Home Wiskunde als fundament voor democratisch Europa

Wiskunde als fundament voor democratisch Europa

Door Johan van de Werken op 29 november 2012

08-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

Nederlandse europarlementariërs vinden dat Nederland onderbedeeld is als het gaat om het aantal zetels in het Europees Parlement. Volgens logicus Harrie de Swart wordt Nederland zowel in het Parlement als in de Europese ministerraad ‘gemangeld’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit najaar wordt – vanwege de toetreding van twaalf nieuwe lidstaten – een nieuwe zetelverdeling vastgesteld voor de Europese verkiezingen in 2009. Een aantal Nederlandse europarlementariërs willen dat Nederland de in het Verdrag van Nice (2001) afgesproken teruggang naar 25 zetels in het Europees Parlement herroept. Zij willen vasthouden aan het huidige aantal van 27 zetels en stellen dat het een ‘morele plicht’ is van de Nederlandse regering om zich hier hard voor te maken.
 
Voor hoogleraar logica en taalanalyse aan de Universiteit van Tilburg Harrie de Swart is het geen geheim dat de stemverhoudingen in de Europese ministerraad ‘wetenschappelijk gezien oneerlijk’ zijn. ‘De grote landen als Frankrijk en Duitsland hebben zich verhoudingsgewijs een veel groter stemgewicht toegeëigend dan middelgrote landen als Nederland, België, Spanje en Polen. Nu blijken ook nog eens de zetelverhoudingen in het Europees Parlement niet te kloppen. En dat terwijl onze regering zo prat gaat op haar onderhandelingsresultaten.’ Volgens De Swart zouden landen als Nederland, België en Spanje zich aan hebben moeten sluiten bij het recente Poolse protest tegen de stemverhoudingen in het nieuwe EU-verdrag, dat de Europese Grondwet moet vervangen. ‘Waar ik zo triest van word is de gedachte dat die Polen zo lastig zouden zijn. Polen heeft – op basis van wetenschappelijke argumenten – krachtig geprotesteerd tegen de oneerlijke verdeling van het stemgewicht. Als je het goed gaat bekijken heeft Nederland nog meer reden om te klagen dan Polen, maar het enige dat onze regering zegt is dat Polen niet zo dwars moet liggen. De Polen hebben groot gelijk. Sterker nog: landen als Nederland, België en Spanje zouden dit protest hebben moeten steunen.’
 
De Swart schetst zijn bedenkingen bij de wiskundige fundamenten van de Europese Unie. ‘Kijk naar het Amerikaanse Congres, dat bestaat uit de Senaat en het Huis van Afgevaardigden. De Senaat bestaat uit honderd zetels: twee voor elke staat. Dat is gebaseerd op het principe “één staat, één stem”. Iedere staat – groot of klein – heeft dezelfde invloed. Het Huis van Afgevaardigden is daarentegen vergelijkbaar met de Tweede Kamer of het Europees Parlement en is gebaseerd op het principe “één burger, één stem”. Volgens mij zou het verstandig geweest zijn als de Europese Unie haar grondvesten ook op die manier had vormgegeven. De ministerraad zou dan gebaseerd zijn op het principe “één lidstaat, één stem” en niet op het inwonersaantal van de lidstaat. Het onderliggende idee is dat de stem van iedere burger even zwaar moet wegen, of hij nu uit een groot land als Duitsland komt, of een minder groot land als Nederland of Luxemburg.’ Volgens De Swart kan dit ideaal enkel benaderd worden door de regel van Penrose [zie kader – JvdW] te hanteren: ‘Penrose maakt duidelijk dat dit principe alleen gerealiseerd kan worden als de macht van elk land evenredig is met de wortel van het aantal kiezers in dat land’.

Links, midden, rechts

Om het verschil tussen ‘macht’ en ‘(stem)gewicht’ van een land duidelijk te maken en aan te geven hoe cruciaal de winst of het verlies van een paar zetels kan zijn, geeft De Swart een voorbeeld: ‘Stel dat je in het Europees Parlement drie partijen hebt: Links, Midden en Rechts. Veronderstel dat Links en Rechts beiden 374 zetels hebben en de Middenpartij twee zetels: totaal 750 zetels. Omdat je nu eenmaal moet besluiten bij een meerderheid van stemmen, heeft Links altijd Midden óf Rechts nodig om een voorstel aan te nemen. Hetzelfde geldt voor Rechts: die partij heeft altijd Links óf Midden nodig voor een meerderheid. Het frappante is nu dat de kleine Middenpartij met slechts twee zetels ook altijd één van de partijen Links en Rechts nodig heeft voor een meerderheid. Dat betekent dat de macht gelijk is, ondanks het enorme verschil in zetels. In Nederland hebben we dit – in minder extreme vorm – gezien bij een kleine regeringspartij als D66 en zien we dit in het huidige kabinet bij de ChristenUnie.’

‘Vanaf de beginjaren van de EU tot het Verdrag van Nice (in 2001) werd het stemgewicht van de lidstaten in de ministerraad altijd na onderhandelingen vastgesteld. Landen als Duitsland en Frankrijk hadden toen precies twee keer zoveel stemgewicht als Nederland en België. Sinds de Europese Conventie (in 2003) is dit veranderd en moest het stemgewicht aan het aantal burgers worden opgehangen, wat ze in Penrose’ ogen niet goed hebben uitgevoerd. Met als gevolg dat de relatieve macht van de vier grootste lidstaten (Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië en Italië) groter is dan gerechtvaardigd door het “één burger, één stem”-principe. Dit geldt ook voor de zes kleinste lidstaten (Letland, Slovenië, Estland, Cyprus, Luxemburg en Malta). Middelgrote landen als Nederland, België, Polen en Spanje hebben sinds de Conventie in moeten leveren, vooral ten gunste van de grotere landen.’

‘Democratie en rechtvaardigheid gaan verder dan een paar wiskundige berekeningen, maar ze zijn in dit geval wel het fundament van een democratisch orgaan als de Europese Unie. Als de fundamenten van een huis niet stevig zijn, is de kans op instorten groot. Daarom is het fundamenteel mis dat Nederland te weinig stemgewicht heeft in de ministerraad: het belangrijkste besluitvormende orgaan in de EU. Bovendien worden wij kennelijk ook gemangeld in het Europees Parlement.’ 

De ‘regel van Penrose’

De ‘regel van Penrose’ is in 1946 ontwikkeld door de Britse psychiater en wiskundige Lionel Penrose. Toen kort na de Tweede Wereldoorlog de Verenigde Naties werden opgericht, stuitte men op de vraag hoe de stemverhoudingen zouden moeten zijn. Penrose kwam tot de conclusie dat elke burger van elk land slechts dan evenveel invloed kan uitoefenen op de beslissingen van de VN als de macht van een land in de VN niet evenredig is met het aantal burgers van dat land, maar met de wortel uit het aantal burgers.

Ter illustratie:
Als je het stemgewicht van Duitsland in de ministerraad baseert op 81 miljoen burgers en dat van Nederland op 16 miljoen burgers, is het stemgewicht van Duitsland ruim vijf keer zo zwaar. Als je het stemgewicht van Duitsland baseert op de wortel van 81 miljoen (9000) en dat van Nederland op de wortel van 16 miljoen (4000), is het stemgewicht van Duitsland slechts ruim twee keer zo zwaar.