In een volle metro in New York lees ik de boodschap boven me: Don’t be someone’s subway story. Wees niemands verhaal, laat geen blijvende indruk achter. Iedereen lijkt zich aan de opdracht te houden. We negeren elkaar beleefd. Het dringt tot me door dat de intimiteit die eigen is aan de metropool – met miljoenen dicht op elkaar wonen, samen in de bus of metro als sardientjes in een blik – alleen dragelijk is bij gratie hiervan.
En inderdaad zou het samenleven niet haast onmogelijk worden in een wereld zonder onverschilligheid? Je zou ongetwijfeld aan huis gekluisterd moeten blijven als elke verontruste blik of snik in het openbaar je onmiddellijke reactie of inleving zou vereisen. Het is volgens mij de paradox van de onverschilligheid: de wereld zou niet werkbaar zijn zonder, maar tegelijk blijft daadwerkelijk onverschillig zijn een groot sociaal taboe.
Er is haast geen groter verwijt dan het verwijt van gevoelloosheid, schrijft de Vlaamse filosoof Patricia De Martelaere in haar essay Een tikkeltje minder menselijk. Door te voelen, tonen we onze betrokkenheid op de ander. ‘De stilzwijgende veronderstelling is dat een mens slechts door zijn emoties echt ‘mens’ is: de gevoelloze is de machine, de automaat, de kille berekenaar of zelfs de psychopaat.’
Ik vermoed dan ook dat het niet uit desinteresse is, maar eerder uit schaamte, dat we het nooit over de deugd van de onverschilligheid hebben.
In De metropool en het mentale leven (1903) beschrijft socioloog en filosoof Georg Simmel het innerlijke leven van mensen in de grote stad. Sinds de komst van de grote stad, schrijft hij, pleegt een overdaad aan prikkels roofbouw op onze zenuwen. De stedelijke mens ziet zich gedwongen – uit zelfbehoud – om onverschillig te worden. Dat wil zeggen: hij wordt onverschillig voor de vele verschillen die hij de hele dag waarneemt. Hij ziet ze wel, maar kent ze geen betekenis meer toe.
Even tussendoor… Meer shortreads lezen? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Hoewel Simmel het belang van de onverschilligheid inziet, het motief blijft egoïstisch. Maar zijn we niet soms juist onverschillig in het belang van de ander? Schrijver en journalist Vivian Gornick merkt op in haar memoires The odd woman and the city dat de harde omgangswijze van New Yorkers, die elkaar liever negeren dan begroeten, ook een daad van medemenselijkheid kan zijn. Ieder mens die decennialang in de grote stad leeft, ontdekt volgens haar wat Freud allang wist: ‘dat we onze eenzaamheid weliswaar verfoeien, maar tegelijk om onverklaarbare wijze weigeren om die op te geven’. Is eenzaamheid misschien het geschenk dat we de ander met onze onverschilligheid geven?
Hoeveel gedachten zijn er niet gevormd en hoeveel handelingen zijn er niet tot stand gebracht bij gratie van iemand anders onverschilligheid? Is afstand soms niet een groter cadeau aan de ander dan toenadering?
In de online rubriek ‘shortreads’ zoekt Filosofie Magazine elke week in een kort essay naar het antwoord op een alledaagse filosofische vraag.