Arthur Eaton: ‘Verslaafde mensen zijn volledig in de ban geraakt van een object. Tot op zekere hoogte geldt dat voor ons allemaal. Iedereen wordt betoverd door de dingen om zich heen. Denk aan al die uren die we, of we nu willen of niet, doorbrengen op onze telefoon. Een onweerstaanbare drang zorgt ervoor dat we dat ding steeds willen oppakken – een kenmerk van veel verslavingen. Toch vinden we een telefoonverslaving geen taboe. Welke verslavingen we wel of geen taboe noemen, hangt af van de voorkeuren en verlangens die we collectief afwijzen. Vijftig jaar geleden was het bijvoorbeeld meer sociaal geaccepteerd om te roken dan tegenwoordig.
Arthur Eaton (1988) is filosoof, psycholoog en schrijver. Hij is aangesloten bij de Belgische School voor Jungiaanse psychoanalyse en heeft een psychoanalytische praktijk in Amsterdam. Hij schrijft onder andere voor NRC en De Groene Amsterdammer.
Het is nog maar de vraag of het taboe op verslaving terecht is. In feite zijn verslavingen niets meer dan sterke verlangens. Iedereen verlangt weleens naar een bepaald object. Dit heeft volgens de psychoanalyse te maken met het afweren van negatieve gevoelens: als we hevige emoties ervaren, zoeken we iets dat ons kan troosten. Verslaafde mensen doen dit ook. Het verschil is alleen dat zij zich onderwerpen aan hun troostobject, waardoor ze het object belangrijker maken dan zichzelf. Zo hoeven ze hun pijnlijke emoties niet te voelen.
Dat we sommige verslavingen in de doofpot stoppen, komt doordat verslavingen destructief gedrag kunnen voortbrengen. Dat schrikt ons af. Een stap in de goede richting om het stigma op verslavingen te doorbreken, is om ze te beschouwen als gewone verlangens die schadelijk zijn geworden. Op die manier zetten we een verslaving niet meer weg als iets totaal afwijkends van een normaal verlangen. De mens is nu eenmaal een smachtend wezen.’
