Op het moment dat hij het geloof verwierp, begon zijn carrière als filosoof, zei de Britse filosoof Antony Flew (1923-2010). De zoon van een priester was toen nog maar een tiener. ‘Het leek simpelweg inconsistent om te zeggen dat een almachtig en volkomen goed wezen het universum had geschapen,’ vertelde hij terugblikkend in 2004 tegen The Sunday Times. ‘Er was namelijk kwaad in overvloed dat niet kon worden weggezet als een gevolg van de menselijke zonde.’
Flew maakte naam met het essay ‘Theology and Falsification’ (1950). Later werkte hij in de boeken God and Philosophy (1966) en The Presumption of Atheism (1976) zijn stellingname uit dat het atheïsme de beste keuze was zolang empirisch bewijs voor het bestaan van God ontbrak.
Zijn There is a God: How the World’s Most Notorious Atheist Changed His Mind (2007) was een klap voor de vele niet-gelovigen die hem als een van hun voormannen zagen. Daarin stelde Flew dat de complexiteit van DNA hem had doen inzien dat er een intelligente schepper moest bestaan. ‘He simply had to go where the evidence led.’ Gelovigen zagen de ‘bekering’ van Flew als een welkome overwinning, zeker gezien het recente succes van Richard Dawkins’ The God Delusion en Christopher Hitchens’ God Is Not Great.
Even tussendoor… Meer lezen over het (niet) bestaan van God? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Uiteraard kreeg Flew veel kritiek. In plaats van het bestaan van God aannemelijker te maken, stelde Anthony Gottlieb in The New York Times Book Review, maakte zijn laatste boek het bestaan van Antony Flew zelf onaannemelijker. Sommigen suggereerden dat de filosoof mentaal aan het aftakelen zou zijn en gemanipuleerd door zijn co-auteur Roy Abraham Varghese en andere christenen. Daarop liet Flew via zijn uitgever weten achter het boek te staan. Uit die verklaring bleek ook dat hij niet uit opportunisme tegen het eind van zijn leven opeens weer was gaan geloven: hij geloofde namelijk niet in leven na de dood. Wilde daar ook niet in geloven. ‘Ik wil dood zijn als ik dood ben (…). Ik wil geen oneindig leven. I don’t want anything without end.’