Home Bert Keizer: De blik omlaag

Bert Keizer: De blik omlaag

Door Bert Keizer op 03 november 2014

Cover van 11-2013
11-2013 Filosofie magazine Lees het magazine

William Burroughs beschouwde taal als een buitenaards virus. Het was zijn manier om uitdrukking te geven aan een gevoel dat wij al duizenden jaren koesteren over onszelf: in vergelijking met alle levensvormen om ons heen zijn wij rare wezens. Er is iets in ons dat ergens anders vandaan komt. Het mooiste Bijbelboek, Genesis, is vanuit deze emotie geschreven. Het uitgangspunt daar is dat we ooit moeiteloos pasten in de familie van levende wezens, maar dat we ons buiten die kring geplaatst hebben door ons te vergrijpen aan de verboden vrucht: kennis, iets dat geen enkel ander dier heeft. Dit beginverhaal heeft ertoe geleid dat we duizenden jaren lang omhoog zijn blijven kijken om erachter te komen wie we zijn. Het antwoord zou op de een of andere manier uit God los te peuteren zijn, want Hij was het die deze absurde kermis aan het draaien zette.

We zijn opgehouden met omhoogkijken en richten nu de blik omlaag. In plaats van vruchteloze pogingen te doen om het geest-lichaamprobleem of het probleem van bewustzijn op te lossen door de geest te laten neerdalen op aarde zijn we begonnen langs de evolutionaire ladder omlaag te klimmen om daar beneden te gaan zoeken naar een eerste aanzet tot geestelijk leven. Misschien dat zo’n primitief voorstadium ons kan helpen iets te begrijpen van het stadium waar we nu in zitten.

Hoe primitief ook, er moet wel sprake zijn van waarnemen dat resulteert in een handeling. Ik hoorde eens iemand zeggen dat het landschap de rivier waarneemt, omdat er een geul ontstaat waarin het water kan stromen. Het was dichterlijk bedoeld. Maar we vinden juist dat het landschap helemaal niks ‘doet’ naar aanleiding van het stromende water. Pas als je een berg opzij zou zien springen bij de nadering van een waterstroom zou je zeggen dat het landschap iets waarneemt.

Marc van Duijn ging op zoek naar een minuscuul waarnemen en handelen door heel ver in de levensboom omlaag te klauteren naar de darmbacterie E. Coli. Hij promoveerde vorig jaar op een filosofisch proefschrift onder de titel The Biocognitive Spectrum, Biological Cognition as Variations on Sensorimotor Coordination. Hij beschrijft hierin hoe deze bacteriën waarnemen en vervolgens handelen. Als er onvoldoende voedingsstoffen in hun omgeving zijn, beginnen ze zich min of meer willekeurig te verplaatsen. En dat verplaatsen houdt op als ze aankomen op een plek waar ze wel voldoende eten treffen. ‘Honger’, ‘zoeken’, ‘eten’ – vooralsnog met aanhalingstekens. Het aardige is dat dit alles gebeurt zonder hersenen. Het brein staat in cognitieland even centraal als ooit de zon in het universum. Van Duijn kruipt echter mooi onder dit cerebrocentrisme door en komt terecht in een heel andere ruimte, waar we misschien een begin kunnen maken met een hernieuwde exploratie van de tergende vraag naar de zin en de aard van bewustzijn. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.