Home De grond van ons bestaan verdwijnt

De grond van ons bestaan verdwijnt

Door Frank Mulder en Freek Koster op 07 februari 2012

De grond van ons bestaan verdwijnt
Cover van 02-2012
02-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Onze samenleving dreigt van de grond losgezongen te worden’, stelt filosoof Jan-Hendrik Bakker. Hij illustreert zijn these in de polder, de metro en de Koopgoot.

Onze wortels

Als we nu beginnen op een rustig stuk land, dachten we, dan wordt dit een mooi begin van het drieluik. We zetten Jan-Hendrik Bakker met laarzen in een modderplas en laten hem vertellen over het boerenleven van vroeger. Filosofie van de koude grond. Misschien gaan we dan wel weidser denken, of voelen we iets van de stofwisseling tussen mens en natuur die er volgens Marx vroeger nog was. ‘Ik weet wel een mooi plekje’, zei Bakker door de telefoon. ‘De oude eendenkooi vlak bij mijn huis.’ Daar staan we dan. Geen eend te zien.

Wat een herrie. Is dat de A20?
‘Hierachter, ja. Die doorkruist de Aalkeetbuitenpolder, waar we nu in staan. De naam zegt het al: hier vingen ze palingen, die ze in schuren bewaarden. Op deze plek is de tegenstelling tussen natuur en mobiliteit duidelijk. Er leven grutto’s en tureluurs in de zomer, en smienten en wintertalingen in de winter. En er leven wezels tussen het hout. Al sinds de dertiende eeuw is hier een eendenkooi. Die bestond uit verschillende sloten waar eenden neerstreken. Een kooikerhondje lokte dan de eenden, die nieuwsgierig reageren op honden, in een fuik die uitkwam op een pijp. Als het eendje “de pijp uit ging”, sloeg de kooiker toe.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Waarom hebt u ons hier mee naartoe genomen?
‘Ik vind dit een sterk referentiepunt voor hoe het leven geweest is. Hier vond de stofwisseling plaats tussen de mens en de natuur, zoals Marx zei. De mens was voor zijn leven volledig afhankelijk van wat het land hem opbracht. Natuurlijk was dit ook al cultuurgrond; er was een eendenkooi gebouwd. Maar tegenwoordig dreigt onze samenleving wel helemaal van de grond losgezongen te worden.’

Bedoelt u: we moeten terug naar de natuur? Weer zelf eenden vangen?
‘Nee, dat is niet wat ik mis. Ik vind het wel belangrijk dat we het besef houden dat we hiervandaan komen. De oorsprong van ons bewustzijn ligt in de grond. De eerste mens noemen ze niet voor niets Adam. Die naam betekent: gemaakt van grond. We doen alsof we de grond kunnen beheersen, maar volgens de Duitse filosoof Martin Heidegger beheerst de grond ons eerst. De mens maakt al deel uit van een land, een landschap, een gemeenschap voordat hij nuchtere, rationele analyses kan maken. De gevoelsrelatie met de plek waar je bent vormt de basis van het denken daarover, en niet andersom.’

Zou dit hek om de eendenkooi er vroeger ook al hebben gestaan?
‘Nee. Dit was altijd een groot stuk land waar ieder kon doen wat hij wilde. Zoals vissers ook nu nog een gemeenschappelijke visgrond hebben. Maar de communale gronden van de Middeleeuwen zijn langzaam overgegaan in privéhanden en omheind. Vandaar het Engelse enclosure. De verlichtingsdenker John Locke verdedigde als een van de eersten deze overgang filosofisch. Grond is interessant voor zover die nuttig is, zei hij, en wie hem nuttig kan maken, wie de arbeid levert, mag de opbrengst hebben. Die mag zelfs de grond hebben, suggereert Locke.’

Daarom mocht je indianen van hun land verdrijven, toch?
‘Volgens critici heeft Locke de kolonisatie van Amerika gelegitimeerd. Het valt lastig in te schatten hoe ver hij werkelijk wilde gaan. Hij heeft nooit letterlijk geschreven dat je indianen mag verdrijven omdat ze geen nuttige arbeid leveren. Hij dacht wel als een kolonist: hij was niet voor niets betrokken bij de oprichting van de staat Carolina, die slavernij goedkeurde. Locke heeft in elk geval de arbeid gekoppeld aan het lichaam van het individu. Dat maakte de liberale, individualistische visie mogelijk: grond is er om te bezitten en eraan te verdienen.’

Daarom mag deze polder ook worden geasfalteerd. Dat is beter voor de economie.
‘Grond is steeds meer een productiemiddel geworden, zoals Marx al beschreef. Het is een middel om kapitaal mee te verwerven. Deze polder moet plaatsmaken voor de Blankenburg-tunnel, voor de nieuwe snelweg. Dat willen de havens en de tuinders. En de minister van Verkeer en Waterstaat. Die vindt ook dat je 130 kilometer per uur moet kunnen rijden, omdat het om de beleving van de automobilist gaat. Deze mensen zien vooral de financiële betekenis van de grond. Maar grond heeft ook een culturele betekenis. Hij draagt onze cultuur. Als je het landschap wegneemt, ontneem je de cultuur ook haar ziel. Die is niet in financiële termen te vertalen. Het gaat me er niet om dat we in de natuur horen, en dat die zo moet blijven. Ik houd van cultuur, maar ik vind wel dat we moeten beseffen dat we uit de natuur voortkomen.’
 

II Ontworteld

We stappen in de metro om de eeuwen te doorkruisen. Er valt weinig te zien van die natuur, hier onder de Rotterdamse aarde, tussen de voorbijrazende muren van de tunnel. Binnen is het een wereld van plastic, metaal en glas. Je zou ook vreemd opkijken als een of andere inrichter ineens zou besluiten hier een plantenbak neer te zetten. Dat past niet. Dit is het domein van de dynamiek en de efficiency. Een soort non-plaats, waar mensen zwijgend contact hebben met hun mp3-speler of met hun virtuele vrienden.
 
Kijkt u mensen aan in de metro?
‘Waarom niet? Maar je ziet dat mensen een schil om zich heen hebben, die groter wordt naarmate het drukker is. Ik vind het ook irritant als iemand naast me heel hard over haar date vertelt door de telefoon. We leven capsulair, zegt filosoof Lieven De Cauter: we willen steeds meer in ons privédomein blijven, en daarom nemen we die cocon mee als we ons in de openbare ruimte begeven. Komt dat doordat de wereld complexer is geworden? Of komt het door onze rijkdom? Rijke mensen hebben een enorme behoefte aan privacy. Ik zag pas een documentaire over een rijke bankier die een lift had laten bouwen, alleen voor hemzelf. Ik denk dat we van rijke mensen veel kunnen leren. Ze kunnen hun diepste verlangens waarmaken en laten daarmee zien wat onze drijfveren zijn. Angst, bijvoorbeeld.’

We stappen uit bij de Beurs, beklimmen de trappen van het World Trade Center met zijn groene, ellipsvormige spiegeltoren en laten ons omhoogvoeren in de lift. Via een trapje mogen we het dak op van het oude gedeelte. Maar Bakker wil niet. ‘Daar krijg je me niet op. Ik heb hoogtevrees. Ik moet vaste grond onder me voelen.’ De fotograaf is het helemaal met hem eens, dus gezamenlijk torpederen ze ons plannetje. Dan dwalen we maar gewoon even rond door het gebouw.

‘Het gebouw suggereert virtualiteit, transnationaliteit. Als ik dat zie, denk ik: het komt wel allemaal ergens vandaan. Het staat op grond waar geschiedenis in zit, waar vissers woonden en boeren werkten. Vroeger zat hier een vrachtbeurs voor binnenvaartschippers. De beurs is nu verplaatst naar een virtuele wereld. Kunnen we uitsluitend in die dimensie leven? Ik denk van niet.’

Veel landen zijn bezig met technopolissen, volledig geplande steden met een kennisindustrie, waar camera’s het werk van de wijkagent overnemen. Wat vindt u daarvan?
‘Ik vraag me dan altijd af wat de antropologische prijs daarvan is. Mijn intuïtie is dat we vervreemd raken van de archè, onze herkomst, als we het contact met de grond letterlijk kwijtraken. De geschiedenis wijst uit dat volledig geplande steden tot chaos en verwarring kunnen leiden. Kijk maar naar Lelystad, met zijn sociale desintegratie. Een utopie realiseren heeft als prijs dat alle afwijkingen in het gareel moeten worden gedwongen. De vraag wie de controle heeft, gaat dan zwaar wegen. Maar juist diversiteit is altijd een belangrijke motor geweest voor de cultuur.’

In de film Up in the Air (2009) speelt George Clooney een reizende consultant die in hotels en op vliegvelden leeft, zonder spullen. Hij wil ongebonden zijn en is gelukkig.
‘Ook Sartre had dat ideaal van vrijheid. Hij woonde in een flat, gooide al zijn boeken weg en wilde vrije relaties hebben. Mensen zoeken gewichtloosheid, ze willen de grond loslaten. Grond zet je vast en laat je je beperktheid zien. Maar mensen kunnen toch niet zonder. Ook mensen die de hele dag op hun computerschermen financiële transacties uitvoeren, gaan ’s avonds weer naar huis en moeten naar de ouderavond van de school van hun dochtertje.’

Heb je vaste grond nodig voor liefde? Dat is – uiteraard – ook waar Clooney tegenaan loopt.
‘Als je verliefd bent, wil je allereerst een plekje om met z’n tweeën te kunnen zijn. Liefde is een fysieke binding met de ander. Daar gaat ook Kundera’s De ondraaglijke lichtheid van het bestaan over. De hoofdpersoon wil een wervelend, licht leven. Maar als hij aan het eind is kaltgestellt door de communisten, wil hij alleen nog maar een boerderijtje, om daar met zijn vriendin te kunnen wonen. Die tweeledigheid zit in het menselijk bestaan. Dat is wat ik steeds benadruk in mijn boek.’

 

Dus enerzijds hebben we vaste grond nodig, de natuur, een gemeenschap om bij te horen…
‘En anderzijds zoeken we altijd weer grenzen op en willen we gewichtloosheid. De paradox is dat wij op onze reizen juist vaak volken en culturen opzoeken die eenvoudig, concreet en dicht bij de grond leven. Gilles Deleuze beschrijft mooi dat de mens ten diepste nog steeds een zwervende geest is. We hebben vrijheid nodig om associatief en intuïtief te denken, de bron van alle creativiteit. Eigenlijk zijn wij nog steeds nomaden, schrijft hij, maar de staat eist discipline van ons. Nomaden zijn anarchistisch, trots en autonoom; de staat is hiërarchisch en heeft volgzame burgers nodig. Dat beeld van Deleuze ademt helemaal de jaren zestig. Toch voel ik wel sympathie voor zijn pleidooi voor “rizoommatig” denken. Rizomen zijn wortelstokken die door de grond heen groeien, zodat de plant zich, zoals gras, op een flexibele manier over de grond verspreidt. Ook nomaden hebben grond nodig, vooral om over te bewegen. Nomaden reizen van put naar put, niet omdat die put hun doel is, maar omdat die hun onderweg-zijn mogelijk maakt. Ook vrijheid kan niet zonder vastigheid; dynamiek kan niet zonder grond.’

III Stadsworteltjes

Onze magen beginnen gewichtloos te worden, en daarom besluiten we ons werkgebied te verleggen naar een pannenkoekhuis, midden op een plein waar we alle culturen aan ons voorbij kunnen zien trekken. Dit is ons voorland. Uit het raam kijken we zo de Koopgoot in. Een reclamebord kondigt een multicultureel festival aan. Rotterdam herbergt nog meer nationaliteiten dan New York. Zelfs de oud-Hollandse pannenkoeken en lokale uitsmijters worden geserveerd door een Poolse dame.

‘Het centrum van Rotterdam is eigenlijk heel lelijk. Maar wel spannend lelijk. Veel mooier dan een naoorlogse wijk zoals Alexanderpolder, die helemaal niets met het verleden te maken heeft. Alles is functioneel gebouwd, alles lijkt daar op elkaar. Wanneer ruimte alleen nog functionalistisch is, alleen bedoeld om efficiënt te kunnen werken, verliest het persoonlijk leven zijn kleur en diversiteit. Heidegger waarschuwde al, na de oorlog: voordat we bouwen, moeten we leren wat wonen is. Wat hem betreft was dat een verstandhouding met enerzijds de hemel, het hogere, de kunst en de goden, en anderzijds de aarde, de natuur. Hij heeft op een bepaalde manier gelijk. Ik wil niet kiezen tussen dynamiek en geworteldheid. Als je een van beide loslaat, krijg je of een wereld die volledig losgezongen is van de ondergrond, of een benauwend provincialisme.’
 
Had Heidegger in Rotterdam kunnen wonen?
‘Nee, want in de stad kun je de sterrenhemel niet zien, zei hij. Ik ben het niet met hem eens. Ik zie wel sterren, en bovendien heb ik hier cultuur en verbeelding. De verbeelding maakt een hoop goed. Natuurbeleving vind je ook in boeken, films, parken en de concertzaal. Bovendien kan ik er soms uit, de natuur in. Dat is essentieel.’

Wordt u blij als u hier beneden de Koopgoot in kijkt?
‘Ik kijk niet neer op shoppen. Maar als dat het enige is, zijn we wel blijven steken in het productie- en consumptieniveau waar Hannah Arendt voor waarschuwde. Zij onderscheidde een paar niveaus – allereerst de dagelijkse arbeid om in leven te blijven. Daarbovenuit steeg het ambachtswerk. Het hoogste vond zij het politieke niveau, het handelen en spreken in het publieke domein. De stadsmens is vervreemd geraakt van het werk op het land, zei ze. Toch is hij op het eerste niveau blijven steken, van productie en consumptie – maar dan zonder de bevrediging van de boerenarbeid. De economische levenssfeer eist alle ruimte op, waardoor de openbare grond verdwijnt.’

Bedoelt ze dat er geen gebieden meer bestaan die van iedereen zijn?
‘Ja, maar ook salons, cafés, media en alle plaatsen waar publieke ontmoeting en debat mogelijk zijn. Ja, ook de media zijn gemonopoliseerd. Vindt er bij Pauw en Witteman publiek debat plaats? Het programma is vooral bedoeld om leuke tv te maken. Deskundigen die niet spannend genoeg zijn, komen nauwelijks aan het woord. Waar is nog de publieke ruimte? Ik houd van de stad. Die heeft in elk geval gewerkt als emancipatiemachine. Homo’s en vrouwen hebben er hun rechten verworven. De concentratie van grote groepen mensen stimuleert individuele ontplooiing en brengt een levendige economie tot stand. Maar hoe ver moeten we gaan met individuele ontplooiing? Uiteindelijk kan die leiden tot een autistische samenleving, waar alleen het eigen belang nog telt.’
 
Maakt u zich zorgen?
‘Ja. Alles dreigt geürbaniseerd te worden. De natuur verdwijnt. De voedselproductie wordt steeds mondialer. Uiteindelijk moet dat wel tot een catastrofe leiden. Maar ik geloof niet dat de oplossing ligt in de tegenstelling stad versus natuur. Dat zijn allebei utopieën. Ik zou willen pleiten voor een groene stad. De aanpak van Transition Towns spreekt me wel aan. Dat is een internationaal netwerk van lokale werkgroepen die willen werken aan steden die minder afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen en schommelingen in de mondiale economie. Ze zijn heel praktisch bezig.’

Appelbomen planten en weer samen stadsworteltjes verbouwen. Groene en publieke ruimte ineen.
‘Ja, ik heb zelf ook een moestuin in de stad. En waarom niet een geveltuin op een kantoorgebouw? De stad kan ook een biotoop zijn voor dieren. In het algemeen geloof ik wel in trage activiteiten, zoals wandelen. Wat is er nu mooier dan een park? Daar ontmoet je bovendien mensen. Sommige mensen komen alleen natuur tegen in het tuincentrum. Vijftig procent van de tuinbezitters staat vijandig tegenover tuinieren. Kijk maar eens op Google Earth: allemaal tegels en vlonders wat je in die tuinen ziet. Als de stad groener wordt, hoeven we ook niet meer drie keer per jaar naar Bali te vliegen. Als je lekker hebt gefietst… Tsjonge, nu lijkt het net of papa vertelt. Maar het is toch waar? Je geest heeft toch groen en ruimte nodig? We kunnen niet leven in gewichtloosheid. Grond is de fysieke basis van ons bestaan en van ons denken.’