Home Alles is water

Alles is water

Door Jeroen Hopster op 28 oktober 2014

Cover van 11-2014
11-2014 Filosofie magazine Lees het magazine

Thales van Milete wijdde één mysterieuze zin aan water. Daarna kwamen de Grieks-Europese filosofen er niet meer op terug. Waarom negeerden zij het water? Filosoof René ten Bos ging op zoek naar het antwoord.

Schotland, 1980. Een vissersboot bevaart de wateren rond de Hebriden, op jacht naar garnalen. Het weer is onbestendig, het leven ruig; jan-van-genten duiken naar het aas, een onopgemerkte kongeraal kost een visser zijn vingerkootjes. René ten Bos, twintig jaar oud, vaart met de Schotse vissers mee, en raakt doordrongen van de macht van de zee. ‘Deze vissers kenden water op een heel andere manier dan ik. Zij konden bijvoorbeeld aan de schakeringen van het water zien waar vissen zwommen. Ik kwam van de zandgronden. God, wat was het leven hier anders.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Decennia later schreef Ten Bos het boek Water. Een geofilosofische geschiedenis, waar hij enkele jaren aan werkte. Dat de zee zijn inspiratie voedde, lijdt voor de Nijmeegse denker geen twijfel. Wie wil denken, moet het huis verlaten: op reis, in het café of op het station – filosoferen kun je overal. Sterker nog: Ten Bos stelt – in navolging van de twintigste-eeuwse filosofen Gilles Deleuze en Félix Guattari – dat de omgeving een actieve rol speelt in onze denkprocessen. ‘Deleuze introduceerde de term “geofilosofie”, het landschap dat meedenkt in de filosofie. Dat meedenken geldt net zo goed voor water. Zeventig procent van de mensheid woont binnen een straal van vijftig kilometer van de zee; die zee vormt een actief deel van hun denken. Ik had mijn boek ook de ondertitel “Een hydrofilosofische geschiedenis” kunnen geven.’

Ten Bos is een tegendraadse filosoof. Eerder schreef hij een boek over de vraag of dieren kunnen spreken. Nu is daar zijn alternatieve geschiedenis van de filosofie, met water als verbindend thema. ‘De man met wie bijna alle filosofielessen beginnen, Thales van Milete (ca. 624-545 v.Chr.), postuleerde dat water de archè is, de oergrond. Een zeer mysterieuze uitspraak, waarover ik me altijd heb verwonderd. Vooral omdat die uitspraak eigenlijk geïsoleerd staat van de rest van de filosofie: na Thales komt er onmiddellijk een verhullingsoperatie, alsof de filosofie zich schaamt voor de opening van haar eigen geschiedenis. Dat is een van de vragen die ik wilde beantwoorden: waarom hebben de Grieks-Europese filosofen het denken laten opdrogen?’

Hebben niet-westerse tradities dat niet gedaan?
‘Nee, in China bijvoorbeeld is water heel belangrijk gebleven. De Chinezen hebben altijd gedacht in termen van stroom, flux en vloeibaarheid. Water is de weg. Maar de westerse traditie is dat na het waterige begin van Thales kwijtgeraakt.’

Hoe verklaart u dat?
‘Over water waren de Grieken heel ambivalent. Water is voor hen een soort moeder, thalassa, of een verbinding, pontos. Tegelijkertijd is water ook gevaarlijk. Hoe komt dat? Omdat veel steden kwetsbaar waren voor water. De stad Helike werd in Plato’s tijd getroffen door een tsunami – dat schijnt de aanleiding te zijn geweest voor zijn verhalen over het mythische eiland Atlantis. Vaak werd water genoemd in een bedreigende context: je daalde af naar de haven, waar ongure zeelieden rondhingen, of naar de onderwereld, waar je eerst een rivier moest oversteken. Aan het einde van de wereld waren rivieren, de Istros (Donau) en de Nijl. Herakleitos (ca. 540-480 v.Chr.) verbond water met de ervaring van de dood – en ook met de ervaring in slaap te vallen. In slaap vallen betekent volgens Herakleitos dat je ziel vochtig wordt; de ziel raakt enigszins doorweekt. Als je te veel zuipt krijg je dat ook; dat is niet goed. Alleen een droge ziel kan denken, meenden de Grieken.’

Maar u stelt dat water een actieve rol speelt in onze denkprocessen?
‘Ja. Je zou eigenlijk zover moeten gaan om te zeggen dat water gewoon met ons meedenkt. In de klassieke kenleer is altijd gedacht dat je een subject hebt dat denkt en een object waarover gedacht wordt. Maar die verhouding tussen subject en object is in werkelijkheid een stuk minder stevig, een stuk wateriger. Moderne filosofen, zoals Gilles Deleuze en Michel Serres, zijn allemaal bezig die subject-objectverhouding op te blazen. Zij nemen andere dingen in het denken mee, zoals het landschap. Waar je bent, hoe het landschap eruitziet, maar ook hoe je je tot water verhoudt, dat beïnvloedt hoe je denkt.’

Ontmythologisering

Is water voer voor poëten en mythologen, of leent het thema zich ook voor een wetenschappelijke blik? Ten Bos verwerpt de tegenstelling: de wetenschap van water herbergt poëzie. ‘Filosofen hebben lang gedacht dat van water geen wetenschap mogelijk is, alleen evocatie. En nog steeds zijn er denkers die zich tegen een wetenschappelijke benadering verzetten: zij stellen dat we hebben verleerd om water als element te zien en daarmee ons respect voor water hebben verloren. We zien water als een hulpmiddel dat uit de kraan komt, hebben geen oog meer voor water als zuiverend element. Ik verzet me tegen die gedachte. Tot Lavoisier (1743-1794) dachten we dat water een element was, iets dat niet is samengesteld. Ten onrechte, zo bleek: water is een samengesteld molecuul. Maar het is beslist niet zo dat water als molecuul “geontmythologiseerd” is. Het molecuul heeft het mysterie alleen maar interessanter gemaakt, want water is een heel vreemd molecuul.’

In welke zin?
‘Water heeft enkele rare scheikundige eigenschappen. Een bijzondere eigenschap is dat het molecuul als het ware van zijn eigen vloeibaarheid houdt. Het watermolecuul heeft geen innerlijke coherentie, de deeltjes zijn niet in elkaar geïnteresseerd. Waterstofdeeltjes willen maar één ding: zich vastklampen aan de waterstofdeeltjes van andere moleculen. Dat verklaart bijna alle netwerkeigenschappen van water, alle connectiviteit. Hoe komt het dat een spoor in het water, bijvoorbeeld van een overvarende boot, vanzelf weer dichttrekt? Dat het oppervlak zichzelf herstelt? Dat heeft met die bijzondere chemische eigenschappen te maken.’

Of een regenspoor op de autoruit, waar de druppeltjes elkaar opzoeken om een stroompje te vormen.
‘Prachtig. Ze gaan allemaal naar elkaar toe – cohesie heet dat. Door die moleculisering is water eigenlijk veel interessanter geworden dan toen het alleen maar één element was.’

Water mag dan wel uit H2O-moleculen bestaan, maar daarmee is het hele verhaal nog niet verteld.
‘Nee, natuurlijk niet. Water = H2O: goed, hartstikke leuk. Maar daarachter gaat een enorme betekenislading schuil. Veel hedendaagse Angelsaksische filosofen, zoals Hillary Putnam en Saul Kripke, miskennen dat volledig. Zij suggereren dat de wetenschap van water niet meer behelst dan dit ene sleutelgegeven. Alsof ze dankzij de identificatie met H2O precies weten wat water is. Dat getuigt eigenlijk van een heel beperkte opvatting van wetenschap. Wetenschappers zelf zijn veel bescheidener: die betogen nergens dat het “raadsel” van water sinds de ontdekking van het H2O-molecuul is opgelost.’

Heeft de mens het water getemd?
‘Heb je weleens in een zee met sterke golfslag gestaan? Dan merk je pas hoe enorm de kracht van water is. In huiselijke situaties hebben wij water getemd. Maar water in de natuur is zo sterk… Het doet je beseffen hoe klein je bent. Als water boos wordt, laat het zich helemaal niets aan jou gelegen liggen. Het is totaal onverschillig. Dat is een van die fascinerende eigenschappen. Of het nu een auto is die wordt weggevaagd door een tsunami, of een mens, dier of lantaarnpaal, dat maakt allemaal niets uit. Dat is een ander soort water dan waar we dagelijks mee te maken hebben, maar het is wel water waar we over moeten nadenken. Wetenschappers waarschuwen ons dat we het probleem van het water nog lang niet hebben opgelost, en voorlopig zal dat ook niet gebeuren. Water blijft een groot probleem, ook in ons land.’
 

Zieke zee

Water verdient een veel prominentere plaats op de politieke agenda, meent Ten Bos. Een van de verschijnselen die ons zorgen zouden moeten baren is wat hij ‘de zieke zee’ noemt. ‘Ik ben qua aard geen pessimist, maar als je leest over die zee, word je niet vrolijk. Overal zie je verstoringen van voedselketens.’
 
Is ‘ziekte’ daarvoor de goede term?
‘Ik geloof echt dat de zee op sommige plaatsen, bij de zogenoemde dode zones, ziek is. Als je de zee beschouwt als één groot lichaam kan dat lichaam natuurlijk ook ziek worden. Krijgt het bijvoorbeeld rode uitslag, dan weet je: er is iets mis. Die rode uitslag, die het gevolg is van zeevonkexplosies, komt steeds vaker voor. Zo ook zijn er dode zones, waar kril verdwijnt en vissenpopulaties teloorgaan. We hebben vaak het idee dat zeeën en oceanen zich vanzelf wel zullen herstellen. Dat ze teruggaan naar een natuurlijk evenwicht. Dat de zee een bron van onuitputtelijkheid is, zoals de Grieken al meenden. Laten we vijf jaar niet gaan vissen, zeggen we, dan komt het wel goed, dan herstellen die visstanden zich weer. Maar dat is nogal onwaarschijnlijk.’

Is de zee dan zelf ‘ziek’? Of is dat eigenlijk een ‘ziekte’ voor ons?
‘Het gaat om de relatie tussen ons en de zee. Waarom komt op dit moment de piraterij op? Een van de belangrijkste oorzaken is dat mensen in Somalië, Mauritanië en Sumatra geconfronteerd worden met lege zeeën. Ooit was daar geen piraterij. We dachten dat we ervanaf waren, maar het blijkt een typisch hedendaags verschijnsel. Als je niet van de zee kunt leven omdat die is leeggevist door Europese vissers, ontstaan er dat soort problemen.’

We moeten een meer duurzame verhouding met de zee opbouwen.
‘Ja, hoewel ik mijn twijfels heb bij het duurzaamheidsdiscours. Dat wil zeggen, ik geloof niet dat duurzaamheid mogelijk is zonder ook het kapitalisme ter discussie te stellen.’

Wat vindt u de mooiste watermetafoor?
‘Tja, een metafoor… Ik zie water vooral als symbool, waar een heleboel betekenissen bij elkaar komen. Maar als je het hebt over een metafoor, vind ik het lekken en sijpelen van water een mooi beeld. Dingen die lekken, dat heeft me altijd geïnteresseerd. Of het nu lekt in je huis, uit je mond, vanaf het dak. Water dat langs een muur naar beneden glijdt, dat heb ik altijd fantastisch gevonden. Daar kan ik echt naar kijken, hoe dat loopt, hoe dat wegvloeit. Ik herken dat lekken op veel plaatsen, ik geloof dat alles hartstikke sijpelt. Ook het denken zelf, dat sijpelt door naar de omgeving. We leven in een sijpelend universum.’