Vriendschap is al sinds de Griekse Oudheid voer voor filosofen. Aristoteles vond bijvoorbeeld dat echte vriendschap meer vereist dan het samen leuk hebben, leest de Duitse levenskunstfilosoof Wilhelm Schmid in zijn Ethica Nicomachea.
De vluchtigste vriendschap is in zijn ogen die welke vanwege de wederzijdse lustwinst wordt gesloten: de ‘lustvriendschap’. Heeft dit iets met vriendschap van doen? Je noemt het in elk geval zo, hebt het vooral als je jong bent over ‘vriend’ en ‘vriendin’, en dat kan ook bijna niet anders: je zoekt en vindt gemeenschappelijke aangename ervaringen, probeert in die zin ‘vrienden te maken’, lol te hebben met elkaar en dingen te ervaren waar je over en weer lust aan beleeft.
Ware vriendschap is vriendschap met iemand omwille van wie de ander is. In zo’n vriendschap mogen ook nare momenten er zijn:
Gezamenlijk begeven de [ware] vrienden zich op weg naar een mooi en vervuld leven. Het gaat echter om een geluk dat niet uit een eindeloze opeenvolging van geluksmomenten bestaat, zoals dat bij het moderne begrip – of beter wanbegrip – van geluk maatgevend is, maar om een geluk dat ook nog het ongelukkig-zijn en het te boven komen van ongeluk omvat. Gezamenlijk ervaren de vrienden een grotere rijkdom in het leven dan ieder voor zich – een rijkdom die zowel aangename als onaangename kanten kan bevatten, want het zou dwaas zijn alleen op aangename wijze vervuld te willen zijn: dat is slechts de weg van de lustvriendschap.