Home Waarheid Bas Haring: ‘Om de wereld te begrijpen moet je die kunnen voelen’
Waarheid

Bas Haring: ‘Om de wereld te begrijpen moet je die kunnen voelen’

Door Djuna Spreksel op 17 november 2025

filosoof Bas Haring in een anatomische zaal
beeld Jeremy Meek
Wat verwacht je van een verrassing Filosofie Magazine geven
12-2025 Filosofie Magazine Lees het magazine
Wetenschap is vaak behoorlijk abstract en complex. Hoe leg je die goed uit? Door feiten lijfelijk invoelbaar te maken, zegt Bas Haring.

Zen en de kunst van het motoronderhoud (1974) van schrijver en filosoof Robert Pirsig is op het eerste gezicht een roman over een motorfietstocht van een vader met zijn zoon. Maar het boek behandelt ook allerlei belangrijke vragen over de verhouding tussen wetenschap en leven, stelt filosoof Bas Haring (1968). Hij begint direct enthousiast te vertellen over zijn interpretatie: ‘De schrijver onderscheidt twee soorten mensen: de ene soort mens ziet een motorfiets als iets dat af is, iets dat je kunt gebruiken zolang-ie werkt en met een handleiding die je zo nodig kunt lezen. Het zou niet in zulke mensen opkomen om de motor open te maken en zelf te kijken hoe die werkt. Maar er bestaat ook een ander soort mens, en daar is dit boek een pleidooi voor: iemand die zich verdiept in de motorfiets, die het apparaat openmaakt, die leert om het te begrijpen en zelf te repareren. Want een motor is geen eng, onbegrijpelijk apparaat, maar iets dat je kunt doorgronden.’

De omgang met de motor staat voor verschillende manieren waarop je naar de wereld kunt kijken, zegt Haring. De wereld kun je zien als mysterieus en onbegrijpelijk, als iets waar je een zekere distantie toe voelt. Of je besluit de wereld te bekijken en open te schroeven. Haring noemt dat een wetenschappelijke levenshouding: ‘Het gaat erom dat je met een open vizier naar de wereld kijkt, dat je je realiseert dat de wereld maakbaar is en niet beheerst wordt door ongrijpbare duistere krachten of grote techbedrijven. Ik denk dat je daar een gelukkiger mens van wordt, omdat je je onderdeel van de wereld voelt zonder dat je er bang voor hoeft te zijn. Bovendien is het verstandiger om je te baseren op dingen die waar zijn, dan op dingen die niet waar zijn. En om te weten wat waar is, moet je de wereld wel een beetje kunnen doorgronden.’

Wil je dit artikel verder lezen?

Sluit een abonnement af op Filosofie Magazine voor slechts 4,99 per maand en krijg toegang tot dit artikel én de duizenden andere diepgaande filosofische artikelen. Luister nu ook alle nieuwe artikelen als audio.
Word abonnee en lees verder > Al abonnee? Log dan in en lees (of luister) verder.

Snapkunde

Zelf heeft Haring zich die levenshouding behoorlijk eigen gemaakt. Hij is hoogleraar publiek begrip van wetenschap aan de Universiteit Leiden, maar noemt zichzelf liever ‘volksfilosoof’ of nog beter: ‘professor in de snapkunde’. Ooit gepromoveerd in kunstmatige intelligentie heeft Haring het tot zijn missie gemaakt om wetenschap te ‘ont-ernstigen’ en voor zoveel mogelijk mensen toegankelijk te maken.

In zijn boek Hoe leg ik dit uit? onderzoekt Haring – de titel zegt het al – hoe je wetenschap kunt uitleggen. Hij legt stapsgewijs de structuur van wetenschappelijke kennis bloot, die hij verbindt aan verschillende vormen van uitleg. Want wetenschap kun je begrijpelijk maken met filmpjes, verhalen, spelletjes, proefjes, infographics, virtual reality en, zo laat Haring zien, zelfs aan de hand van dans en poëzie. Maar wanneer moet je voor welke vorm kiezen? Wanneer is het bijvoorbeeld goed om visuele beelden te gebruiken? En klopt het eigenlijk wel dat iets zelf doen, bijvoorbeeld in een experiment of een interactieve installatie, er altijd voor zorgt dat je iets beter gaat snappen?

‘Je wordt een gelukkiger mens als je je realiseert dat wereld maakbaar is’

Het idee voor het boek ontstond omdat Haring uitleggen ‘ontzettend leuk vindt om te doen’ en omdat hij zijn gedachten erover op een rijtje wilde zetten. Bovendien ziet Haring om zich heen hele afdelingen wetenschapscommunicatie worstelen met goed uitleggen, iets wat volgens hem ook geldt voor veel musea en docenten. Ze houden zich volgens Haring vaak bezig met modegrillen: ‘Eerst willen ze allemaal filmpjes maken, daarna is “interactie” plotseling het toverwoord. Je moet in een museum wel zelf op knoppen kunnen drukken. Maar er wordt nauwelijks nagedacht over waarom dat nu verstandig is. In plaats van je bezig te houden met doelgroepen, kun je je beter afvragen: wat soort kennis wil ik eigenlijk overbrengen en welke strategie past daarbij?’

Tekst loopt door onder afbeelding

filosoof Bas Haring omringd door skeletten

Files en stofzuigerzakken

Voordat we in het hoe en waarom duiken, eerst het lijdend voorwerp van dit boek: de wetenschap. Wat is die eigenlijk? ‘Je bedrijft wetenschap als je onder de waarneembare wereld naar verklaringen zoekt voor waarom de wereld is zoals-ie is,’ zegt Haring. ‘In die zin is het woord “onder-zoeken” heel toepasselijk. De persoon die als de allereerste wetenschapper wordt beschouwd is de klassieke Griekse filosoof Thales van Milete. Hij stelde zichzelf de vraag hoe het kwam dat de Nijl steeds overstroomde, iets wat hij met zijn eigen ogen zag gebeuren. In plaats van verklaringen te geven aan de hand van goden en wonderen, probeerde hij die overstromingen te doorgronden. Zijn verklaring klopte overigens niet, want hij dacht dat de overstromingen te maken hadden met de stuwing van de wind.’

Wil je wetenschappelijke kennis goed kunnen uitleggen, dan moet je tot de diepste essentie ervan doordringen, zegt Haring. Vervolgens ga je zoeken naar een vorm van uitleg die daarbij past. Zo is het feit dat de dinosauriërs 66 miljoen jaar geleden zijn uitgestorven een ander soort kennis dan de evolutietheorie. Bij een theorie past een gedachte-experiment, stelt Haring, terwijl een feit over dinosauriërs juist andere feiten nodig heeft om invoelbaar te worden. Als vuistregel hanteert hij: de vorm moet zo simpel mogelijk zijn. Dus liever stilstaand beeld dan bewegend beeld, liever een verteld verhaal dan een interactief experiment of virtual reality. Als je iets extra’s toevoegt, moet je kunnen beargumenteren waarom je dat wel in plaats van niet doet.

In zijn boek legt Haring bijvoorbeeld ‘gulzig reductionisme’, een term van filosoof Daniel Dennett, uit aan de hand van een stofzuiger. Dat gaat als volgt: als je de werking van een stofzuiger wil begrijpen, moet je die uit elkaar halen totdat je alle losse onderdelen begrijpt en vervolgens kun je de stofzuiger in gedachten weer opbouwen totdat je het geheel begrijpt. Die manier van werken heet reductionisme en is een gangbare strategie in de natuurwetenschappen. Maar, zegt Haring, ‘als je in een stofzuiger die je uit elkaar hebt gehaald vervolgens de stofzuigerzakken gaat bestuderen en uit elkaar halen, leer je niets meer over de werking van de stofzuiger, maar alleen over de stofzuigerzakken. Je kunt dat ook toepassen op verkeersfiles: om die te begrijpen, heeft het geen zin om onder de motorkap van de auto te kijken. Dat is gulzig reductionisme: je haalt iets te ver uit elkaar, omdat je denkt dat het raadsel nog dieper verborgen ligt, maar dat is niet altijd zo. In het geval van stofzuigerzakken zien we wat er misgaat, maar sommige wetenschappers denken dat we op deze manier wel mensen kunnen bestuderen.’

Niet onbelangrijk in het voorbeeld dat Haring geeft: stofzuigers en files kennen we allemaal. Een van de theoretische pilaren waarop zijn boek is gebouwd, is het constructivisme: het idee dat mensen nieuwe kennis altijd opbouwen uit dingen die ze al kennen in de wereld. Neem bijvoorbeeld het feit dat het in de Noorse stad Bergen jaarlijks 2200 millimeter regent. Hoewel we weten wat regen is en ons ook iets kunnen voorstellen bij ‘2200 millimeter’, zul je pas echt begrijpen hoeveel het in Bergen regent als je weet dat het bijvoorbeeld in Nederland jaarlijks zo’n 900 millimeter regent. Want, zegt Haring: als je in Nederland woont, kun je aanvoelen wat die hoeveelheid regen hier betekent. Omdat je de hoeveelheid regen in Bergen op die manier kunt relateren aan wat je kent, namelijk de regen in Nederland, begint het te leven: in Bergen valt veel meer regen dan in Nederland.

Lijfelijke beweging

Beelden zijn volgens Haring een goede vorm om een wetenschappelijk feit invoelbaar te maken. Hij verwijst naar het boek Cosmic view van de Nederlandse pedagoog Kees Boeke (1884-1966), waarin hij de schaal der dingen uitlegt. Wat Haring betreft slaagt Boeke met vlag en wimpel: ‘Het boek bestaat uit een combinatie van tekst en beeld. Boeke begint met iets wat we allemaal kennen: een plaatje van een meisje. Wij kunnen ons verplaatsen in dat meisje, want we hebben ook een mensen­lichaam. Zij heeft een poes op schoot, en we weten hoe groot die is omdat we zelf poezen kennen. Vervolgens wordt er een factor 10 uitgezoomd, en dan zien we hetzelfde meisje met een boerderij eromheen. Je weet hoe groot die boerderij is omdat je die ziet in verhouding tot het meisje. Je zoomt steeds verder uit en je ervaart hoe groot de dingen zijn, omdat je dat terug kunt leiden op het meisje waarvan je voelt hoe groot zij is. Je begrip is gefundeerd op de kennis die je hebt van je eigen lichaam.’

Een verhaal is een mooie vorm om stapje voor stapje kennis te stapelen bovenop wat je al kent, zegt Haring. Als je dat goed doet, voelt het voor je toehoorders alsof zij de conclusie zelf trekken – ze voelen die conclusie als het ware fysiek mee. Zo maakte kunstenaar Thomas Thwaites met zijn project The Toaster Project inzichtelijk hoe de economie werkt. Gedurende negen maanden probeert hij zonder de hulp van anderen een broodrooster te maken. Hij documenteert zijn zoektocht zorgvuldig. De uitkomst is een onooglijk ding, waarvan in eerste instantie onduidelijk is wat het voorstelt. Aan de hand van foto’s en tekst wordt duidelijk welk proces de kunstenaar heeft doorgemaakt. ‘Dit kunstwerk laat je meebeleven dat je echt niet in je eentje een broodrooster kunt maken en dat we dankzij specialisatie veel meer voor elkaar krijgen. Dat is basiskennis uit de economische wetenschappen, maar deze vorm werkt beter dan een papiertje met cijfertjes en tabelletjes.’

Uiteindelijk is veel abstracte kennis gefundeerd in fysieke en zelfs lichamelijke kennis, vermoedt Haring. In zijn boek verbindt hij die lichamelijkheid aan vormen van uitleg: zo kun je beter door een boek bladeren dan door een film. Maar het werkt ook door op een dieper niveau, zegt hij. Het komt voor dat je iets pas werkelijk begrijpt als je het met je lichaam doet. Zo werd hij zelf ooit van zijn sokken geblazen door een familieopstelling, waarbij andere mensen de rol vervullen van familieleden, geliefden, vrienden. Toen hem werd gevraagd zijn toenmalige partner in te beelden en ergens te plaatsen, keek hij omhoog. Hij keek dus letterlijk tegen haar op. Haring vertelt: ‘Door die lijfelijke beweging begreep ik mijn liefdesrelatie plotseling veel beter, terwijl anderen al vaak gezegd hadden dat ik haar op een voetstuk plaatste. Maar ik had die ervaring in mijn lichaam nodig om te snappen dat het werkelijk waar was.’

Bas Haring is op zaterdag 29 november 2025 een van de sprekers op Denkkracht, een fantastisch filosofiefestival.

Hoe leg ik dit uit? Wetenschap uitleggen aan de hand van beelden en verhalen
Bas Haring
Amsterdam University Press
240 blz.
€ 34,99

Loginmenu afsluiten