Home Historisch profiel Aristocraat in een wereld zonder aristocratie
Historisch profiel

Aristocraat in een wereld zonder aristocratie

Door Bart Coster op 25 september 2019

Aristocraat in een wereld zonder aristocratie
Cover van 10-2019
10-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

De democratie van zichzelf redden, dat was de missie van Alexis de Tocqueville, in het Frankrijk van na de Revolutie.

Alexis de Tocqueville werd geboren als aristocraat in een democratische wereld. Terwijl zijn adellijke familie dweepte met haar geschiedenis en hun verhevenheid boven het gewone volk, waren in de Franse Revolutie van 1789 net alle rangen en standen afgeschaft. Wat zou deze nieuwe staatsvorm, de democratie, gaan betekenen voor de Franse cultuur en maatschappij? En hoe moest Tocqueville zich, als aristocraat uit een oud adellijk geslacht, een houding geven in deze democratische wereld?

Op deze vragen zocht Tocqueville een antwoord gedurende zijn reis door de Verenigde Staten van Amerika. Als een dokter diagnosticeerde hij de democratie met verschillende ziektes en stelde hij een prognose: de democratie zou waarschijnlijk aan zijn eigen neigingen ten onder gaan. Om dit te voorkomen zag hij voor zichzelf een bijna heroïsche taak weggelegd: als een van de laatste vertegenwoordigers van de ware aristocratie wilde hij Frankrijk uit het morele en culturele moeras wegleiden waarin het sinds de Revolutie was verzonken.

Tocqueville (1805-1859) werd geboren in een oude adellijke familie. Zijn ouders waren loyale monarchisten: ze zijn altijd trouw gebleven aan de monarchie van voor de Revolutie. Diezelfde Revolutie had er bij zijn familie hard in gehakt: zijn moeders grootvader, ouders, zus en zwager kwamen onder de guillotine terecht tijdens het terreurbewind dat volgde na de Revolutie. Zijn moeder herstelde nooit van deze tragedie en leidde een teruggetrokken bestaan. Zijn vader werd gevangengezet tijdens datzelfde terreurbewind en werd zo wreed behandeld dat hij al op 22-jarige leeftijd grijs werd.

Veel liefde voor de democratie kreeg Tocqueville dus niet mee tijdens zijn jeugd. Hij reisde veel rond met zijn vader, die weer politieke functies bekleedde na het herstel van de monarchie. Daar kreeg hij het conflict mee tussen de monarchistische belangen en die van de nieuw ontstane middenklasse, die zich nu wilde laten gelden. Hoewel zijn vader in principe aan de kant stond van de traditie en aristocratie, was hij pragmatisch en een slimme onderhandelaar. Door hem zag Tocqueville dat democratie ‘een voldongen of bijna voldongen feit was’, iets waar je maar gewoon het beste van moest maken.

Het Amerikaanse voorbeeld

Maar hoe ging Frankrijk het beste maken van de democratie? Democratie was voor Tocqueville meer dan een manier om besluitvorming te organiseren. Democratie transformeert de maatschappij en cultuur, zo merkte hij op. Hoe moest hij als aristocraat zich een houding geven in deze nieuwe democratische wereld?

In 1831, op 26-jarige leeftijd, vond Tocqueville de perfecte manier om de democratie te onderzoeken: hij besloot een reis te maken door de Verenigde Staten van Amerika, destijds het verst gedemocratiseerde land van de wereld. Het was een land dat altijd democratisch was geweest, sinds het onafhankelijk was geworden van Engeland. Hierdoor, dacht Tocqueville, bood Amerika een vooruitblik op wat Europa te wachten stond wanneer het onvermijdelijke proces van democratisering zich voltrokken zou hebben.

Het belangrijkste kenmerk van het democratische Amerika was standengelijkheid, observeerde Tocqueville. Niemand heeft een speciale autoriteit over anderen. Hierdoor gaat de autoriteit in een democratie altijd naar de meerderheid. Wanneer men gelijkheid verheft tot allerhoogste principe, wat hij zag gebeuren in democratische samenlevingen, zal de meerderheid niet dulden dat er een hogere autoriteit is dan zichzelf.

Dit is, dacht Tocqueville, de basis van de vele problemen die democratieën ervaren. Het gevaar was dat in een democratie mensen geen grenzen zouden respecteren die ze niet aan zichzelf opgelegd zouden hebben. Wanneer de morele grenzen aan de macht vervagen, ontstaat er wat Tocqueville de tirannie van de meerderheid noemde. Grenzen aan de macht zijn volgens hem altijd nodig, of dat nou in een monarchie is of in een democratie. Maar wanneer de meerderheid geen grenzen aan zijn macht duldt, worden individuele vrijheden niet gerespecteerd. Dit zou het einde van de rechtvaardige samenleving betekenen, dacht Tocqueville.

Ook op intellectueel gebied deed de macht van de meerderheid zich gelden, zag hij in Amerika: ‘Ik ken geen land waar in het algemeen minder geestelijke onafhankelijkheid en minder werkelijk vrije discussie bestaat dan in Amerika.’ Mensen vormen zich naar de groep waarin ze leven, zag Tocqueville; en wanneer de meerderheid de maatstaf wordt van waarheid, durven mensen hier maar moeilijk tegen in te gaan.

De tirannie van de meerderheid zag hij ten slotte ook terug op cultureel niveau: de meerderheid ging bepalen wat goede smaak is. Tot de intrede van de democratie had in Frankrijk de adel bepaald wat goede smaak was. Nu diens autoriteit was weggevaagd, bleef alleen de autoriteit van de meerderheid over, wiens goedkeuring uitgedrukt wordt in verkoopcijfers. Hierdoor, voorspelde Tocqueville, zullen schrijvers liever sneller werken dan gericht zijn op perfecte details. Beknopte werken zullen meer voorkomen dan dikke boeken, meer op gevatheid gericht zijn dan op geleerdheid, meer op verbeelding dan op diepte.

Tekst loopt verder onder de afbeelding

Beeld: Hajo de Reiger

Gelijkheid tussen sociale groepen en het verdwijnen van onderscheiden hiertussen leidden tot onbeperkte sociale mobiliteit. In een democratie kan iedereen, in ieder geval in theorie, alles worden en bereiken wat hij wil. Maar omdat je hoog kan rijzen, kan je ook diep vallen. In een samenleving zonder rangen en standen is iedereen constant onzeker over zijn sociale positie, zag Tocqueville. Daarom is men in een democratische samenleving vooral bezig zijn eigen schaapjes op het droge te houden of te krijgen.

Hierdoor, vreesde Tocqueville, zouden mensen veel minder betrokken raken bij de samenleving. Het enige wat mensen nog zouden verwachten van de politiek was het handhaven van de status quo, zodat zij zich in alle rust aan hun privéleven konden wijden. Hoewel politici constant doen alsof ze dingen willen veranderen, beweerde Tocqueville dat dit slechts oppervlakkige veranderingen betrof, puur geuit om de aandacht van het volk te trekken. Democraten ‘houden van verandering, maar zijn bang voor revoluties’, schreef hij. Visie zou uit de mode raken; dat een politicus minister-president zou worden met de belofte van 1000 euro extra op de bankrekening, zou hem geenszins verbaasd hebben.

Moreel leiderschap

Altijd op de achtergrond van zijn analyse van de democratie speelt Tocquevilles beeld van de aristocratie. Hij zag dat de aristocratie zich in de achttiende eeuw niet had gedragen zoals ze had moeten doen, en daarmee een voedingsbodem had gecreëerd voor de Franse Revolutie. Na de Revolutie had de aristocratie haar functie verloren en was ze slechts nog bezig met oppervlakkigheden.

Het meest sprekende voorbeeld hiervan vond hij in het gedrag van zijn eigen broer: ‘Hippolytes smaken, en vooral die van zijn vrouw, verschuiven meer en meer van eenvoudige en goedkope pleziertjes naar de modieuze pleziertjes, die duurder zijn naarmate ze betekenislozer en saaier zijn.’ Wanneer zijn broer zijn Normandische huis vol met familiegeschiedenis wil verkopen om een ‘leuk kasteeltje’ vlakbij Parijs te kopen ‘waar ze van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat afgeleid kunnen worden door mensen die ze hun vrienden noemen’, schrijft Tocqueville hem in een scherpe brief: ‘Is dat niet meelijwekkend? Kan iemand een beter voorbeeld vinden van menselijke ellende en stompzinnigheid?’

Desondanks bleef Tocqueville zich verbonden voelen met de aristocratische klasse: ‘Gebonden als ik ben aan de monarchisten vanwege gedeelde principes en duizend familieverbanden, zie ik mezelf als geketend aan een groep wiens gedrag me niet erg eervol lijkt en vrijwel altijd buitensporig.’ Hij bleef  in de aristocratie iets zien dat de democratie nodig had om van zichzelf gered te worden; en hij, geboren als aristocraat in democratische tijden, vond zichzelf de ideale man om dit stukje aristocratie mee te geven aan het democratische Frankrijk.

In de aristocratie zag Tocqueville de ideologische tegenhanger van de nieuw ontstane middenklasse, die puur op zijn eigen individuele welvaart was gericht. De aristocratie, dacht Tocqueville, had nog wel morele principes, zonder deze ondergeschikt te maken aan materieel eigenbelang of het comfort van de status quo. Aristocratisch leiderschap zou een gezonde dosis gemeenschapszin en een absoluut respect voor individuele rechten kunnen bieden, precies de dingen die volgens Tocqueville noodzakelijk waren om vrijheid te beschermen tegen het doorgeslagen democratische gelijkheidsdenken.

Deze nieuwe aristocratie zou wel verkozen moeten worden door het volk, dacht Tocqueville: een democratische aristocratie, als het ware. Maar juist dit leek niet te gebeuren in Amerika, merkte hij op; sterker nog, het volk leek geen aristocraten te verkiezen, maar juist leiders die aansloten bij de democratische waarden die leidden tot alle problemen waarvoor het morele leiderschap van de aristocratie een tegengif moest zijn.

Moreel leiderschap zou dus niet vanzelf ontstaan, dacht Tocqueville. Hierin zag hij een rol voor zichzelf weggelegd in de Franse politiek. Nu hij de problemen van de democratische maatschappij en cultuur had blootgelegd, vond hij het zijn missie om deze tegen te gaan door het morele leiderschap te bieden wat in democratische tijden broodnodig was.

Falen

Na de publicatie van het eerste deel van Over de democratie in Amerika was Tocquevilles ster rijzende. Hoewel zijn eerste campagne in 1837 faalde en hij niet werd verkozen tot lid van het nationale parlement, won hij elke daaropvolgende verkiezing, totdat hij zich in 1851 terugtrok uit de politiek.

Op lokaal niveau was hij het succesvolst. Nadat hij in 1836 het vervallen kasteel van de Tocquevilles geërfd had, wierp hij zich op als beschermheer voor de mensen in zijn verkiezingsregio. Dit lukte hem heel aardig; na zijn succesvolle verkiezing in 1839 werd hij door de lokale bevolking in een stoet teruggeleid naar het kasteel, waarna hij hen vanaf zijn balkon toesprak. Hij stichtte een jongens- en meisjesschool in Tocqueville en herstelde de ceremonie van het geven van aalmoezen. Bovendien assisteerde hij bij de zondagsmissen en vespers in de lokale katholieke kerk, niet uit vroomheid – want hij was lang daarvoor van zijn geloof gevallen – maar omdat hij het nodig vond het goede voorbeeld te stellen voor het volk, dat volgens hem dogmatisch geloof nodig had. Zo vervulde hij op lokaal niveau de aristocratische voorbeeldrol die hij voor zich had gezien.

Zijn missie op landelijk niveau verliep een stuk minder soepel. Als parlementslid kreeg Tocqueville maar weinig gedaan. Hij had simpelweg niet het juiste karakter en de juiste vaardigheden voor een succesvolle politieke carrière: hij was hooghartig en zeer temperamentvol en was een matig spreker. Bovendien bewaakte hij zijn onafhankelijkheid fel en weigerde hij zich in te laten met machtspolitiek. Hij was een geïsoleerd figuur, en hoewel bewonderd wegens zijn intellect en scherpe analyses van maatschappelijke kwesties, geen begaafd staatsman. Hij wist Frankrijk niet het morele  leiderschap te bieden dat hij voor ogen had gehad. Zijn politieke carrière, die hij zo hoopvol was begonnen, eindigde vanwege kritiek op de net aan de macht gekomen keizer met twee nachten in de cel.

Tocquevilles politieke falen hakte er diep in bij hem, zeker gezien de enorme verwachtingen die hij van zichzelf had: ‘Niemand is gelukkig in deze wereld – of ook maar bijna gelukkig – behalve de waarlijk superieure mens of de dwaas. De eerste voert de fantastische dingen uit die hij bedenkt, en de tweede verzint niets groters dan de kleine dingen die hij doet.’ Tocqueville was geen van beiden, vond hij, en daardoor zijn hele leven lang ontevreden met zichzelf: ‘Ik val zo diep omdat ik zo hoog reik’, schreef hij met karakteristiek gevoel voor drama.

Verder baarde de nieuwe situatie in Frankrijk hem zorgen – de Fransen hadden alweer hun vrijheid opgegeven voor veiligheid, onder het dictatoriale bewind van keizer Lodewijk Napoleon. Ook in de Verenigde Staten liepen de gemoederen steeds hoger op rond het meningsverschil over de slavernij, een conflict waarover Tocqueville zich – terecht, zou later blijken – ernstig zorgen maakte. Hij voelde zich steeds minder gewenst in zijn eigen land; nadat hij zich had teruggetrokken uit de politiek, voelde hij zich overbodig. Meer en meer bekroop hem het gevoel dat hij een aristocraat was in een land zonder aristocratie. Zo ver verwijderd voelde hij zich van zijn landgenoten dat hij zichzelf vergeleek met iemand op een verlaten eiland, en aan zijn vrienden vroeg ‘wat er gebeurde op aarde’.

Hij trok zich steeds meer terug op zijn landgoed in Tocqueville, waar hij nog wel veel vreugde haalde uit de diepe vriendschappen die hij in de loop van zijn leven had gesloten. Ook wist hij, ondanks het feit dat zijn gezondheid snel achteruit ging, Het Ancien Régime en de Revolutie te schrijven, dat net als zijn eerdere meesterwerk in heel Europa een groot succes werd. Omdat zijn fysieke kwalen hem steeds zwaarder vielen, verhuisde hij met zijn vrouw naar het mildere klimaat van Cannes. Daar stierf hij nog geen halfjaar later, op 53-jarige leeftijd.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.