De ziekte is bekend: een ex-soldaat is na de oorlog gaan werken als bewaker, maar na enkele jaren blijkt dat hij dat niet vol kan houden. De voetstappen in het gebouw waar hij werkt klinken als soldatenlaarzen. Het gaat mis als een collega hem als grap in de houdgreep neemt: de ex-soldaat komt pas een paar uur later tot bedaren. Er ging een stevige vechtpartij aan vooraf die pas eindigt als vier collega’s zich op hem storten.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De man beseft niet dat zijn herinneringen betrekking hebben op iets dat zich in het verleden heeft afgespeeld. Het geweld uit de oorlog, met als gevolg een permanente angst, zijn voor hem tegenwoordige tijd. Zijn geheugen functioneert niet goed. Juist het vermogen om onderscheid te maken tussen heden en verleden is kenmerkend voor het geheugen, zegt Aristoteles in zijn onderzoek van het geheugen, één van de kleine beschouwingen die zijn opgenomen in Over het geheugen, de slaap en de droom. Geheugen heeft dan ook alles te maken met het verstrijken van de tijd. Het lijkt een triviale opmerking, en dat is eigenlijk ook wel. Maar onnodig is de opmerking niet: Aristoteles’ voorganger Plato gaf zich veel te weinig rekenschap van de rol van de tijd in het geheugen, vindt ook de Franse filosoof Paul Ricoeur.
Plato gebruikt de beroemde metafoor van de wastablet voor het geheugen. Ervaringen laten als indrukken hun spoor achter in de was; de herinnering is die indruk in de was. Probleem is volgens Ricoeur dat het voor Plato geen vraag is hoe iets zowel een voorstelling kan zijn die we nu hebben (de herinnering), als iets wat verwijst naar het verleden (een gebeurtenis die in de was is gedrukt). Aristoteles vraagt zich wel af hoe we nu een voorstelling kunnen hebben die tegelijkertijd verwijst naar het verleden. Hij probeert de vraag te beantwoorden door de herinnering op te vatten als een schilderij. Een geschilderd dierfiguur, schrijft Aristoteles, is zowel een voorstelling als een afbeelding van het dier. Op dezelfde manier is een herinnering een voorstelling die je nu hebt en een verwijzing naar iets wat afwezig is. Een elegante oplossing, maar er blijven vragen over: hoe kun je een onderscheid maken tussen een herinnering en de ervaringen die je nu hebt? Dat was immers voor die ex-soldaat de cruciale vraag.
Dit boekje van Aristoteles is zo interessant omdat het laat zien waar de eerste filosofen mee worstelden. Afgezien van momenten waarop Aristoteles de plank misslaat door een gebrek aan kennis van het lichaam, bepaalde hij met dit kleine boekje de agenda voor het latere geheugenonderzoek.
Over het geheugen, de slaap en de droom, door Aristoteles, vert. inl. en van aant. voorzien door Ph. van der Eijk, Historische Uitgeverij, Groningen 2003, 108 blz., € 17,95