‘Wij willen de dichters van ons leven zijn, te beginnen met het kleinste en het meest alledaagse.’
Midden in het proces van mijn afstudeerscriptie over de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) werd mijn vader ziek. Voor de tweede keer in drie jaar kreeg hij een herseninfarct, waar tijdens de revalidatie nog een zware depressie overheen kwam. Het was geen makkelijke tijd, maar tot mijn verbazing vond ik veel steun bij mijn onderzoeksonderwerp. Nietzsche zoekt namelijk naar een antwoord op de vraag hoe je ja kunt zeggen tegen het leven, ondanks de ontberingen die het onvermijdelijk met zich meebrengt. Zoals de ziekte van mijn vader.
Het citaat over de ‘dichters van het leven’ komt uit het boek De vrolijke wetenschap. Daarin schrijft Nietzsche dat iedereen wat van kunstenaars kan leren, namelijk hoe je iets moois kunt maken van iets dat op zichzelf niet fraai is. Niets is van zichzelf mooi, zegt de besnorde filosoof, ook het leven niet. Maar als je van je leven een kunstwerk kunt maken, maak je het wel draaglijk. Dat betekent niet dat je geen tegenslag mag ervaren, altijd gelukkig hoeft te zijn of nooit mag falen. Maar als je ook de schoonheid van je ellende kunt inzien, wordt je leven vanzelf waardevol. Denk maar aan een goede film: zonder problemen die overwonnen moeten worden, is er niets aan. Maar als de personages het ondanks de tegenslag toch tot een goed einde weten te brengen, loop je met een goed gevoel de filmzaal uit.
Even tussendoor …
Meer lezen over Nietzsche en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Met Nietzsches gedachte over het leven als een kunstwerk kregen de vele bezoeken aan het ziekenhuis en de psychiatrische instelling en vervolgens de mantelzorg vanzelf een bepaalde schoonheid voor mij. Die instelling draag ik nog steeds met me mee. Leuk is het zeker niet altijd, maar alle momenten worden waardevol, ook de moeilijke.
De vrolijke wetenschap
Friedrich Nietzsche
vert. Hans Driessen
Boom
352 blz.
€ 29,90

