Home Bas Levering: ‘Het kind dreigt te verdwijnen’
Opvoeding

Bas Levering: ‘Het kind dreigt te verdwijnen’

Door Ludo Hekman op 29 november 2012

07-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

Is het kind van nu een verwende lastpak, dat nodig in het gareel moet worden gebracht, of juist een autonoom individu, dat zelf weet wanneer het klaar is om iets te leren? Wijsgerig pedagoog Bas Levering over hoe het kind zijn onschuld heeft verloren. ‘Opvoeden is meer dan belonen en straffen’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Bij de huidige discussie over opvoeding en onderwijs zijn er twee kampen. Het ene kamp stelt dat het kind zo veel als mogelijk autonoom dient te zijn, het heeft zijn eigen manier om kennis op te doen, en het ergens toe dwingen leidt tot frustratie. Het andere kamp zegt dat kinderen van nu door deze ‘softe’ aanpak verwende, ongeduldige, ongeïnteresseerde en veel te mondige lastpakken zijn geworden, en dat we de rol van strenge opvoeder en onderwijzer – waar je in ieder geval wat van leert – weer dringend op ons moeten nemen. Wat vindt u daarvan?
‘Laat ik met het laatste kamp beginnen. Ja, we zijn getuige van een coup van het kind. Dat komt vooral door de relatieve economische onafhankelijkheid die kinderen vanaf de jaren zestig hebben gekregen. Met name tieners verdienen tegenwoordig door bijbaantjes een aardige cent, en geld betekent macht. Het dreigement: ‘als jij niet luistert dan krijg je geen zakgeld’ heeft aan kracht ingeboet. Hierdoor zijn de verhoudingen binnen het gezin sterk veranderd. Er zijn zogeheten onderhandelingshuishoudens ontstaan, ook omdat ouders geen gezeur aan hun hoofd willen. Doordat er meer ruimte is gekomen voor de individualiteit van het kind is het voor veel opvoeders moeilijker om het hoofd boven water te houden – en dus gooien ze het met de kinderen op een akkoordje. En nu wordt tachtig procent van de vakantiebestemmingen door het kind bepaald. Overigens is dit niet alleen maar negatief: vanaf de jaren zeventig zie je dat het klassieke generatieconflict niet meer bestaat. Toch kan ik me voorstellen dat de mondigheid van kinderen voor veel verwarring zorgt. Maar moeten we daarom de rol van de strenge opvoeder en onderwijzer, die we sinds de jaren vijftig achter ons hebben gelaten, weer op ons nemen? Dat denk ik niet. Dat is een veel te simpele oplossing.’
 
Maar die wens tot restauratie komt niet zo maar uit de lucht vallen. Behalve dat kinderen brutaal zijn, blijkt dat ze op de lagere school niet eens meer goed leren spellen. 
‘Ik ben zelf kritisch over onderwijs waarbinnen kinderen zélf wel uitmaken wat ze leren, laat dat duidelijk zijn. De schoolinspectie maakt zich bijvoorbeeld terecht zorgen over de Iederwijs-scholen. Maar restauratiedrang houdt te weinig rekening met biologische én historische componenten, die belangrijk zijn als we over de antropologie van het kind praten. Kinderen hebben bijvoorbeeld een bepaalde fysiologische en mentale ontwikkeling, waar je rekening mee dient te houden. Invoering van de zogeheten kleutertoets, die nog steeds wordt bepleit, is wetenschappelijk beschouwd onzinnig. Kinderen van drie zijn niet te peilen. Maar ook historische ontwikkelingen zijn van wezenlijke invloed. Als kinderen bijvoorbeeld niet meer gemotiveerd zijn om te leren, laten we dan kijken waar dat door komt, en of dat samenhangt met een veranderde wereld, voordat we herstel van oude opvoedingswaarden gaan bepleiten. Tegenwoordig  denken velen alle problemen te kunnen oplossen met beloning en straf. Daarmee kun je op korte termijn de hiërarchische verhouding herstellen. Maar je kan er niet je hele opvoeding op richten. Opvoeden is meer dan belonen en straffen. Dat is een versmalling waar ik me zorgen over maak. In onze samenleving wordt eigenlijk alleen nog maar over opvoeden gesproken in verband met overlast.
Tot het einde van de jaren tachtig waren normen en waarden te truttig om over te spreken. Daarna mocht het weer benoemd worden. Waarom? Vanwege de overlast van toenemende jeugdcriminaliteit. Maar los je dat op door strenger optreden? Niet als je vergeet naar de oorzaken te kijken.’
 
Het restauratieve kamp zegt: die oorzaak is dat we het kind te veel als een autonoom individu zijn gaan beschouwen, dat vooral zijn eigen weg moet zoeken. Soms wordt verwezen naar de filosoof Jean-Jacques Rousseau, zogenaamd de bron van al het kwaad, die in zijn boek Émile (1762) stelt dat cultuur een corrumperende invloed heeft op het kind, en het kind daardoor zijn onschuld verliest.  
‘Daaruit blijkt onbegrip over wat het werk van Rousseau ook nog over deze tijd te zeggen heeft. Natuurlijk wordt het kind niet onschuldig geboren. Kinderen zijn van huis uit egocentrisch, en opvoeding zorgt ervoor dat kinderen ook met anderen rekening houden. Daar zat Rousseau dus mis. Maar voordat we zeggen dat het kind ‘dus’ moet worden gedisciplineerd kunnen we mét Rousseau afvragen waar dat kind dan is gebleven. Sinds Rousseau vinden we dat kind-zijn méér is dan slechts een op-weg-zijn-naar volwassenheid. Er is zoiets als kindwaardigheid – het kind is een zelfstandige categorie. Maar geldt dat nu nog steeds? Moeten we niet constateren dat mét de coup van het kind, zijn onschuld ook definitief is verdwenen? En heeft dat geen grote gevolgen voor de opvoeding? Een aantal van mijn collega’s maakt zich terecht druk over de seksualisering van de samenleving. Dat proces is al een tijdje aan de gang. Want hoe lang is het geleden dat Henny Huisman met zijn miniplaybackshow begon? De ouders vonden het heel grappig als die kinderen allerlei sexy dansjes gingen doen. Maar er valt wel iets voor te zeggen om die seksualisering een tijdje uit te stellen. Dan kunnen we kinderen een beetje onschuldig houden. Nu hebben kinderen bijvoorbeeld op hun elfde serieus verkering en zeurt een dertienjarige om een tweepersoonsbed.’
 
Kinderen beschermen dus, tegen de wereld van de volwassenen.
‘In zekere zin wel ja. Dat is wat Rousseau ook zou zeggen. En tot voor kort was dat ook gemeengoed. Voordat de commerciële omroepen de tv overnamen haalden we zelfs de reclameblokken weg rond het 7-uurjournaal. Omdat we vonden dat kinderen daar niet mee geconfronteerd moesten worden. En uiteindelijk, maar dat is echt romantisch – bijna bijbels – is het wel degelijk zo dat als je de onschuld eenmaal verloren hebt, je haar nooit meer terug krijgt.’
 
Laten we dat de zondeval noemen. Komt die nu bij kinderen eigenlijk te vroeg?
‘Ik zou het geen zondeval noemen. Maar ik vind de verloren onschuld van het kind wel jammer. En dat heeft ook andere kanten. Tegenwoordig kan er niet meer zonder bijbedoelingen naar het kind gekeken kan worden. Men gaat er van uit dat er hoe dan ook sprake is van een bedorven blik. Zelfs met terugwerkende kracht. Artistieke foto’s uit de jaren zestig waar naakte kinderen op staan mogen niet meer worden opgehangen.’
 
Dat het kind zijn onschuld eerder verliest is dus eigenlijk een breder maatschappelijk probleem. Is het mogelijk – zoals Rousseau met zijn Emile probeert – een kind te beschermen tegen de onzuivere invloeden van een samenleving?
‘Nee, dat is niet mogelijk. We zijn alle controle kwijtgeraakt. We weten niet waar ze rondhangen op internet of welke programma’s ze kijken op hun eigen kamer. Maar de oplossing is niet méér controle. Dan komt het kind van twee kanten onder druk te staan. De wereld van de volwassenen dringt zich tegenwoordig aan hem op, en het probeert zich daaraan aan te passen. Vervolgens wordt het door diezelfde volwassen wereld gedisciplineerd. De logica raakt dan zoek. Het enige wat je wel kunt doen, is zo veel mogelijk meekijken met de programma’s, of ernaar vragen. Dus niet die defaitistische houding die veel ouders nu hebben, onder het mom van ‘mijn rol is uitgespeeld’.  Ouders én leraren moeten in gesprek blijven met hun kinderen. Dat heeft niets te maken met de ‘softe’ tijdgeest zoals wordt gesteld. Die tijdgeest is allesbehalve ‘soft’. De nadruk op prestaties is juist groter dan ooit. In de jaren vijftig had je tien kinderen, en was het niet zo erg als er twee niet zo goed mee konden komen. Maar als je nu twee kinderen hebt, en ze doen het beiden niet zo goed, dan heb je je te verantwoorden op verjaardagen en visites. Die druk voelen kinderen. Maar hoe die druk precies op kinderen uitwerkt is eigenlijk nog te weinig onderzocht.
Sommigen houden er een cognitief standpunt op na en zeggen ‘wat er in dat kinderkoppie kan, kan niet complexer zijn dan wat er in kan’. Maar kinderen kunnen wel degelijk overvoerd of in de war raken. Zeker als gebrek aan rustmomenten gepaard gaat met prestatiedruk.’
 
Misschien is onze samenleving gewoon niet zo geschikt voor kinderen.
‘Daar lijkt het op. Ik denk inderdaad dat het kind gevaar loopt. Het is tekenend dat er bewust kinderloze mensen zijn, die ook niet graag met kinderen geconfronteerd worden. Nederland is altijd een kinderland geweest, maar dat loopt nu gevaar. En dat het met het opvoeden minder gemakkelijk gaat,  heeft ook alles te maken met onze postmoderne samenleving. We hebben ontdekt dat we veel minder autonoom zijn dan bijvoorbeeld Immanuel Kant dacht. Bovendien ontbreekt een consistente cultuur. Ouders willen waarden overdragen waar ze zichzelf niet eens aan houden. Wat moet een kind met de regel ‘stoppen voor rood licht’ als alle volwassenen dat sein negeren? Het enige dat we kunnen doen is het kind steunen terwijl het zelf op zoek gaat om bepaalde waarden te verwezenlijken.’
 
Het kind dreigt te verdwijnen…
‘Dat was de stelling van Neil Postman in 1982 in zijn boek The disappearance of Childhood. Bij Postman is het ontstaan van het kind een gevolg van de uitvinding van de boekdrukkunst. En inderdaad, in een niet-geletterde wereld was er nog nauwelijks grond voor een onderscheid tussen kind en volwassene. Maar dat scherpe onderscheid dat toen ontstond is vooral met de komst van de televisie volkomen vervaagd. De komst van internet, dat in 1982 nog niet bestond, heeft daar later nog een paar flinke scheppen bovenop gedaan. Dat is misschien wel een van de belangrijkste taken van opvoeders: het kind zichtbaar houden, het kind voor verdwijnen behoeden, hoe moeilijk dat ook is. Laten we vooral kijken hoe we dat voor elkaar kunnen krijgen, in plaats van maatregelen eisen om het kind weer in het gareel te krijgen.’