Was nazi-functionaris Adolf Eichmann, verantwoordelijk voor het transport van Joden naar vernietigingskampen, een fantasieloze bureaucraat zonder moreel besef, of de personificatie van het kwaad? De Duits-joodse filosofe Hannah Arendt was de eerste mening toegedaan; zij bezocht in 1961 het proces tegen Eichmann in Jeruzalem, en schreef daarover het boek Eichmann in Jeruzalem. De banaliteit van het kwaad.
De woede die dat boek opriep – met name bij Joodse intellectuelen – echoot na in de lezing die Gabriel Bach eind 2008 hield in Amsterdam, op uitnodiging van het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies. Volgens Bach, één van de aanklagers tijdens het Eichmannproces, was Arendt vooringenomen. ‘Ze zag in de rechtszaal enkel de dingen die ze wilde zien. Ze gebruikte alleen de documenten die haar filosofie ondersteunden.’ Bach maakte Eichmann tijdens het proces van dichtbij mee: ‘Hij was veel meer dan een Schreibtischtäter. Je voelde dat hij de volledige personificatie van het kwaad was.’
Even tussendoor …
Meer lezen over filosofie en het kwaad? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Arendt stelde daarentegen: ‘Behalve een ongewone ijver om alles te doen wat bevorderlijk kon zijn voor zijn carrière bezat Eichmann in het geheel geen motieven.’ Volgens Arendt wordt totalitair geweld, als de Jodenvervolging, niet alleen gedreven door ideologisch radicalisme, maar juist door banaliteiten. Duizenden ijverige ambtenaren die hun taak uitvoeren op hun deelterrein.
De kritiek op Arendt is niets nieuws. Bij de uitkomst van haar boek in 1963 verweten critici haar dat ze geen aandacht besteedde aan de antisemitische kant van Eichmann. Bovendien kreeg zij veel kritiek op haar uitlatingen over de Joodse Raden. Die zouden volgens haar gewillig hebben meegewerkt aan de Jodendeportaties. Het proces tegen Eichmann zou volgens Arendt tevens door Israël gebruikt worden om de Joodse staat te rechtvaardigen.
