leven te redden. Zij boden verzet, werden actief, namen hun lot ter hand. De passagiers in de andere drie vliegtuigen bleven passief in hun stoel, wachtend op hun dood. Participatie, burgerschap is het tegengif voor angst.’

U wilt ook terrorisme via democratie bestrijden.
‘Willen we terrorisme voorkomen, dan moeten we haar voedingsbodem wegnemen. Waarom kunnen we Osama niet vangen? Omdat hij in een veilige omgeving zit. Dat is Pakistan. Heel Pakistan is een safe house voor Bin Laden. Want iedereen in Pakistan is arm, analfabeet en heeft sympathie voor die man. De enige manier om Osama te stoppen, is door die sympathie weg te halen. In Pakistan zou je bijvoorbeeld kunnen beginnen met het invoeren van openbaar onderwijs. Nu maken de fundamentalistische Koranscholen daar de dienst uit.

U bent links. Waarom steunt u de Bush-regering eigenlijk niet in het opruimen van brute dictators, ongeacht de intenties die uw president daarbij heeft?
‘Wanneer Bush zich als doel zou stellen om dictators op te ruimen, waarom is hij dan niet begonnen met China dat de mensenrechten evenmin hoog in het vaandel heeft.

Omdat Bush nu eenmaal in Afghanistan en Irak is gestart.

‘Wil je mensenrechten en democratie verspreiden, dan moet je geen landen binnenvallen maar dictators ondermijnen. Alleen al op de vraag “wie is een dictator” zijn veel antwoorden mogelijk. Is China geen dictatuur? Is Sharon geen dictator voor de Palestijnen? Is Bush wellicht zélf geen dictator?

Een prima keuze dus om in Afghanistan en Irak te beginnen. Over Mullah Omar en Saddam Hussein was iedereen het tenminste eens.
‘Als Amerika serieus werk wil maken in het bestrijden van dictators, waarom steunen we dan twintig, dertig andere dictators met geld en wapens? Dan is er toch een veel eenvoudigere manier om dictaturen tegen te werken. Stop ermee hen te ondersteunen. Dat levert je uiteindelijk nog geld op ook. Door landen binnen te vallen geef je alleen maar geld uit.’

U werd beroemd met uw boek waarin u niet alleen de islamitische Jihad maar ook de Amerikaanse McWorld bekritiseert.
‘Omdat McWorld een wereldwijd conformisme, een agressieve secularisatie, een platvloers materialisme veroorzaakt. En zo allerlei traditionele waarden en culturen, inclusief de kansen op democratisering ondermijnt.’

New York Times-columnist Thomas Friedman beweert dat McWorld juist vrede brengt. Kent u zijn theorie van de ‘Gouden Bogen’? Wanneer twee landen ‘gouden bogen’ hebben, ofwel een vestiging van McDonalds, maken ze géén oorlog met elkaar, aldus Friedman.  Is McWorld geen veel snellere manier om vrede te bevorderen dan democratie?
‘Friedman schuift McWorld naar voren als vervanging van democratie. Maar zijn analyse klopt niet. Wanneer landen geen oorlog met elkaar maken dan komt dat niet omdat er een McDonalds zit, maar omdat ze democratieën zijn. Democratieën maken geen oorlog met elkaar. Evenmin als democratieën hongersnood kennen, zoals Amartya Sen aantoonde. Er is overigens een land dat wel degelijk McDonalds had en tóch agressieve oorlogen voerde.’

Dat was Servië, zoals Friedman zélf ook al aangaf. Maar het gaat natuurlijk niet om McDonalds. Friedman vertaalt hier Montesquieu die in zijn L’Esprit de Lois verdedigt dat volkeren die zaken met elkaar doen, belang hebben bij het voorkomen van conflicten.
‘McDonalds en handelsbetrekkingen weerhielden Milosevics er niet van oorlog te voeren, dat zou een democratie wél hebben gedaan. Eerst is er democratie, dan McDonalds. De aanwezigheid van de restaurantketen kan op zijn best een indicatie zijn van democratie. Meer ook niet.’

U adviseert Howard Dean. Hoe gaat zoiets? Hoe vaak spreekt u hem bijvoorbeeld?
‘Het contact met Dean is intensief. We ontmoetten elkaar meerdere malen, bellen een paar keer per week en emailen een aantal keren per dag. Dat betekent overigens niet dat mijn invloed ook groot is. In een campagneteam zoals dat van Dean, heb je verschillende stromingen. De stroming die zich sterk maakt voor een versterking van de Amerikaanse democratie ziet mij als een medestander. De stroming die werkt aan een sterke machtsbasis in Washington ziet mij waarschijnlijk liever vertrekken.’

Is dat nu een gelukkig huwelijk tussen u en Dean? De politicus moet scoren op de golven van de actualiteit. De intellectueel concentreert zich op de grote lijn.

‘Neem Clinton. Hij was al president toen hij mij vroeg als adviseur. Met enige regelmaat nodigde hij ons uit voor een diepgaande discussie. Daarmee hoopte hij zijn horizon te verleggen. Want het is inderdaad zo dat de lange termijn voor een zittende president niet langer is dan één week. Meestal gaat het om de korte termijn. Om één dag. Terwijl de horizon van de intellectueel eerder tien, vijftien jaar is.

Toch willen ook politici over deze tijdspanne nadenken. Daarvoor huren ze ons, intellectuelen in. We kietelen ons vervolgens met de gedachte dat we bijzonder belangrijk werk verrichten. In werkelijkheid is onze invloed gering. Bij president Clinton was dat in elk geval zo. Bij Howard Dean ben ik wat hoopvoller. Dean wil een democratie van onderop. Daarom luistert hij voortdurend naar allerlei soorten mensen uit allerlei maatschappelijke geledingen.’

Misschien moeten we maar blij zijn dat de politieke invloed van intellectuelen gering is. Net die concentratie op de grote lijn blijkt nogal eens concreet onheil te veroorzaken. Heidegger, Sartre…
‘Machiavelli adviseerde de Medici’s, Voltaire Frederik de Grote. Politiek en filosofie gaan al heel lang samen. Er bestaat een intellectuele verleiding om je ideeën ook in de praktijk te realiseren. Om door de machtigen te worden gehoord. Die behoefte is veel krachtiger dan velen van ons durven toe te geven. Die neiging is zeker gevaarlijk. Met name omdat we ons zelf nogal eens zien als slim, integer en autonoom.

Overigens vragen denkers en politici elkáár ten dans. Intellectuelen willen macht uitoefenen maar wéten tegelijkertijd ook dat politici een gevaar voor hen betekenen. Want macht corrumpeert. Daarentegen hebben politici filosofen nodig. Dankzij hen kunnen ze zichzelf strelen met de gedachte dat hun besluiten drijven op waarden en wijsheid. Ze beseffen ook dat intellectuelen een gevaar voor hen vormen. Want politici moeten krachtig en besluitvaardig zijn. Wie teveel luistert naar filosofen verzandt in het moeras van de besluiteloosheid.’

Hoe staat u in die spagaat?
‘Aan de ene kant wilde ik o zo graag in het oor van president Clinton fluisteren. Aan de andere kant wilde ik dat hij mij volstrekt negeerde. Want als overtuigd democraat vond ik dat hij naar zijn kiezers moest luisteren en niet naar mij. In een democratie past geen filosoof-koning.’

Clinton luisterde overigens noch naar u, noch naar zijn kiezers. Hij luisterde vooral naar zijn geslachtsorgaan. Terwijl u hem adviseerde over, laten we zeggen, het Palestijns-Israëlische conflict, dacht hij aan Monica Lewinski.
‘De seks van Clinton interesseerde mij geen moer. Wat ging het ons aan of hij het met zijn vrouw, zijn vriendinnetjes of voor mijn part met zijn hond deed? Maar u komt wel dicht bij een punt dat ook ons raakte. Soms, wanneer Clinton met ons, een select gezelschap intellectuelen, sprak over nieuwe ideeën in de democratische partij, verliet hij de kamer. Dan overlegde hij onder vier ogen met Dick Morris, zijn persoonlijke adviseur. Bijvoorbeeld over uitgelekte schandaaltjes rond zijn bezoeken aan prostituees. Die Dick Morris nu, was niet alleen erg rechts en conservatief, maar ook door-en-door cynisch. Hij was degene die Clinton in politiek opzicht stuurde. En hij was degene waar Clinton werkelijk naar luisterde. En wij maar denken dat we invloed hadden, terwijl zo’n gesprek voor Clinton alleen maar een pleziertje was. Zijn werkelijke besluiten nam hij samen met Morris.’

Toch bent u nu wéér adviseur van een potentiële president.
‘Als denker kun je heerlijk dromen. Politici hebben te maken met de rauwe realiteit. Ik gok op een huwelijk tussen macht en ideeën. Een huwelijk waarin beide kanten van elkaar leren.  Wij van de politici. En de politici van ons.’